
Jurisprudentie
BG4897
Datum uitspraak2008-11-11
Datum gepubliceerd2008-12-03
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers107.001.264/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-03
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers107.001.264/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Doch ook los hiervan, is het hof - met in achtneming van artikel 164 lid 2 Rv. - van oordeel dat de partijverklaring van [de directeur] onvoldoende steun vindt in aanvullend bewijs om het door hem verklaarde voor waar aan te nemen. Daartoe overweegt het hof als volgt. De als producties overgelegde overzichten zijn door [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. zelf vervaardigd. De verklaring van [geïntimeerde] sr. biedt geen steun voor de verklaring van [de directeur]. Hij heeft weliswaar verklaard dat hij door [de directeur] is aangesproken omtrent een afspraak over verrekening, doch hij verklaarde tevens dat hij toen heeft gezegd dat hij daar buiten stond. Ook [de directeur] zelf heeft overigens niet verklaard dat hij in het gesprek met [geïntimeerde] sr. afspraken heeft bevestigd of gemaakt inzake verrekening. De overgelegde bladzijde uit de agenda van [de directeur] waaruit de afspraak met [geïntimeerde] sr. moet blijken, voegt derhalve evenmin iets toe.
Het hof concludeert dat [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. niet is geslaagd in het opgedragen bewijs en dat de grief daarom faalt.
Uitspraak
Arrest d.d. 11 november 2008
Zaaknummer 107.001.264/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[persoonsnaam appellant] Blijham B.V.,
gevestigd te Blijham,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
advocaat: mr. P.R. van den Elst, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
Autobedrijf [persoonsnaam geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te Winschoten,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
advocaat: mr. R. Smit, kantoorhoudende te Drachten.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 30 januari 2008 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Aan de zijde van [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. hebben getuigenverhoren plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Vervolgens hebben partijen ieder een akte genomen
Tenslotte hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
Wederom ten aanzien van grief II
1. Bij arrest van 30 januari 2008 is [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. opgedragen te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat zij met Autobedrijf [persoonsnaam geïntimeerde] B.V. heeft afgesproken dat het met de factuur van 22 september 2003 van [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. op [geïntimeerde jr.] in privé gemoeide bedrag van € 2.487,80 verrekend zou worden met de onderhavige facturen van Autobedrijf [persoonsnaam geïntimeerde] B.V. aan [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. ten bedrage van in totaal € 3.122,11.
2. Ter uitvoering van deze bewijsopdracht heeft [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. als getuigen doen horen haar directeur [de directeur] (partijgetuige) en de heer [geïntimeerde sr.] (hierna: [geïntimeerde] sr.). Voorts heeft [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. enkele producties in het geding gebracht.
3. [de directeur] heeft verklaard, voor zover relevant en zakelijk weergegeven, dat [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. in 2003 in opdracht van de heer [geïntimeerde jr.] ([geïntimeerde] jr.) werkzaamheden heeft verricht aan een woning in Winschoten en dat die werkzaamheden in september 2003 aan [geïntimeerde] jr. in rekening zijn gebracht. Toen betaling uitbleef, is door een medewerkster van [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. gebeld met [geïntimeerde] jr. [de directeur] heeft toen op enig moment van haar begrepen dat door [geïntimeerde] jr. was voorgesteld de nota te verrekenen met openstaande nota's van Autobedrijf [persoonsnaam geïntimeerde] B.V. aan [persoonsnaam appellant] Blijham B.V.. De medewerkster heeft dit aangetekend op de betalingsoverzichten, aldus nog steeds [de directeur]. Deze betalingsoverzichten, alsmede een overzicht van de data waarop met [geïntimeerde] jr. is gebeld, heeft [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. in het geding gebracht. Voorts heeft [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. verklaard dat, toen hij per saldo ongeveer 800 euro van [geïntimeerde] jr, tegoed had, hij met hem heeft gebeld en dat hij in dat gesprek gezegd heeft dat de nota's over en weer zouden worden verrekend en dat [geïntimeerde] jr. dat goed vond. Hij dacht dat [geïntimeerde] jr. de directeur was van Autobedrijf [persoonsnaam geïntimeerde] B.V.
4. Het hof merkt op dat de verklaring van [de directeur], in combinatie met de producties, reeds hierom geen bewijs oplevert, omdat daar niet uit blijkt dat met Autobedrijf [persoonsnaam geïntimeerde] B.V. afspraken over verrekening zijn gemaakt. De afspraken zouden zijn gemaakt met [geïntimeerde] jr. Uit het bij conclusie van repliek in prima als productie 3 overgelegde uittreksel handelsregister van Autobedrijf [persoonsnaam geïntimeerde] B.V. blijkt dat mevrouw [de levenspartner] (de levenspartner van [geïntimeerde] jr.) ten tijde van dat uittreksel (31 maart 2006) de enig bestuurder was van Autobedrijf [persoonsnaam geïntimeerde] B.V. en dat zij die functie had vanaf de oprichting van die B.V. op 4 november 2003. Zulks is ook door [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. zelf gesteld sub 9 van de memorie van grieven. Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] jr. bestuurder van Autobedrijf [persoonsnaam geïntimeerde] B.V. is geweest ten tijde van het maken van de gestelde verrekeningsafspraak, dan wel anderszins bevoegd was die B.V. te vertegenwoordigen bij het maken van afspraken over verrekening van facturen, dan wel dat die B.V. de schijn van een dergelijke vertegenwoordigingsbevoegdheid in het leven heeft geroepen. Voor dit laatste is onvoldoende het enkele feit dat [de directeur] dacht dat [geïntimeerde] jr. de directeur was van Autobedrijf [persoonsnaam geïntimeerde] B.V.
5. Doch ook los hiervan, is het hof - met in achtneming van artikel 164 lid 2 Rv. - van oordeel dat de partijverklaring van [de directeur] onvoldoende steun vindt in aanvullend bewijs om het door hem verklaarde voor waar aan te nemen. Daartoe overweegt het hof als volgt. De als producties overgelegde overzichten zijn door [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. zelf vervaardigd. De verklaring van [geïntimeerde] sr. biedt geen steun voor de verklaring van [de directeur]. Hij heeft weliswaar verklaard dat hij door [de directeur] is aangesproken omtrent een afspraak over verrekening, doch hij verklaarde tevens dat hij toen heeft gezegd dat hij daar buiten stond. Ook [de directeur] zelf heeft overigens niet verklaard dat hij in het gesprek met [geïntimeerde] sr. afspraken heeft bevestigd of gemaakt inzake verrekening. De overgelegde bladzijde uit de agenda van [de directeur] waaruit de afspraak met [geïntimeerde] sr. moet blijken, voegt derhalve evenmin iets toe.
6. Het hof concludeert dat [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. niet is geslaagd in het opgedragen bewijs en dat de grief daarom faalt.
Ten aanzien van de overige grieven
7. Ten aanzien van de grieven I, III en IV heeft het hof reeds in het tussenarrest van 30 januari 2008 vastgesteld dat deze geen doel treffen.
8. Met grief VI komt [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. op tegen de toewijzing van de buitengerechtelijke kosten en rente. In de toelichting op deze grief bouwt [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. voort op het door haar aangevoerde in de hiervoor verworpen grieven. In zoverre faalt de grief. Voorts wordt in de toelichting op de grief nog gesproken over een aan [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. toekomend opschortingsrecht, echter zonder dat dit nader wordt onderbouwd. Het hof gaat hier dan ook aan voorbij, onder verwijzing naar zijn overwegingen inzake de overige grieven. Ten slotte heeft [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. ten aanzien van de buitengerechtelijk kosten betwist dat het redelijk was dat Autobedrijf [persoonsnaam geïntimeerde] B.V. die heeft gemaakt en dat de hoogte van het gevorderde bedrag redelijk is. Het hof overweegt dat [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. aldus niet betwist dat Autobedrijf [persoonsnaam geïntimeerde] B.V., zoals zij stelt, buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Het hof ziet in de stellingen van [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. en de stukken geen aanknopingspunten om te oordelen dat het niet redelijk was deze kosten te maken dan wel dat het gevorderde bedrag van € 450,00 onredelijk zou zijn. De grief faalt.
9. De grieven V, VII en VIII hebben naast de voorgaande grieven geen zelfstandige betekenis en delen dan ook het lot van die grieven.
De slotsom
10. Het appel treft geen doel. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep (tot op heden aan geliquideerd salaris aan de zijde van Autobedrijf [persoonsnaam geïntimeerde] B.V. begroot op 2 punten in tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof
bekrachtigt het vonnis van 27 juni 2006 waarvan beroep;
veroordeelt [persoonsnaam appellant] Blijham B.V. in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Autobedrijf [persoonsnaam geïntimeerde] B.V. begroot op € 308,-- aan verschotten, inclusief taxe getuige [persoonsnaam geïntimeerde], en € 632,00 aan geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Knijp, voorzitter, Zandbergen en Janse, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 11 november 2008 in bijzijn van de griffier.