
Jurisprudentie
BG4977
Datum uitspraak2008-11-10
Datum gepubliceerd2008-11-21
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200707083/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-21
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200707083/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Omvang van het geschil / wisselende standpunten bij beoordeling asielrelaas / geen ambtshalve beoordeling
De stukken, waaronder het beroepschrift en het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van de rechtbank bieden geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de vreemdeling in eerste aanleg heeft betoogd dat de staatssecretaris wisselende standpunten heeft ingenomen over zowel de feiten als over het toetsingskader dat hij heeft gehanteerd bij de beoordeling van diens asielrelaas. Nu geen grond bestond dit ambtshalve te beoordelen, is de rechtbank buiten de grenzen van het geschil getreden door te overwegen, zoals zij heeft gedaan. Reeds hierom slaagt de grief.
De stukken, waaronder het beroepschrift en het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van de rechtbank bieden geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de vreemdeling in eerste aanleg heeft betoogd dat de staatssecretaris wisselende standpunten heeft ingenomen over zowel de feiten als over het toetsingskader dat hij heeft gehanteerd bij de beoordeling van diens asielrelaas. Nu geen grond bestond dit ambtshalve te beoordelen, is de rechtbank buiten de grenzen van het geschil getreden door te overwegen, zoals zij heeft gedaan. Reeds hierom slaagt de grief.
Uitspraak
200707083/1.
Datum uitspraak: 10 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/5714 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 13 september 2007 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2007 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) een aanvraag van [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 13 september 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht (hierna: de rechtbank), het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 5 oktober 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. De staatssecretaris klaagt onder meer dat de rechtbank buiten de door artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht getrokken grenzen van het aan haar voorgelegde geschil is getreden door te overwegen dat hij wisselende standpunten heeft ingenomen over zowel de feiten als over het toetsingskader dat hij heeft gehanteerd bij de beoordeling van het relaas van de vreemdeling en het haar niet duidelijk is wat hij geloofwaardig acht en welke waardering daaraan wordt gegeven. Volgens de staatssecretaris heeft de vreemdeling dit in beroep noch ter zitting als geschilpunt aangevoerd en is evenmin sprake van een aspect van openbare orde.
2.1.1. De stukken, waaronder het beroepschrift en het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van de rechtbank bieden geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de vreemdeling in eerste aanleg heeft betoogd dat de staatssecretaris wisselende standpunten heeft ingenomen over zowel de feiten als over het toetsingskader dat hij heeft gehanteerd bij de beoordeling van diens asielrelaas. Nu geen grond bestond dit ambtshalve te beoordelen, is de rechtbank buiten de grenzen van het geschil getreden door te overwegen, zoals zij heeft gedaan. Reeds hierom slaagt de grief.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Hetgeen voor het overige is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.3. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 13 september 2007 in zaak nr. 07/5714;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. P.B.J.M. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter w.g. Van Loon
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2008
284-473.
Verzonden: 10 november 2008
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak