
Jurisprudentie
BG4843
Datum uitspraak2008-09-18
Datum gepubliceerd2008-11-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200260206
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200260206
Statusgepubliceerd
Indicatie
- verwonding persoon dmv een noodseinpijl, waardoor deze ernstig letsel heeft bekomen, voorafgaande aan een risicowedstrijd tussen Feijenoord en Ajax op 17 april 2005
- bewijsoverweging over afsteken van noodseinpijl temidden van omstanders
- straf: gevangenisstraf 180 dagen waarvan 100 voorwaardelijk
Uitspraak
Rolnummer: 22-002602-06
Parketnummer: 10-691170-05
Datum uitspraak: 18 september 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 19 april 2006 in de
strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg
van 10 augustus 2005 en 5 april 2006 en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
4 september 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting
in hoger beroep op vordering van de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging is een kopie in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken. Voorts is de verdachte ter zake van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Tevens is een beslissing genomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van
een schadevergoedingsmaatregel, een en ander als nader
in het vonnis vermeld.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest
deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover
artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die
als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
De verdachte heeft bij de politie op 27 april 2005 verklaard dat hij het noodseinmiddel (verdachte spreekt over een “lichtkaars”) “schuin in de lucht” heeft afgestoken. Ook bij de rechter-commissaris (verklaring van 29 april 2005) heeft de verdachte verklaard dat hij het noodseinmiddel “schuin omhoog” heeft afgestoken, dat hij voor het afschieten heeft gekeken of er in de richting waarin hij schoot geen mensen stonden en dat er tijdens het ontsteken iets niet goed is gegaan, waardoor de “lichtkaars” van baan is veranderd.
Voorts heeft de verdachte zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als in hoger beroep verklaard dat hij de noodseinraket heeft gekregen van een stuurman van een zeeschip, die hem uitleg heeft gegeven over de wijze waarop de raket – overeenkomstig de gebruiksaanwijzing afgebeeld op het omhulsel van de raket – moest worden ontstoken.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat de in het dossier aanwezige dummy van een noodseinraket erg veel lijkt op de noodseinraket die hij had.
Op het omhulsel van de noodseinraket is in vier niet Nederlandse talen te lezen dat de raket alleen op zee
en in noodgevallen mag worden gebruikt. Daarnaast blijkt uit de op het omhulsel van de noodseinraket weergegeven gebruiksaanwijzing en de daarbij behorende afbeeldingen, dat de raket bij het afsteken recht omhoog in de lucht dient te worden gehouden.
Uit een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 11 juli 2005 blijkt dat de in de noodseinraket aanwezige koker met ladingen, mensen en voorwerpen die zich in de omgeving (tot op enkele honderden meters) bevinden, met hoge snelheid zal kunnen raken wanneer de noodseinraket niet op de juiste wijze – te weten verticaal – wordt ontstoken. Bij het treffen van een mens treedt hoogstwaarschijnlijk ernstig tot dodelijk letsel op.
In een rapport van het NFI d.d. 15 november 2007, wordt door de deskundige geconcludeerd dat de noodseinraket zich op het moment van afvuren waarschijnlijk meer in horizontale dan in verticale richting heeft bevonden
en dat het zichtbare deel van de vlucht van de noodseinraket tamelijk vlak was en licht dalend.
Het hof acht op grond van het vorenstaande voldoende aannemelijk geworden dat de verdachte de noodseinpijl
op het moment van afschieten niet omhoog heeft gericht, maar meer horizontaal heeft gehouden.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte door
het afsteken van een zeer gevaarlijke noodseinraket temidden van omstanders grovelijk onvoorzichtig gehandeld, temeer nu hij die volgens zijn eigen verklaring niet – overeenkomstig de gebruiksaanwijzing – loodrecht, maar schuin omhoog heeft afgestoken, nota bene terwijl het gebruik daarvan uitsluitend bedoeld was voor noodsituaties op zee. Het hof gaat ervan uit dat de verdachte dit wist, nu hij aan de hand van de gebruiksaanwijzing uitleg heeft gekregen over een
en ander.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte
is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en
ter zake van het onder 1 primair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft voorafgaande aan een risicowedstrijd tussen Feijenoord en Ajax op 17 april 2005 grovelijk onvoorzichtig gehandeld door temidden van vele omstanders een noodseinraket af te schieten. De noodseinraket is met grote snelheid in het gezicht van het slachtoffer terechtgekomen, die op geringe afstand van de verdachte stond. Het slachtoffer heeft hierdoor onder meer ernstig letsel in zijn gezicht opgelopen.
Het hof rekent het de verdachte aan dat hij op een plek waar zich veel mensen bevonden en waar bovendien sprake was van een conflictsituatie tussen twee supporters-groepen waarbij stenen werden gegooid, een noodseinraket heeft afgeschoten, terwijl – zoals verdachte ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard – hij wist dat het een noodseinmiddel was, bestemd voor gebruik in noodsituaties op zee (verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg van 10 augustus 2005).
Dit is een zeer ernstig feit dat voor het slachtoffer naast psychische gevolgen, zwaar lichamelijk letsel teweeg heeft gebracht dat deels blijvend zal zijn, hetgeen blijkt uit een medische verklaring d.d. 2 september 2008, van S.G.C. van Soest, huisarts.
Het slachtoffer heeft diverse operaties ondergaan aan zijn wang en heeft in het kader van zijn re-integratie een psychologische intensieve interventie ondergaan. Naast psychische klachten ondervindt het slachtoffer
nog steeds erg veel beperkingen, door oorsuizen en dubbelzien, waaraan geen operaties meer kunnen worden verricht, zodat het letsel blijvend zal zijn. Tevens heeft het slachtoffer door een verbrijzelde bovenkaak
nog moeite met het eten van vast voedsel en blijft hij last houden van aangezichtspijn. Het gezicht van het slachtoffer is ontsierd en hij heeft na tweemaal afstoten van het bot afgezien van een derde reconstructie van de koon.
Het hof heeft tevens acht geslagen op een voorlichtings-rapport van de Reclassering Nederland d.d. 8 juli 2005
en een Pro Justitia rapport d.d. 15 juli 2005 van drs. M.H. de Groot, klinisch psycholoog.
Uit laatstgenoemd rapport blijkt dat er geen aanwijzingen zijn dat er ten tijde van het tenlastegelegde bij de verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De verdachte wordt normaal toerekeningsvatbaar beschouwd en de kans op recidive is volgens de deskundige erg klein. Een behandeling en/of begeleiding wordt daarom niet geïndiceerd geacht.
Het hof heeft voorts in zijn oordeel betrokken – in het voordeel van de verdachte - de omstandigheid dat
de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Het hof acht, gezien de ernst van het begane feit, alsmede de hierboven genoemde rapporten, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur, alsmede een taakstraf in de vorm van een werkstraf van
na te melden duur een passende en geboden reactie.
Ten overvloede merkt het hof nog op van oordeel te zijn dat het de verdachte niet siert dat hij niet naar wegen heeft gezocht om het slachtoffer een (financiële) blijk van medeleven te doen toekomen, temeer nu hij daar, gelet op zijn draagkracht, zeker toe in staat moet worden geacht.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd. Als gemachtigde van de benadeelde partij heeft [X], advocate te [plaatsnaam], een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van
EUR 7.500,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag. In hoger beroep is deze vordering nader onderbouwd en thans wordt door de benadeelde partij gevorderd – zo begrijpt het hof – bij wijze van voorschot een bedrag van € 1.245,45 voor materiële schade en een bedrag van € 6.254,55 voor immateriële schade.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden
en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 1 subsidiair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Naar het oordeel van het hof leent de vordering van de benadeelde partij, voorzover deze ziet op de geleden immateriële schade, zich eveneens voor toewijzing.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve geheel worden toegewezen, bij wijze van voorschot.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot
aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en in
de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen
tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 7.500,00 ten behoeve van het slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9(oud), 14a(oud), 14b(oud), 14c, 22c(oud), 22d, 36f(oud) en 308(oud) van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt
de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen.
Bepaalt, dat een op 100 (honderd) dagen bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 120 (honderdtwintig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het gevorderde (voorschot)bedrag van
EUR 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro)
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt
- welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer], van een bedrag van
EUR 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro)
voor welk bedrag in het geval volledige betaling noch volledig verhaal volgt vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting ingevolge de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels, mr. D. Jalink en mr. A.C. 't Hart, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 september 2008.
mr. A.C. 't Hart is buiten staat dit arrest te ondertekenen.