Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4952

Datum uitspraak2008-05-29
Datum gepubliceerd2008-11-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/611256-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Promis. Vrijspraak van opzettelijke brandstichting door het opendraaien van de gaskraan in een woning. Rechtbank oordeelt dat de verdachte geen voorwaardelijk opzet heeft gehad, in het bijzonder niet omdat de aanmerkelijke kans op een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar niet heeft bestaan. Het al dan niet aanwezig zijn van die aanmerkelijke kans hangt mede af van de verdere omstandigheden.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector strafrecht Parketnummer: 10/611256-07 Datum uitspraak: 29 mei 2008 Tegenspraak VONNIS van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] (Turkije), ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres verdachte], raadsman mr. P.J. Silvis, advocaat te Schiedam. ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2008. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis. EIS OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. T. Polescuk heeft gerequireerd tot: - bewezenverklaring van het ten laste gelegde; - veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 125 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht; - opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte. MOTIVERING VRIJSPRAAK Het ten laste gelegde komt er op neer dat aan de verdachte het verwijt wordt gemaakt dat zij op 18 november 2007 te Schiedam geprobeerd heeft opzettelijk brand te stichten in haar woning door de gaskraan open te draaien en open te houden. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte door in haar woning een pit van een gasfornuis open te draaien en vervolgens af te wachten, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat brand daarvan het gevolg zou zijn, met gevaar voor andere mensen en voor goederen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat er kans is op ontploffing als een woning zich met gas vult, terwijl de algemene ervaring voorts leert dat een dergelijke ontploffing veelal ook leidt tot brand. Namens de verdachte is door de raadsman vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de opzet van de verdachte niet gericht was op het stichten van brand, ook niet in voorwaardelijke zin. De verdachte wilde geen brand stichten. Zij wilde zichzelf van het leven beroven en ging er van uit dat de inademing van het vrijkomende gas tot haar dood zou leiden. Zij heeft niet beseft dat er mogelijk ook gevaar voor anderen en goederen zou kunnen ontstaan. Bovendien blijkt van zodanig gevaar onvoldoende. Een technisch rapport over (de omvang van) het aanwezige brandgevaar ontbreekt. Uit het onderzoek op de terechtzitting is het volgende gebleken. De verdachte heeft bewust een pit van het gasfornuis opengezet, volgens haar verklaring met de bedoeling haar woning met een zodanige hoeveelheid gas te vullen dat zij zou komen te overlijden. Gebleken is dat het openzetten van de gaspit plaatsvond rond 18.35 uur en dat de ter plaatse verschenen brandweer de hoofdkraan van de gasvoorziening in de woning rond 19.16 uur heeft dichtgedraaid. Tevens blijkt dat de brandweer in de woning een sterke gaslucht heeft geroken en dat ze de verdachte onwel hebben aangetroffen. Mede in aanmerking genomen dat er nog meer gas in de woning was gekomen als de brandweer niet was gewaarschuwd, wordt er van uitgegaan dat de verdachte de wil had een aanzienlijke hoeveelheid gas in de woning te laten komen. Daarmee staat echter nog niet zonder meer vast dat, zoals de officier van justitie heeft gesteld, er een aanmerkelijke kans was dat dit een ontploffing te weeg had kunnen brengen waardoor brand had kunnen ontstaan. Uit het feit dat, zoals uit de stukken blijkt, de brandweer een licht ontploffingsgevaar heeft gemeten, kan dit niet worden afgeleid, nog daargelaten dat niet blijkt op welke feiten en omstandigheden die conclusie is gebaseerd. Het is ook niet zo dat de algemene ervaring leert dat in situaties als de onderhavige waarbij gedurende langere tijd een gaspit wordt opengezet er steeds een aanmerkelijke kans is dat een ontploffing ontstaat en nog minder dat die ontploffing ook brand tot gevolg heeft. Het al dan niet aanwezig zijn van die kans hangt mede af van de verdere omstandigheden. Het ten laste gelegde wordt daarom niet bewezen geacht. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. BESLISSING De rechtbank: - verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; - heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte. Dit vonnis is gewezen door: mr. Asscheman-Versluis, voorzitter, en mrs. Melkert en Vogels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Muilwijk-Schaaij, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 mei 2008. Bijlage bij vonnis van 29 mei 2008: TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat zij op of omstreeks 18 november 2007 te Schiedam ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een woning gelegen aan de [straat], terwijl daarvan gemeen gevaar van goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, met dat opzet de gaskraan in de woning heeft opengedraaid en/of opengedraaid gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.