Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4783

Datum uitspraak2008-11-19
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/850560-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich, na het nuttigen van een enorme hoeveelheid drank, samen met de medeverdachte, naar het centrum van Nederweert begeven, waar zij meerdere personenauto's onder meer door deze in brand te steken hebben beschadigd (artikel 350 WvS). Verdachte wordt vrijgesproken van medeplegen van brandstichting aan een caravan (artikel 157 WvS), omdat daarbij geen sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking. Bij het daarna in brand steken een personenauto is wel sprake van medeplegen, omdat verdachte zich ervan bewust moet zijn geweest dat medeverdachte, nadat laatstgenoemde eerder die nacht een personenauto op identieke wijze en vervolgens een caravan in brand had gestoken, ook deze personenauto in brand zou steken. Verdachte heeft geen uitvoeringshandelingen verricht, maar zich niet gedistantieerd en willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat medeverdachte de auto zou vernielen door een ruit te breken en de auto in brand te steken.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/850560-08 Uitspraak d.d. : 19 november 2008 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [achternaam] voornamen : [voornamen] geboren op : [geboortedatum] adres : [adres] plaats : [woonplaats] thans gedetineerd in [detentieadres] 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 november 2008. 2. De tenlastelegging De verdachte staat terecht ter zake dat: 1. hij in of omstreeks de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 in de gemeente Nederweert, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Toyota Starlet), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader, heeft vernield of beschadigd, bestaande uit het stuk slaan van een ruit en het (vervolgens) in brand steken van de (stoel)bekleding van die personenauto, ten gevolge waarvan die personenauto geheel of gedeeltelijk is uitgebrand; Art. 350 van het Wetboek van Strafrecht. 2. hij in of omstreeks de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 in de gemeente Nederweert, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in of aan een caravan, immers hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader toen aldaar opzettelijk met een aansteker een plastic dan wel kunststof raampje van die caravan in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met dat plastic dan wel kunststof raampje, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die caravan, alsmede de garage en de bijkeuken van een aan de [adres] gelegen woning, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de zich in die caravan en/of die garage en/of die bijkeuken en/of die woning bevindende goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die woning bevindende personen, te duchten was; Art. 157 van het Wetboek van Strafrecht. 3. hij in of omstreeks de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 in de gemeente Nederweert, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Opel Corsa), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield of beschadigd, bestaande uit het stuk slaan van een ruit en het (vervolgens) in brand steken van de (stoel)bekleding van die personenauto, ten gevolge waarvan die personenauto geheel of gedeeltelijk is uitgebrand; Art. 350 van het Wetboek van Strafrecht. 4. hij in of omstreeks de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 te Nederweert tezamen en in vereniging met [medeverdachte], althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Suzuki Wagon R1.2), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield of beschadigd, bestaande uit het stukslaan van drie, in elk geval een aantal ruiten van die personenauto; Art. 350 van het Wetboek van Strafrecht. 5. hij in of omstreeks de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 in de gemeente Nederweert, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een slot van een portier van een brommobiel (Ligier), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield of beschadigd of onbruikbaar gemaakt, bestaande uit het openbreken van het slot van dat portier; Art. 350 van het Wetboek van Strafrecht. 6. hij in of omstreeks de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 in de gemeente Nederweert tezamen en in vereniging met [medeverdachte], althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Seat), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, heeft vernield of beschadigd, bestaande uit het met een aansteker, in elk geval met open vuur de dop van de benzinetank van die personenauto in brand steken; Art. 350 van het Wetboek van Strafrecht. 7. hij in of omstreeks de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 in de gemeente Nederweert ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met [medeverdachte], althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfsauto (Mercedes Benz) weg te nemen enig goed van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6]., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader en zich daarbij de toegang tot die bedrijfsauto te verschaffen of die/dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met dat oogmerk een slot van een deur van die bedrijfsauto hebben/heeft geforceerd althans open gebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Art. 311 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht. Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewijsoverwegingen 7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 5 november 2008 gevorderd dat hetgeen onder 1 tot en met 7 aan verdachte is ten laste gelegd, zal worden bewezen verklaard. De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat bij alle ten laste gelegde feiten van medeplegen sprake is geweest. Naar de mening van de officier van justitie kan van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) bij het plegen van de vernielingen en de brandstichting worden gesproken nu beiden op pad zijn gegaan nadat een zekere [naam] bij het JOP had gezegd dat hij een autoradio nodig had. Verdachte heeft thuis een baco-sleutel gehaald en deze aan [medeverdachte] gegeven, waarna beiden zich richting het centrum van Nederweert hebben begeven. Alvorens de op de tenlastelegging vermelde voertuigen zijn vernield heeft [medeverdachte] geprobeerd de tankdop van een Audi 80 die op de Kerkstraat in Nederweert stond, aan te steken. Daarna heeft [medeverdachte] een ruit van een Toyota Starlet stukgeslagen en de stoelbekleding van die personenauto in brand gestoken (feit 1 op de tenlastelegging). Vervolgens heeft [medeverdachte] de caravan aan de [adres] in brand gestoken en daarna nog een Opel Corsa, een Suzuki Wagon, een brommobiel Ligier, een Seat en een Mercedes Benz vernield. Met uitzondering van de vernieling aan de Seat heeft verdachte met betrekking tot genoemde strafbare feiten weliswaar geen uitvoeringshandelingen verricht, maar hij heeft zich op geen enkel moment van de door [medeverdachte] gepleegde vernielingen en brandstichting gedistantieerd. Gelet op het gezamenlijke criminele voornemen, waarmee beiden op pad zijn gegaan en de omstandigheid dat verdachte zich in de bewuste nacht op geen enkel moment van het plegen van de feiten door [medeverdachte] heeft gedistantieerd, is naar de mening van de officier van justitie ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten aan de voorwaarden om van strafbaar medeplegen te kunnen spreken, voldaan. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat met betrekking tot de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en (medeverdachte) geen sprake geweest. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte bij het plegen van deze feiten door [medeverdachte] alleen passief aanwezig is geweest en dat verdachte niet het (voorwaardelijk) opzet had op het (mede)plegen van deze feiten. Dit geldt in de visie van de raadsman in het bijzonder voor de brandstichting aan de caravan nu van enig vooropgezet plan om brand te stichten niet is gebleken. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat het enkele zich niet distantiëren volgens de geldende jurisprudentie onvoldoende is om de voor medeplegen vereiste bewuste nauwe samenwerking op te kunnen leveren. Nu verdachte met betrekking tot deze feiten geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, is van plegen geen sprake en zijn rol is ook niet dusdanig geweest dat van medeplegen kan worden gesproken. Naar de mening van de raadsman dient verdachte derhalve van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten te worden vrijgesproken. Met betrekking tot de onder 5 tot en met 7 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank. 7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft bij de behandeling ter terechtzitting en bij de politie verklaard dat hij en [medeverdachte], nadat zij bij het JOP een grote hoeveelheid bier en sterke drank hadden gedronken, gezamenlijk naar het centrum van Nederweert zijn gelopen om daar een autoradio te regelen voor een zekere [naam]. In verband met dit voornemen heeft verdachte thuis een baco opgehaald, die hij aan [medeverdachte] heeft gegeven. [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij de caravan niet heeft opengebroken, maar dat hij de vlam van zijn aansteker tegen de achterruit van de caravan heeft gehouden, waardoor de caravan volledig is uitgebrand. Verdachte stond op dat moment zo’n 20 à 30 meter verderop en kon niet zien waar [medeverdachte] mee bezig was. Niet is gebleken van enig vooropgezet plan bij beiden om brand te stichten. Verder staat vast dat verdachte geen uitvoeringshandeling heeft verricht en evenmin is komen vast te staan dat verdachte erop bedacht moest zijn dat [medeverdachte] brand zou stichten aan de caravan en dat hij, verdachte, daarmee zou hebben ingestemd. Naar het oordeel van de rechtbank is de rol, die verdachte bij de brandstichting door [medeverdachte] heeft gespeeld, niet dusdanig geweest dat van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] zoals voor medeplegen vereist, sprake is geweest. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte van het (mede)plegen van het onder 2 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. 7.3 Bewijsmiddelen en oordeel van de rechtbank De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering (rechtsonder doorgenummerd 1 tot en met 236 van print van scan 15.09.2008 van origineel) van het in de wettelijke vorm door de Regiopolitie Limburg-Noord, District Midden-Limburg, Basiseenheid Leudal/Maasgouw opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL233E/08-004447, gedateerd 5 september 2008 en de daarbij behorende bijlagen. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit. Door [slachtoffer 7] is op 13 juni 2008 aangifte gedaan nadat zij had bemerkt dat haar personenauto, merk Toyota Starlet in de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 nagenoeg geheel was uitgebrand. De auto stond geparkeerd op de parkeerplaats aan de Loverstraat in Nederweert. Medeverdachte [medeverdachte] verklaart bij de politie dat hij met zijn vest een ruit van de Toyota heeft ingeslagen en daarna een aansteker tegen de zitting heeft gehouden. Na ongeveer één minuut is hij weggelopen. Verdachte heeft ter zake bij de politie verklaard dat hij heeft gezien dat [medeverdachte] naar de Toyota liep. Hij hoorde vervolgens een harde klap en zag dat [medeverdachte] met een aansteker de stoffen zitting van de auto in brand aan het steken was. Verdachte zat ondertussen aan de overzijde in het bushokje en draaide een jointje. [medeverdachte] kwam naar hem toegelopen en verdachte zag dat het helder en donker werd, net als de vlam van een kaars. Gelet op de hiervoor vermelde bekennende verklaring van medeverdachte bij de politie en de door verdachte afgelegde verklaring bij de politie (voetnoot 3 en 4) is de rechtbank van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] genoemde personenauto opzettelijk en wederrechtelijk heeft beschadigd door het stukslaan van de ruit. Naar het oordeel van de rechtbank is daarbij sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] nu de gepleegde vernieling past in de (stilzwijgende) afspraak die zij hadden gemaakt om op zoek te gaan naar een autoradio, met welk doel verdachte thuis een bacosleutel had opgehaald. Verder heeft verdachte bij de behandeling ter terechtzitting desgevraagd bevestigd dat [medeverdachte] daarvóór al een Audi 80 op de Kerkstraat in Nederweert had beschadigd. Het was verdachte in ieder geval op dat moment duidelijk dat de zoektocht naar een autoradio gepaard ging met het toebrengen van vernielingen. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank niet voor het vervolgens in brand steken van die auto door [medeverdachte]. De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het oordeel dat verdachte zich bij deze auto er (al) van bewust moet zijn geweest dat [medeverdachte] in hun zoektocht naar een autoradio niet alleen een ruit van die auto zou beschadigen, maar vervolgens ook die auto in brand zou steken. De rechtbank is derhalve van oordeel dat van een bewuste en nauwe samenwerking ten aanzien van het in brand steken van de Toyota door [medeverdachte] geen sprake is geweest, althans dat daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is en zij zal verdachte in zoverre, partieel, van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken. Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit. Door [slachtoffer 2] is op 13 juni 2008 aangifte gedaan van vernieling en brandstichting, in de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 gepleegd aan zijn Opel Corsa die op de Eikenstraat in Nederweert geparkeerd stond. Door de brand is de personenauto aan de zijkant en de binnenkant verbrand. Verdachte heeft ter zake bij de politie verklaard dat hij met [medeverdachte] naar de Eikenstraat is gelopen, waar de Opel Corsa stond. Hij heeft toen gezien dat [medeverdachte] de ruit heeft ingeslagen en de bank van die auto in brand heeft gestoken. Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie in eerste instantie verklaard dat hij zich deze auto niet kon herinneren. Geconfronteerd met de verklaring van verdachte en het feit dat zijn DNA op deze auto is gevonden, heeft [medeverdachte] verklaard dat hij het moet zijn geweest die deze auto heeft vernield. Hij verklaart vervolgens nog dat hij de ruit met de baco moet hebben ingeslagen en dat hij deze auto op dezelfde wijze heeft aangestoken als de auto op de parkeerplaats van het politiebureau. Uit technisch onderzoek uitgevoerd door het Nederlands Forensisch Instituut is gebleken dat het op de tankklep van de Opel Corsa (ST-SF-10) aangetroffen bloed matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte]. Gelet op voormelde verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (voetnoot 8 en 9), de aangifte van [slachtoffer 2] (voetnoot 7), alsmede het proces-verbaal van technisch onderzoek (voetnoot 10) is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] opzettelijk en wederrechtelijk de Opel Corsa heeft beschadigd door een ruit in te slaan en de stoelbekleding van die auto in brand te steken, waardoor deze gedeeltelijk is uitgebrand. Naar het oordeel van de rechtbank is, onder verwijzing naar de overweging over medeplegen bij feit 1, bij het plegen van dit feit sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte]. Weliswaar is verdachte ook hier slechts passief aanwezig geweest en was geen sprake van een gezamenlijk voornemen gericht op brandstichting aan die auto, maar verdachte moet zich ervan bewust zijn geweest dat [medeverdachte], nadat deze eerder die nacht de Toyota Starlet op identieke wijze in brand had gezet en vervolgens een caravan in brand had gestoken, ook de Opel Corsa in brand zou kunnen steken. Door zich niet van het plegen van deze feiten door [medeverdachte] te distantiëren, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [medeverdachte] ook de Opel zou vernielen door een ruit te breken en de auto in brand te steken. Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde feit. Door [slachtoffer 3] is op 13 juni 2008 aangifte gedaan van vernieling van zijn Suzuki Wagon in de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008. Bij genoemde auto die die nacht in de Acaciastraat te Nederweert stond geparkeerd, is de ruit van het bestuurdersportier, de ruit van het linkerachterportier en het kleinere ruitje links achter vernield. Verdachte heeft ter zake bij de politie verklaard dat hij heeft gezien dat [medeverdachte] een ruit van die auto heeft vernield en wat in de auto heeft rondgesnuffeld. [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat het best zou kunnen dat hij de ruiten van deze auto heeft vernield, maar dat hij zich niet meer kan herinneren hoe hij dat gedaan heeft. Uit technisch onderzoek uitgevoerd door het Nederlands Forensisch Instituut is gebleken dat het aan de binnen- en buitenzijde van het portier van de Suzuki Wagon (ZJ-VB-65) aangetroffen bloed matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte]. Gelet op voormelde verklaringen van verdachte en [medeverdachte] (voetnoot 12 en 13), de aangifte van [slachtoffer 3] (voetnoot 11), alsmede het proces-verbaal van technisch onderzoek (voetnoot 14) acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] de Suzuki Wagon opzettelijk en wederrechtelijk heeft beschadigd door drie ruiten van die auto in te slaan. De rechtbank verwijst hiervoor naar de overweging over het medeplegen bij feit 1. Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde feit. Door [slachtoffer 4] is op 13 juni 2008 aangifte gedaan van vernieling van haar brommobiel Ligier in de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008. Het voertuig stond die nacht op de parkeerplaats van de Acaciastraat te Nederweert. Bij genoemd voertuig is het slot van het rechterportier vernield en de lak eromheen beschadigd. [medeverdachte] heeft ter zake bij de politie verklaard dat hij het slot van de brommobiel met de baco heeft geforceerd. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij heeft gezien dat [medeverdachte] aan de rechterzijde van de brommobiel bezig was en dat hij breekgeluiden hoorde bij het rechter voorportier. Gelet op voormelde aangifte (voetnoot 15) en de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (voetnoten 16 en 17) acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] het slot van het rechter portier van de brommobiel Ligier opzettelijk en wederrechtelijk heeft vernield door dit slot open te breken. De vernieling past in het vooropgezet plan van verdachte en [medeverdachte] om een autoradio te halen en is door [medeverdachte] uitgevoerd met de baco van verdachte (zie hiervoor mede de overweging bij feit 1). Met betrekking tot het onder 6 ten laste gelegde feit. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie , de aangifte van [slachtoffer 5] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] bij de politie acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna in de bewezenverklaring is aangegeven. Met betrekking tot het onder 7 ten laste gelegde feit. Op 30 juli 2008 is door [slachtoffer 8] aangifte gedaan van poging tot inbraak in een witte bestelauto Mercedes-Benz, gepleegd in de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008. Bij de bestelauto die op de parkeerplaats bij de Bengele te Nederweert stond, is de deurgreep achter geforceerd, waardoor het slot is beschadigd, en het linker achterlampje vernield. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij heeft gezien dat medeverdachte [medeverdachte] naar de witte bedrijfsbus toeliep met de bacosleutel in zijn hand. [medeverdachte] zei:”Kom we gaan naar de bus, even kijken”. Verdachte zag vervolgens dat hij, [medeverdachte], met de baco de achterdeuren van de witte bus probeerde te openen. Plotseling ging er een luid alarm af, afkomstig van de bus, waarna beiden zijn weggerend. Medeverdachteheeft ter zake bij de politie verklaard dat hij geprobeerd heeft om met de baco de witte bus aan de achterzijde open te breken, hetgeen niet gelukt is. Op het moment dat hij aan de achterzijde bij de deuren aan het breken was, ging een luid alarm af. Hij en verdachte zijn toen weggerend. Gelet op voormelde aangifte (voetnoot 21) en de verklaringen van verdachte en medeverdachte (voetnoten 22 en 23) acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft geprobeerd in te breken in de bestelauto met het oogmerk om daaruit enig goed van hun gading weg te nemen. De poging tot diefstal door middel van braak past in het vooropgezet plan van verdachte en [medeverdachte] om een autoradio te halen en is door [medeverdachte] uitgevoerd met de baco van verdachte. Er is derhalve sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking. 7.4 Bewezenverklaring Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 en sub 3 tot en met 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij in de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 in de gemeente Nederweert, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Toyota Starlet), toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft beschadigd, bestaande uit het stuk slaan van een ruit van die personenauto; 3. hij in de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 in de gemeente Nederweert, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Opel Corsa), toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft beschadigd, bestaande uit het stuk slaan van een ruit en het vervolgens in brand steken van de stoelbekleding van die personenauto, ten gevolge waarvan die personenauto gedeeltelijk is uitgebrand; 4. hij in de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 te Nederweert tezamen en in vereniging met [medeverdachte], opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Suzuki Wagon R1.2), toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft beschadigd, bestaande uit het stukslaan van drie ruiten van die personenauto; 5. hij in of de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 in de gemeente Nederweert, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], opzettelijk en wederrechtelijk een slot van een portier van een brommobiel (Ligier), toebehorende aan [slachtoffer 4], heeft vernield, bestaande uit het openbreken van het slot van dat portier; 6. hij in de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 in de gemeente Nederweert tezamen en in vereniging met [medeverdachte], opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Seat), toebehorende aan [slachtoffer 5], heeft beschadigd, bestaande uit het met een aansteker, de dop van de benzinetank van die personenauto in brand steken; 7. hij in de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 in de gemeente Nederweert ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met [medeverdachte], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfsauto (Mercedes Benz) weg te nemen enig goed van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 6]., en zich daarbij de toegang tot die bedrijfsauto te verschaffen door middel van braak, met dat oogmerk een slot van een deur van die bedrijfsauto hebben geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Kwalificatie van het bewezenverklaarde Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven: Ten aanzien van feit 1 en feit 3 tot en met 6: medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort beschadigen; Ten aanzien van feit 7: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. De misdrijven sub 1 en sub 3 tot en met 6 zijn strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. Het misdrijf sub 7 is strafbaar gesteld bij de artikel 311, juncto artikel 310 en 45 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De strafbaarheid van verdachte Door de Forensisch Psychiater Prof. Dr. C.E.P. Dillen, verbonden aan de Vrije Universiteit van Brussel, is omtrent de geestvermogens van verdachte op 11 september 2008 een rapportage uitgebracht. De deskundige Dillen komt niet tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Op grond van de bij verdachte vastgestelde stoornissen (kenmerken van antisociale persoonlijkheidsstoornis) en persoonlijkheidskenmerken (afhankelijkheid van alcohol, cannabis en amfetamines), alsmede het gegeven dat betrokkene had moeten voorzien dat middelengebruik zijn gedragingen kon verstoren, kan, volgens de deskundige, maximaal van een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid gesproken worden. Daarnaast maakt de deskundige gewag van een laagnormale, tot mogelijke zwakbegaafdheid bij verdachte, die ook maakt dat verdachte minder gaat stilstaan bij de gevolgen van zijn daden. Op basis van de conclusies van de deskundige Dillen stelt de rechtbank vast dat de verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 10. De straffen en/of maatregelen 10.1 De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 5 november 2008 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 30 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact ook indien dat inhoudt ambulante behandeling bij een door de reclassering aan te wijzen instantie. 10.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat hij de eis van de officier van justitie in de eerste plaats te hoog vindt gelet op de gevraagde vrijspraak voor de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten. Verder is de raadsman van mening dat de eis van de officier van justitie, die voor beide verdachten gelijk is, geen recht doet aan de feitelijke situatie nu zijn cliënt een ondergeschikte rol heeft gehad in vergelijking met de rol van medeverdachte . Verder doet deze eis volgens de raadsman onvoldoende recht aan de persoonlijke omstandigheden van zijn cliënt. De raadsman zou zich kunnen vinden in het opleggen van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde (ambulante) behandeling bij Paschalis, zoals in het rapport van de Reclassering van 4 november 2008 is geadviseerd. 10.3 De overwegingen van de rechtbank Verdachte heeft zich, na het nuttigen van een enorme hoeveelheid drank, samen met medeverdachte naar het centrum van Nederweert begeven, waar zij - kennelijk - op zoek naar een autoradio in de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 meerdere personenauto’s onder meer door deze in brand te steken, hebben beschadigd. Medeverdachte heeft daarbij een hoofdrol vervuld en heeft zich naast het plegen van vernielingen actief schuldig gemaakt aan brandstichting. Verdachte heeft zich op geen enkel moment die nacht van het optreden van [medeverdachte] gedistantieerd en is ook mee blijven doen nadat hij wist dat [medeverdachte] niet meer enkel een autoradio wilde stelen maar ook auto’s in brand stak. Bij één van die auto’s heeft verdachte zelf actief geprobeerd de tankdop van die auto in brand te steken. Door de in het centrum van Nederweert gepleegde vernielingen en autobranden is grote onrust ontstaan bij de slachtoffers en de buurtbewoners en is behoorlijke schade aangericht. Blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is verdachte reeds eerder ter zake van strafbare feiten veroordeeld. De rechtbank houdt er ten voordele van verdachte rekening mee dat sprake is van een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid ten tijde van het plegen van de strafbare feiten en dat hij ter terechtzitting blijk ervan heeft gegeven spijt te hebben van het gebeurde en in te zien dat hij voor zijn verslavingsproblematiek behandeld moet worden. Verdachte heeft op eigen initiatief al een klinische weg ingeslagen en uit de rapportage van de Reclassering blijkt dat Verslavingskliniek Paschalis te Venray bereid is tot opname over te gaan. Een voorlopige opnamedatum staat gepland voor 28 november 2008 en gezien de motivatie van verdachte voor deze behandeling adviseert de Reclassering om deze behandeling als bijzondere voorwaarde te verbinden aan een op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf voor de duur van 179 dagen, onder aftrek van de tijd in voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Met het opleggen van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf wordt de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank zal daarbij tevens als bijzondere voorwaarde stellen dat de verdachte zich gedurende maximaal de periode van de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de GGZ Groep Noord- en Midden-Limburg, Justitiële Verslavingszorg Limburg, -ook als dat inhoudt een opname en behandeling bij Verslavingskliniek Paschalis gedurende maximaal de periode van de proeftijd, waarbij verdachte zich heeft te houden aan de aanwijzingen van de behandelaars-, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan die instelling aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde. Gelet op de in voorarrest tot en met de datum van deze uitspraak doorgebrachte tijd zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden opheffen en de onmiddellijke invrijheidsstelling van verdachte gelasten. 10.7 De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 9], wonende [adres], heeft mede namens zijn echtgenote een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 2 ten laste gelegde feit geleden immateriële schade en deze schade gesteld op een bedrag van € 5.000,--. Aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard. 11. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 47, 57, 310, 311, 350. BESLISSING De rechtbank: verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tot en met 7 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 179 dagen; beveelt dat van deze gevangenisstraf 60 dagen niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende maximaal de periode van de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de GGZ Groep Noord- en Midden-Limburg, Justitiële Verslavingszorg Limburg, -ook als dat inhoudt een opname en behandeling bij Verslavingskliniek Paschalis gedurende maximaal de periode van de proeftijd, waarbij verdachte zich heeft te houden aan de aanwijzingen van de behandelaars-, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan die instelling aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde; heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden en gelast de onmiddellijke invrijheidsstelling van verdachte; verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 9] , wonende [adres], niet-ontvankelijk in haar vordering, aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt, waarvoor verdachte niet wordt veroordeeld. Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, E.A.M. van Oorschot en N.H.W. Montulet-van der Meer, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Timmers als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 19 november 2008. Mr. E.A.M. van Oorschot en mr. N.H.W. Montulet-van der Meer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.