Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5094

Datum uitspraak2008-06-25
Datum gepubliceerd2008-11-24
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers89553 HA ZA 07-971
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eiser vorderde in deze procedure terugplaatsing van het door hem in opdracht van de gemeente Dinkelland vervaardigde oorlogsmonument op de oorspronkelijke plaats.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector Civiel zaaknummer: 89553 HA ZA 07-971 datum vonnis: 25 juni 2008 (HBvO) Vonnis van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van: [eiser], wonende te [adres] (Duitsland), eiser, verder te noemen: [eiser], advocaat: mr. M.C. Hendrikse te Amsterdam, procureur: mr. Ph. C. Kleyn van Willigen, tegen het publiekrechtelijke lichaam de gemeente Dinkelland, zetelende te Denekamp, gemeente Dinkelland, gedaagde, verder te noemen: de gemeente, advocaat en procureur: mr. J. Schutrups. Het procesverloop In deze zaak is op 19 maart 2008 een tussenvonnis gewezen. Voor wat betreft het procesverloop verwijst de rechtbank naar hetgeen daarover in voormeld tussenvonnis is overwogen. Naar aanleiding van het tussenvonnis heeft op 28 mei 2008 een comparitie van partijen plaatsgevonden. De zaak is daarna verwezen naar de meervoudige kamer. Vonnis is bepaald op heden. De overwegingen 1. Vaststaande feiten. Voor wat betreft de vaststaande feiten verwijst de rechtbank naar hetgeen daarover in het tussenvonnis van 19 maart 2008 is overwogen en neemt dat hier over. In aanvulling daarop stelt de rechtbank nog het volgende vast. In het tussenvonnis is gesproken over “het Marktplein” als locatie waar het monument in 1994 is geplaatst. Ter comparitie bleek dat dit plein niet het marktplein wordt genoemd maar dat met die naam een ander plein in Denekamp wordt aangeduid. In het proces-verbaal van de comparitie van partijen is het plein aangeduid als het oude herdenkingsplein. De rechtbank zal het plein in het vervolg aanduiden als het oude herdenkingsplein. [eiser] is in het najaar van 2006 ingelicht over de mogelijke verplaatsing van het monument. Voorts is ter comparitie gebleken dat partijen, naar aanleiding van de brief van [eiser] van 3 augustus 2007 nog wel een gesprek hebben gehad, namelijk op 22 oktober 2007, maar dat dit niet tot overeenstemming tussen partijen heeft geleid. 2. Vordering en onderbouwing. 2.1 De rechtbank neemt hier over hetgeen hierover in voormeld tussenvonnis is overwogen. 3. Verweer. 3.1 De rechtbank neemt hier over hetgeen hierover in voormeld tussenvonnis is overwogen. 4. Overwegingen van de rechtbank. 4.1 [eiser] heeft primair aangevoerd dat de opdrachtovereenkomst die in 1993 tussen partijen is gesloten, mede inhoudt een specifieke plaats voor het monument (namelijk op het oude herdenkingsplein, tegen het oude raadshuis aan). De gemeente kan niet eenzijdig de overeenkomst wijzigen en als ze dat wel doet, kan [eiser] nakoming vorderen. De gemeente heeft daar tegenover gesteld dat destijds niet een specifieke locatie, maar een aantal (redelijke) voorwaarden voor een locatie is afgesproken. De gemeente is primair van mening dat de nieuwe locatie binnen die voorwaarden ligt. Subsidiair is zij van mening dat [eiser] zich in redelijkheid niet tegen deze wijziging kan verzetten. Voor zover nodig vordert de gemeente dan ook, bij wijze van verweer, wijziging van de overeenkomst. 4.2. De rechtbank overweegt het volgende. De opdracht die de gemeente heeft gegeven zag op het ontwerpen en bouwen van een monument. Niet voor een monument op een bepaalde plaats. Immers, het monument was al zo goed als ontworpen toen de definitieve plaats bekend werd. Dit blijkt uit de brief van 26 maart 1993 (productie 2 bij dagvaarding) waarin het ontwerp door [eiser] wordt besproken. Pas daarna is de locatie gewijzigd (blijkens de brief van [eiser] van 6 oktober 1993, productie 1 bij dagvaarding). [eiser] stelt dat het ontwerp is aangepast aan de locatie. Zo zijn de verhoudingen aangepast aan de glas-in-lood ramen van het oude raadshuis, is de maat aangepast aan de (dichtgemetselde) oude doorgang in de muur van het oude raadshuis en zijn de getallen op de betonnen halve cirkel zodanig geplaatst dat deze door de loop van de dag, dus als er veel mensen langs komen, door de zonnewijzer worden aangewezen. De rechtbank constateert dat [eiser]’ opmerking over de aanpassing van de omvang van het monument aan de voormalige doorgang van het oude raadshuis en aan de verhouding met de ramen, niet juist is. In het oorspronkelijke ontwerp waren de maten en verhoudingen exact hetzelfde (blijkens productie 2 bij dagvaarding, het ontwerp toen het nog bij de muziekschool geplaatst zou worden, vergeleken met productie 3 bij dagvaarding, de beschrijving van het monument zoals het gebouwd is). Voor zover het voor het overige wel is aangepast aan de locatie, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet dat daaruit de conclusie kan worden getrokken dat deze locatie onderdeel uitmaakt van hetgeen tussen partijen is overeengekomen bij de opdrachtovereenkomst. Het ontwerp is wellicht enigszins aangepast voor de locatie, maar niet ontworpen voor de locatie. [eiser] heeft ook aangevoerd dat de plaats waar het monument staat heel belangrijk is. Het oude raadshuis heeft een geschiedenis die te maken heeft met de tweede wereldoorlog (er zouden door deze muur in het oude raadshuis gevangenen zijn ontsnapt en vanaf deze plek zouden mensen zijn weggevoerd) en om die reden is het goed dat het monument juist hier staat. Verder is het belangrijk dat het monument in het centrum staat waar veel mensen langskomen. Het monument moet ook “gebruikt” worden; het is niet erg als mensen op de betonnen rand zitten of kinderen door het water lopen. Juist op die manier kan het monument beleefd worden, aldus [eiser]. De rechtbank kan hierin met [eiser] meegaan; de plaats waar een oorlogsmonument staat, bepaalt voor een groot deel de beleving ervan. Daarmee is echter nog niet gezegd dat die specifieke plek ook onderdeel van de overeenkomst tussen partijen was. Het kan wel meewegen bij de vraag of de persoonlijkheidsrechten van [eiser] zijn geschonden door de verplaatsing, maar naar het oordeel van de rechtbank was de specifieke plaats van het monument geen onderdeel van de opdrachtovereenkomst. De rechtbank komt tot de conclusie dat de primaire vordering van [eiser], herplaatsing van het monument op de oorspronkelijke locatie, niet op deze grond kan worden toegewezen. 4.3.1 [eiser] voert subsidiair aan dat zijn persoonlijkheidsrechten op grond van artikel 25 van de Auteurswet 1912 (AW) zijn aangetast. 4.3.2 Primair beroept [eiser] zich op artikel 25, lid 1, sub d AW. Er is sprake van een misvorming, verminking of andere aantasting omdat door de verplaatsing afbreuk wordt gedaan aan de essentie en het karakter van het kunstwerk, aldus [eiser]. Subsidiair beroept [eiser] zich op artikel 25, lid 1, sub c AW. [eiser] kan zich tegen wijziging van het kunstwerk verzetten, tenzij deze wijziging van zodanige aard is dat het verzet in strijd zou zijn met de redelijkheid. Bij de beoordeling is onder meer van belang de rol van de omgeving op het kunstwerk, aldus [eiser]. 4.3.3 De rechtbank overweegt dat in beide gevallen de omgeving en dus de locatie van het monument een belangrijke rol speelt. Ten tijde van het eerste tussenvonnis was het monument gedemonteerd en opgeslagen zodat een comparitie ter plaatse niet zinvol was. Ter comparitie bleek dat het monument inmiddels door de gemeente is geplaatst op de door haar beoogde locatie achter de RK kerk. De rechtbank acht het aangewezen om thans een descente te gelasten om de oorspronkelijke en de huidige locatie van het monument in ogenschouw te nemen. Aansluitend zal een comparitie van partijen plaatsvinden. De comparitie van partijen kan plaatsvinden op een door partijen in onderling overleg aan te wijzen locatie in de nabije omgeving van het monument, dan wel, bij gebreke daarvan, in één van de zalen van het gerechtsgebouw. Het proces-verbaal van de descente wordt uiterlijk binnen veertien dagen na de dag waarop de descente zal hebben plaatsgevonden ter griffie gedeponeerd, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen op de inhoud daarvan te reageren. 5. Elke verdere beslissing zal worden aangehouden. De beslissing De rechtbank: I. Gelast partijen, [eiser] in persoon en de gemeente vertegenwoordigd door iemand die volledig van de zaak op de hoogte is en bovendien gemachtigd is om rechtshandelingen te verrichten, om op een nader te bepalen datum en uur te verschijnen bij het monument op de huidige locatie achter de RK kerk, voor het houden van een descente en om inlichtingen te verstrekken en een schikking te beproeven. II. Verwijst de zaak naar de civiele rol van woensdag 9 juli 2008 voor dagbepaling descente en comparitie en draagt [eiser] op om ervoor zorg te dragen dat uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk bericht ter griffie is ontvangen betreffende de verhinderdata van beide partijen en eventueel de locatie van de comparitie. III. Bepaalt dat het proces-verbaal van de descente binnen veertien dagen na de dag waarop de descente zal hebben plaatsgevonden ter griffie zal zijn gedeponeerd. IV. Houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mrs. Bottenberg-Van Ommeren, Kuipers en Lemain en is op 25 juni 2008 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.