Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5015

Datum uitspraak2008-11-18
Datum gepubliceerd2008-11-21
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHD 103.005.062/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Rechter is bevoegd kennis te nemen van een vordering tot (door)betaling van huurpenningen.


Uitspraak

zaaknr. HD 103.005.062/01 ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH, sector civiel recht, zevende kamer, van 18 november 2008, gewezen in de zaak van: DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA, zetelende te Washington DC, Verenigde Staten van Amerika, appellante bij exploot van dagvaarding van 26 april 2007, hierna te noemen: VS, behandelend advocaten: mr. L.J. Böhmer en mr. A.J.S. Lokin, vertegenwoordigend advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven, tegen: [X.], wonende te [woonplaats], de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Y.] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Z.] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], geïntimeerden bij gemeld exploot, hierna gezamenlijk te noemen: [X.]c.s., en ieder afzonderlijk: [X.], [Y.] respectievelijk [Z.], behandelend advocaat: mr. P.W.F. Kostons, vertegenwoordigend advocaat: mr. P.J.A. van de Laar, op het hoger beroep van het door de recht¬bank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht gewezen von¬nis van 7 februari 2007 tussen [X.] c.s. als eisers in de hoofdzaak en gedaagden in het bevoegdheidsincident, en VS als gedaagde in de hoofdzaak en eiseres in het incident. 1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 214858 / CV EXPL 06-424) Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij memorie van grieven heeft VS twee grieven aangevoerd en geconcludeerd, enigszins in afwijking van de appèldagvaarding, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest, (1) de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht onbevoegd zal verklaren om te oordelen over de vordering tot nakoming van de overeenkomsten, dan wel [X.] c.s. niet ontvankelijk zal verklaren in deze vordering, (2) de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht onbevoegd zal verklaren om kennis te nemen van het geschil tussen [Z.] en VS inzake de opzegging van de huurovereenkomst betreffende de woningen te [plaatsnaam A.], en dit geding in de stand waarin het zich bevindt zal verwijzen naar de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen, en (3) [X.] c.s. zal veroordelen in de kosten van het hoger beroep in het incident. 2.2. Bij memorie van antwoord hebben [X.] c.s. de grieven bestre¬den en geconcludeerd dat het hof, zonodig onder aanvulling en/of verbetering van gronden en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen en VS niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen althans deze zal afwijzen, met veroordeling van VS in de kosten van het beroep in het incident. 2.3. Bij brief van 5 september 2008 heeft VS, met het oog op hierna genoemd pleidooi, een door prof. mr. A.H.A. Soons en mr. P. Jeminez Kwast geschreven rechtswetenschappelijke opinie d.d. 6 augustus 2008 aan het hof doen toekomen. 2.4. Partijen hebben de zaak doen bepleiten door hun behandelend advocaten ter terechtzitting van 24 september 2008, ieder aan de hand van ter zitting overgelegde pleitaantekeningen. De advocaten van VS werden bij die gelegenheid vergezeld door prof. mr. A.H.A. Soons voornoemd, die nog enige aan hem gerichte vragen van het hof heeft beantwoord. 2.5. Daarna hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. 3. De gronden van het hoger beroep Voor de gronden van het hoger beroep verwijst het hof naar voormelde memorie van grieven. 4. De beoordeling 4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende. 4.1.1. [X.] c.s. hebben aan VS een aantal bestaande of nog te bouwen woningen/woonappartementen verhuurd, bestemd als woonruimte voor in Zuid-Limburg gelegerd (militair) personeel van VS. Het geschil tussen partijen betreft de volgende drie huurovereenkomsten met bijbehorende supplementen (hierna: de huurovereenkomsten): (a) de op 17 november/4 december 2003 tussen [X.] en VS gesloten huurovereenkomst betreffende (zes) woningen gelegen te [plaatsnaam B.]; (b) de op 18/25 oktober 2002 tussen [Y.] en VS gesloten huurovereenkomst betreffende (twee) woningen gelegen te [plaatsnaam B.]; (c) de op 23/30 augustus 2004 tussen [Z.] en VS gesloten huurovereenkomst betreffende (negen) woningen gelegen te [plaatsnaam A.]. 4.1.2. Voor zover van belang, bevatten de huurovereenkomsten elk onder meer een beding (lid a van “ARTICLE 3 – TERMINATION OF AGREEMENT”) inhoudende dat VS bevoegd is om op elk moment gedurende de overeengekomen huurperiode de huurovereenkomst geheel of gedeeltelijk te beëindigen “… should the housing units become excess to U.S. requirements due to military draw down, relocation of troops, or termination of agreements between the Government(s) of the United States and the Netherlands, ….”. 4.1.3. VS heeft de huurovereenkomsten met een beroep op genoemde contractsbepaling tussentijds beëindigd, tegen de in de opzeggingsbrieven vermelde data. 4.1.4. [X.] c.s. kunnen zich niet verenigen met deze tussentijdse beëindiging. Zij hebben VS bij exploot van 12 oktober 2005 gedagvaard voor de kantonrechter te Maastricht en daarbij gevorderd, primair: (a) voor recht te verklaren dat de huuropzeggingen op onjuiste gronden zijn geschied, dat die opzeggingen niet het door VS gewenste effect sorteren en dat de betreffende huurovereenkomsten met betrekking tot de betreffende woningen niet rechtsgeldig zijn geëindigd per de data waartegen VS heeft opgezegd; (b) VS te veroordelen om aan de respectieve eisers de huurpenningen met betrekking tot de woningen, waarvan VS de huur heeft opgezegd, te betalen over de periode vanaf de respectieve data waartegen VS de desbetreffende huurovereenkomsten heeft opgezegd tot de data waarop de betreffende huurovereenkomsten rechtsgeldig zullen zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldag van iedere huurtermijn tot de dag der algehele voldoening; en subsidiair –kort en zakelijk weergegeven-: (c) te verklaren voor recht dat gedaagde door de betreffende huurovereenkomsten op te zeggen onrechtmatig heeft gehandeld jegens de respectieve eisers; (d) VS te veroordelen om schadevergoeding te betalen; met veroordeling van VS in de kosten van het geding. 4.1.5. Nog voordat VS verweer voerde tegen deze vorderingen, heeft zij een incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring, tevens conclusie van antwoord met producties, genomen. Daarbij voerde VS kort gezegd aan dat (1) de Nederlandse rechter wegens het aan VS toekomend immuniteitsprivilege geen rechtsmacht heeft om kennis te nemen van de hiervoor in 4.1.4 onder (a) en (b) vermelde primaire vorderingen, en (2) dat niet de kantonrechter te Maastricht maar die te Heerlen relatief bevoegd is om kennis te nemen van het geschil voor zover dit betrekking heeft op de huurovereenkomst tussen [Z.] en VS betreffende de woningen gelegen te [plaatsnaam A.], zodat de zaak in zoverre naar de kantonrechter te Heerlen dient te worden verwezen. 4.1.6. Na door [X.] c.s. gevoerd verweer in het bevoegdheidsincident, heeft de kantonrechter –kort samengevat- bij (tussen)vonnis waarvan beroep zich –in het incident- bevoegd verklaard om de primaire vorderingen van [X.] c.s. met inbegrip van die betreffende de woningen te [plaatsnaam A.] te beoordelen, en –in de hoofdzaak- de zaak voor voortprocederen naar de rol verwezen. Voorts heeft de kantonrechter hoger beroep tegen dit tussenvonnis expliciet toegestaan. 4.1.7. VS heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen het in het incident gegeven oordeel van de kantonrechter. 4.2. De in de memorie van grieven omschreven bezwaren van VS houden het volgende in: (1) de door de kantonrechter aangenomen bevoegdheid om de primaire vorderingen van [X.] c.s. te beoordelen is in strijd met het ongeschreven volkenrecht; (2) de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht is niet relatief bevoegd om kennis te nemen van het geschil tussen [Z.] en VS inzake de woningen te [plaatsnaam A.]. 4.3. Onbevoegdheid van de Nederlandse rechter; immuniteit van jurisdictie? 4.3.1. Ter toelichting op de eerstgenoemde grief stelt VS –kort en zakelijk weergegeven- dat weliswaar de Nederlandse rechter in beginsel bevoegd is om kennis te nemen van een (huur)geschil betreffende onroerend goed, maar dat deze hoofdregel in dit geval op grond van ongeschreven volkenrecht uitzondering lijdt nu de vordering van [X.] c.s. strekt tot nakoming van de door VS opgezegde huurovereenkomsten. VS betoogt dat zij als soevereine staat door de rechter nimmer kan worden gedwongen tot nakoming van een al dan niet terecht opgezegde (huur)overeenkomst, daarentegen in beginsel wél tot betaling van schadevergoeding (wegens onregelmatige opzegging). Deze litigieuze vordering tot nakoming wordt, in tegenstelling tot een schadevergoedingsvordering, bestreken door het privilege van jurisdictionele immuniteit waarop VS zich heeft beroepen, aldus VS. 4.3.2. Daartegenover stellen [X.] c.s. –zakelijk en samengevat weergegeven- dat slechts relevant is dat het geschil huurovereenkomsten van privaatrechtelijke aard betreft en dat, met de kantonrechter, moet worden aangenomen dat een goede grond ontbreekt voor het door VS gemaakte onderscheid tussen nakoming en schadevergoeding, temeer omdat de door [X.] c.s. ingestelde vordering strekt tot betaling van huurpenningen (voldoening van een geldvordering). 4.3.3. De grief mist doel. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. 4.3.4. Het geschil tussen partijen in de hoofdzaak gaat in essentie om de vraag of VS al dan niet terecht is overgegaan tot tussentijdse opzegging -met toepassing van het in rov 4.1.2 genoemde contractsbeding- van de huurovereenkomsten. Tussen partijen staat buiten discussie dat het aangaan van de huurovereenkomsten en de opzegging daarvan zijn aan te merken als zogeheten “acta iure gestionis” (handelingen binnen het privaatrechtelijke rechtsverkeer). Erkennende dat aan de rechter in beginsel rechtsmacht toekomt om dit geschil en genoemde vraag te beoordelen, is deze bevoegdheid volgens VS echter beperkt tot een –op onregelmatigheid van die opzegging gegronde- vordering tot schadevergoeding. In de visie van VS strekt de bevoegdheid van de rechter zich -per definitie- niet tevens uit tot kennisneming van een vordering tot nakoming van de eenmaal opgezegde huurovereenkomsten. Met verwijzing naar de in rov 2.3 genoemde rechtswetenschappelijke opinie, baseert VS deze stellingen op het bestaan van een in het ongeschreven volkenrecht erkend principieel onderscheid tussen beide categorieën rechtsvorderingen. 4.3.5. Omdat –zo stelt VS- de primaire vorderingen van [X.] c.s. zijn aan te merken als strekkende tot veroordeling van VS tot nakoming van de opgezegde huurovereenkomsten, komt aan VS ten aanzien van die vorderingen een beroep op immuniteit van jurisdictie toe. Volgens VS (zie pleitaantekeningen VS, nr. 3.7) zou zij immers, gedwongen tot nakoming, behalve tot betaling van de huurprijs óók gehouden zijn tot naleving van alle overige op VS als huurder rustende verplichtingen die voortvloeien uit de wet en de huurovereenkomsten. Daartoe kan een soevereine staat als VS niet worden gedwongen, zo betoogt VS. 4.3.6. Naar het oordeel van het hof geeft VS op deze wijze een ruimer bereik aan de door [X.] c.s. ingestelde primaire vorderingen dan [X.] c.s. blijkens de inleidende dagvaarding (zie rov 4.1.4.) en blijkens hun eigen stellingen in de procedure daarmee beogen. [X.] c.s. vorderen immers een verklaring voor recht en in samenhang daarmee de veroordeling van VS tot (door)betaling van de tot de afgesproken expiratiedata verschijnende huurtermijnen. Met andere woorden, het is [X.] c.s. in deze procedure slechts te doen om inning van deze geldvorderingen, en niet om blijvende naleving door VS van al haar overige uit de huurovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen, zo komt vast te staan dat de huurovereenkomsten ten onrechte zijn opgezegd. 4.3.7. Het hof constateert derhalve dat uitsluitend de (door)betaling van huurpenningen de primaire inzet vormt van de door [X.] c.s. aanhangig gemaakte procedure. Het hof is, met de kantonrechter, van oordeel dat –overeenkomstig de in HR 22 december 1989, NJ 1991, 70 geformuleerde hoofdregel- aan VS ter zake van een dergelijk betalingsgeschil geen beroep op immuniteit toekomt. 4.3.8. In het midden kan verder blijven of de door VS verdedigde opvatting –inhoudende dat naar regels van ongeschreven volkenrecht een soevereine staat het immuniteitsprivilege kan inroepen zodra een vordering tot nakoming van een overeenkomst tegen die staat wordt ingesteld- wél als juist kan worden aanvaard bij andersluidende vorderingen tot nakoming dan hier aan de orde, aangezien deze vraag niet ter beoordeling staat van het hof. 4.4. Relatieve bevoegdheid van en verwijzing naar kantonrechter te Heerlen? 4.4.1. Met betrekking tot de tweede grief van VS overweegt het hof als volgt. 4.4.2. De kantonrechter heeft van zijn in het incident gegeven beslissing in algemene bewoordingen hoger beroep open gesteld, zonder deze mogelijkheid uitdrukkelijk te beperken tot de verwerping van het op immuniteit van jurisdictie gebaseerde onbevoegdheidsverweer van VS. 4.4.3. Tegen de verwerping in het bestreden vonnis van het tegen de relatieve bevoegdheid van de kantonrechter (locatie Maastricht) gerichte bezwaar van VS, is ingevolge het bepaalde in artikel 110 lid 3 Rv evenwel geen hogere voorziening toegelaten. Deze wetsbepaling brengt met zich mee dat de algemene openstelling door de kantonrechter van hoger beroep geacht moet worden slechts betrekking te hebben op de verwerping door de kantonrechter van de immuniteitsexceptie, en dat VS niet kan worden ontvangen in onderhavig appèl voor zover dit de relatieve competentie van de kantonrechter te Maastricht ter discussie stelt. 4.4.4. Bovendien hebben partijen ter gelegenheid van het pleidooi verklaard dat zij hun geschil over de in [plaatsnaam A.] gelegen woningen inmiddels in der minne hebben opgelost, waarbij namens [Z.] is toegezegd dat zij bij de eerstvolgende gelegenheid in de hoofdzaak de vordering met betrekking tot deze woningen zal intrekken. In zoverre heeft VS geen belang meer bij de gevraagde verwijzing van de zaak, voor zover het om bedoelde woningen gaat, naar de kantonrechter te Heerlen. 4.4.5. Derhalve zal het hof VS niet-ontvankelijk verklaren in dit hoger beroep voor zover het is gericht tegen de door de kantonrechter (locatie Maastricht) aangenomen relatieve bevoegdheid tot beoordeling van het geschil inzake de woningen in [plaatsnaam A.]. 4.5. Nu de grieven falen, behoort VS als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van dit hoger beroep te dragen. 4.6. Het hof zal, overeenkomstig het daartoe strekkende verzoek van VS bij pleidooi, op de voet van artikel 401a lid 2 Rv bepalen dat tegen onderhavige uitspraak, uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op (erkenning van) de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, tussentijds cassatieberoep kan worden ingesteld. 5. De uitspraak Het hof: verklaart VS niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dit de relatieve competentie van de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht met betrekking tot de woningen in [plaatsnaam A.] aan de orde stelt; bekrachtigt het tussenvonnis waarvan beroep; verwijst de zaak naar de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht voor verdere behandeling van de hoofdzaak; veroordeelt VS in de proceskosten van het hoger beroep, aan de zijde van [X.] c.s. begroot op € 251,-- aan verschotten en € 2.682,-- aan salaris advocaat; verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad; bepaalt dat tussentijds cassatieberoep kan worden ingesteld tegen dit arrest, uitsluitend voor zover betrekking hebbend op de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Van den Bergh en Kleijngeld en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 november 2008.