Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4981

Datum uitspraak2008-11-06
Datum gepubliceerd2008-11-25
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4143 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Functiebeschrijving informatie rechercheur B. Taak om informatie in te winnen in het kader van door hem te verrichten “AIVD-onderzoeken”, welke werkzaamheden wel 80% van zijn functie uitmaken. Substantieel en wezenlijk onderdeel van de (onbetwist) aan appellant opgedragen werkzaamheden.


Uitspraak

07/4143 AW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 8 juni 2007, nr. 06/454 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Korpsbeheerder van de politieregio [naam regio] (hierna: korpsbeheerder) Datum uitspraak: 6 november 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met zaak 07/4101 AW, plaatsgevonden op 29 september 2008. Appellant is verschenen bij zijn gemachtigde mr. N.D. Dane, werkzaam bij de Nederlandse Politie Bond. De korspbeheerder heeft zich laten vertegenwoordigen door C. Imand en drs. P.D. Spies, beiden werkzaam bij de politieregio [naam regio]. II. OVERWEGINGEN 1. Voor een uitgebreid overzicht van de hier van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende. 1.1. In het kader van het zogenoemde project Organisatieonderhoud heeft de korpsbeheerder bij besluit van 11 mei 2005 de beschrijving vastgesteld van de door appellant in de politieregio vervulde functie van informatie rechercheur B. Deze beschrijving is onder meer van belang voor de waardering van die functie. Na bezwaar heeft de korpsbeheerder de functiebeschrijving gehandhaafd bij besluit van 3 maart 2006 (hierna: bestreden besluit). 2. Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep weliswaar gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, maar zij heeft tevens bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Verder heeft zij bepalingen gegeven over de vergoeding aan appellant van proceskosten en griffierecht. 3. Appellant kan zich er niet mee verenigen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten. Hij is van opvatting dat in de - materieel in stand gebleven - beschrijving van zijn functie niet goed tot uitdrukking wordt gebracht dat het tot zijn taak behoort informatie in te winnen in het kader van door hem te verrichten “AIVD-onderzoeken”, welke werkzaamheden wel 80% van zijn functie uitmaken. Verder is hij van mening dat de beschrijving van de werkzaamheden in relatie tot informanten onvolledig is, nu slechts gesproken wordt van het runnen van informanten en niet van het werven, opleiden en begeleiden van informanten. 4.1. De korpsbeheerder stelt voorop dat naar zijn mening (slechts) aan de orde is de vraag of de door appellant verrichte werkzaamheden op een juiste wijze zijn beschreven. Hij beantwoordt die vraag, evenals de rechtbank, bevestigend. Onder het runnen van informanten verstaat de korpsbeheerder mede de door appellant genoemde aspecten. 4.2. Hoewel de korpsbeheerder erkent dat in de beschrijving van de functie van informatie rechercheur C, het inwinnen van informatie inzake veiligheidsaspecten wel afzonderlijk is vermeld, stelt hij dat de aan appellant opgedragen taak van het inwinnen van dergelijke informatie in de bestreden functiebeschrijving voldoende tot uitdrukking is gebracht door de onder punt 9.2.4 opgenomen passage betreffende het systematisch inwinnen van informatie van algemene of specifieke aard. Verder valt dit aspect zijns inziens onder de kern van de functie zoals beschreven onder punt 8 van de beschrijving. 5. De Raad overweegt naar aanleiding van deze standpunten van partijen als volgt. 5.1. Hij acht de opvatting van de korpsbeheerder juist dat in dit geding de vraag moet worden beantwoord of (de rechtbank op goede gronden tot het oordeel is gekomen dat, uiteindelijk,) de door appellant verrichte werkzaamheden op een juiste wijze zijn beschreven. Daarbij wordt opgemerkt dat de beschrijving zodanig behoort te zijn ingericht dat deze een adequate basis vormt voor (een consistente) toepassing van het functiewaarderingssysteem. 5.2. De Raad kan zich verenigen met het standpunt van de korpsbeheerder dat onder het runnen van informanten hier mede kan worden begrepen het werven, opleiden en begeleiden van informanten. 5.3. Anders is dit met de beschrijving van de aan appellant opgedragen taak (bijdragegebied) van het inwinnen van informatie in het kader van zijn AIVD-taken. Zonder te zeggen dat het afzonderlijk en op de juiste plaats in de functiebeschrijving vermelden van deze taak zal leiden tot een hogere waardering van de functie, overweegt de Raad dat het hier gaat om een substantieel en wezenlijk onderdeel van de (onbetwist) aan appellant opgedragen werkzaamheden. De tegenwerping van de korpsbeheerder dat deze werkzaamheden zijn terug te vinden in de door hem genoemde passages, snijdt geen hout. Bij de onder punt 8 gegeven beschrijving van de kern van de functie gaat het niet om de weergave van de concrete bijdragegebieden. Bijdragegebied 9.2 heeft alleen betrekking op strafbare feiten. Verder moet worden vastgesteld dat de korpsbeheerder niet consistent handelt, nu hij het inwinnen van informatie als hier aan de orde wel als bijdragegebied heeft beschreven in de beschrijving van de functie van informatie rechercheur C. Op dit onderdeel berust het bestreden besluit dus niet op een draagkrachtige motivering. 6. De Raad komt dan tot de conclusie dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het door haar vernietigde bestreden besluit in stand kunnen blijven. Dat is niet het geval. De korpsbeheerder zal met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen. 7. De Raad acht tot slot termen aanwezig de korpsbeheerder met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten van appellant in hoger beroep. Deze worden begroot op € 644,- wegens verleende rechtsbijstand. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover is bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven; Draagt de korpsbeheerder op een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant met inachtneming van deze uitspraak van de Raad; Veroordeelt de korpsbeheerder tot vergoeding van de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 644,-, te betalen door de politieregio [naam regio]; Bepaalt dat de politieregio [naam regio] aan appellant het door hem betaalde griffierecht in hoger beroep van € 214,- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en K. Zeilemaker en J.Th. Wolleswinkel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 november 2008. (get.) H.A.A.G. Vermeulen. (get.) M.B. de Gooijer. HD