Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5165

Datum uitspraak2008-11-26
Datum gepubliceerd2008-11-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/660075-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Uit de enkele omstandigheid dat verdachte de voor haar (nagenoeg) stilstaande personenauto niet op tijd heeft gezien en daardoor niet op tijd heeft kunnen stoppen dan wel uitwijken, hoewel deze voor haar wel waarneembaar moet zijn geweest en de verdachte daarop haar rijgedrag moet hebben kunnen afstemmen, kan niet volgen dat de verdachte zich ' zeer althans aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig' heeft gedragen. Geen overtreding artikel 6, wel overtreding artikel 5 WVW. Strafmaat.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/660075-08 Uitspraak d.d. : 26 november 2008 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [voornamen] geboren op : [1976] adres : [adres] plaats : [plaats] 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2008. 2. De tenlastelegging De verdachte staat terecht ter zake dat: zij op of omstreeks 27 mei 2008 in de gemeente Venray als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Peugeot 306), daarmede rijdende over de weg, de Beekweg en gekomen bij het kruispunt van die weg en de Beek, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, een voor haar, verdachte, op dezelfde rijstrook van die Beekweg stilstaande personenauto (merk Peugeot 205) van achteren te naderen met een (veel) te hoge snelheid en/of de snelheid van het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en niet voldoende te verminderen en/of niet behoorlijk uit te wijken, waardoor een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die personenauto (merk Peugeot), ten gevolge waarvan die personenauto (merk Peugeot) terecht is gekomen op de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, op het moment dat een tegemoetkomende personenauto (merk Skoda) reeds zo dicht genaderd was, dat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen die personenauto (merk Peugeot 205) en die tegemoetkomende personenauto (merk Skoda), door welk verkeersongeval [slachtoffer], zijnde de bestuurster van die personenauto, merk Peugeot 205, werd gedood; (artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994) althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen: zij op of omstreeks 27 mei 2008 in de gemeente Venray als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Peugeot 306), daarmede rijdende over de weg, de Beekweg en gekomen bij het kruispunt van die weg en de Beek, een voor haar, verdachte, op dezelfde rijstrook van die Beekweg stilstaande personenauto (merk Peugeot 205) van achteren is genaderd met een (veel) te hoge snelheid en/of de snelheid van het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en niet voldoende heeft verminderd en/of niet behoorlijk is uitgeweken, waardoor een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die personenauto (merk Peugeot), ten gevolge waarvan die personenauto (merk Peugeot 205) terecht is gekomen op de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, op het moment dat een tegemoetkomende personenauto (merk Skoda) reeds zo dicht genaderd was, dat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen die personenauto (merk Peugeot 205) en die tegemoetkomende personenauto (merk Skoda), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; (artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994) De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd. Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewijsoverwegingen 7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 12 november 2008 gevorderd dat het primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit nu niet bewezen kan worden dat het ongeval te wijten is aan verdachte, aangezien verdachte geen schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 heeft. Voorts stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte met haar auto tegen de auto van [slachtoffer] is gereden. Hierdoor is de auto van [slachtoffer] op de rijbaan voor het haar tegemoet rijdend verkeer terechtgekomen. De daarna ontstane botsing tussen de auto van [slachtoffer] en de haar tegemoetkomende Skoda-personenauto heeft hoogstwaarschijnlijk gelegen aan de te hoge snelheid van die Skoda; rijdend met de toegestane snelheid was deze Skoda nog niet op de plaats waar deze zich ten tijde van de botsing bevond, aanwezig geweest. Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde merkt de verdediging op dat er geen sprake is geweest van evidente gevaarzetting. De verdediging refereert zich overigens aan het oordeel van de rechtbank. 7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt daaromtrent dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte met de door haar bestuurde personenauto over de Beekweg in de gemeente Venray geconcentreerd heeft gereden met de daartoe toegestane snelheid van circa 80 kilometer per uur. Het wegverloop en de weersgesteldheid was van dien aard dat zij het over die weg rijdende verkeer heeft moeten en ook heeft kunnen waarnemen, immers ter zitting heeft zij verklaard dat zij haar tegemoetkomend verkeer heeft gezien. De voor haar op dezelfde rijbaan aanwezige personenauto, merk Peugeot 205, heeft zij echter pas waargenomen op het moment dat zij haar auto niet meer op tijd tot stilstand heeft kunnen brengen, waardoor een botsing tussen het door verdachte bestuurde voertuig en de Peugeot 205 is ontstaan. Voorop staat dat indien verdachte niet tekort zou zijn geschoten in de op haar rustende zorgplicht om in het verkeer altijd heel goed op te letten en ook alert te zijn op eventuele onvolkomenheden in het verkeersgedrag van anderen en die zoveel mogelijk op te vangen, het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden. De vraag die door de rechtbank beantwoord dient te worden is of dit tekortschieten van verdachte ook schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) met zich meebrengt. De rechtbank overweegt in dit kader dat schuld zoals bedoeld in het normaal spraakgebruik hiervoor onvoldoende is. Er dient sprake te zijn van aanmerkelijke schuld. Omstandigheden die hebben kunnen bijdragen aan het gegeven dat verdachte de voor haar (nagenoeg) stilstaande Peugeot 205 te laat heeft opgemerkt, zouden kunnen zijn het niet of relatief laat oplichten van de remlichten en/of de richtingaanwijzer van deze Peugeot 205. Niet uit te sluiten is dat de bestuurster van de Peugeot 205 de auto heeft laten uitrollen in plaats van te remmen of dat zij juist pas heel laat heeft geremd omdat de aankomende tegenligger in tweede instantie toch dichterbij was dan aanvankelijk gedacht en/of dat de bestuurster van de Peugeot 205 relatief laat richting heeft aangegeven. De rechtbank merkt op dat zij met deze overweging niet het slachtoffer verantwoordelijk maakt voor het ongeval. De rechtbank zoekt naar mogelijke verklaringen hoe dit vreselijke ongeval is kunnen gebeuren ondanks het feit dat verdachte overigens geen onverantwoord rijgedrag heeft laten zien. Alles in overweging nemende is de rechtbank van oordeel dat de blaam die verdachte treft geen (aanmerkelijke) schuld in de zin van artikel 6 WVW is. Verdachte zal dan ook van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken. Nu uit voorstaande volgt dat verdachte wel een verwijt gemaakt kan worden, acht de rechtbank de subsidiair tenlastegelegde overtreding van artikel 5 WVW wettig en overtuigend bewezen. 7.3 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. 7.3.1 Gebruikte bewijsmiddelen Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit - de verklaring van verdachte ter terechtzitting onder meer inhoudende dat zij op 27 mei 2008 als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, merk Peugeot 306, heeft gereden over de Beekweg in de gemeente Venray met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, dat zij vlak vóór het kruispunt van die weg en de weg genaamd Beek op de door haar bereden rijbaan opeens een personenauto, merk Peugeot 205, voor haar zag, dat zij haar auto niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen en onvoldoende heeft kunnen uitwijken zodat tussen de door haar bestuurde auto en die Peugeot 205 een botsing is ontstaan waardoor en waarna die Peugeot 205 op de voor het tegemoetkomende verkeer is gekomen, alwaar tussen de Peugeot 205 en een aldaar rijdende personenauto, merk Skoda, een botsing is ontstaan tussen en dat de bestuurster van die Peugeot 205, genaamd [slachtoffer], als gevolg van die botsing is overleden; - het proces-verbaal van bevindingen van de politie d.d. 16 juli 2008 ; - de verklaring van [getuige] d.d. 28 mei 2008 ; - het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse BPS 08-061394 d.d. 17 juli 2008, met bijlagen. De stelling van de raadsman dat de botsing tussen de auto van [slachtoffer] en de Skoda personenauto het gevolg is van het te hard rijden door de bestuurder van die Skoda personenauto, verwerpt de rechtbank. Het rijgedrag van verdachte staat in geen enkel verband met het rijgedrag van de bestuurder van de Skoda personenauto. Door het botsen van de door verdachte bestuurde auto tegen de auto van [slachtoffer], is laatstbedoelde auto op de voor het tegemoet komend bestemde rijbaan terecht gekomen, alwaar op dat moment een auto, in dit geval de Skoda personenauto, reeds zo dicht genaderd was dat een botsing niet meer te voorkomen was, ook niet indien de Skoda iets langzamer zou hebben gereden. 7.4 Bewezenverklaring Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: zij op 27 mei 2008 in de gemeente Venray als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Peugeot 306), daarmede rijdende over de weg, de Beekweg en gekomen bij het kruispunt van die weg en de Beek, een personenauto (merk Peugeot 205) van achteren is genaderd en de snelheid van het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en niet voldoende heeft verminderd en niet behoorlijk is uitgeweken, waardoor een botsing is ontstaan tussen het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die personenauto (merk Peugeot 205), ten gevolge waarvan die personenauto (merk Peugeot 205) terecht is gekomen op de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, op het moment dat een tegemoetkomende personenauto (merk Skoda) reeds zo dicht genaderd was, dat een botsing is ontstaan tussen die personenauto (merk Peugeot 205) en die tegemoetkomende personenauto (merk Skoda), door welke gedragingen van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, en het verkeer op de weg werd gehinderd. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en kwalificatie 8.1. Kwalificatie Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende overtreding: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De overtreding is strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994. 9. De strafbaarheid van verdachte De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. Gesteld noch gebleken is dat er bij verdachte sprake is van afwezigheid van alle schuld. 10. De straffen en/of maatregelen 10.1 De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 12 november 2008 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraf en bijkomende straf gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 18 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs al is ingehouden geweest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. 10.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat een eventuele werkstraf veel lager dient te zijn dan geëist en dat ook een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet passend is in deze zaak. 10.3 De overwegingen van de rechtbank Ten laste van verdachte is bewezen verklaard de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Door een noodlottige samenloop van omstandigheden heeft de kop-staartbotsing tussen de auto van verdachte en de Peugeot 205, waardoor die Peugeot op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer kwam, plaatsgevonden op het moment dat een tegenligger zo dicht genaderd was dat een botsing onvermijdelijk was, met als gevolg dat de bestuurster van die Peugeot, [slachtoffer], is overleden. [slachtoffer] was moeder van twee jonge kinderen. Deze twee kinderen hebben blijkens de door hun vader afgelegde schriftelijke slachtofferverklaring nog steeds zeer veel moeite met het verlies van hun moeder. Hun schoolprestaties lijden onder het verlies van hun moeder. Ook de overige familieleden lijden veel onder het verlies van [slachtoffer]. De moeder van het slachtoffer geeft aan dat zij zich moeilijk kan concentreren en vaak niet kan slapen. Allen zijn bezig het verlies een plaatsje in hun leven te geven. Verdachte, de veroorzaakster van het dodelijk ongeval, lijdt ook onder de gevolgen van het ongeval. Zij is zo geschrokken van het ongeval dat zij tot op heden geen auto meer durft te rijden. Zij fietst dagelijks ongeveer anderhalf uur om op haar werk te komen. Nadat zij afgewerkt is, fietst zij, meestal rond middernacht, weer anderhalf uur naar huis. Tijdens de terechtzitting heeft zij diverse malen aangegeven dat zij zich schuldig voelt aan de dood van [slachtoffer] en uit de behandeling van de zaak ter terechtzitting is de rechtbank duidelijk geworden dat verdachte zeer gebukt gaat onder de gevolgen van het ongeval. Blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatie register is verdachte nog niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de omstandigheden van het geval en de (psychische) gevolgen die verdachte ondervindt, het opleggen van straf, al dan niet in een voorwaardelijke vorm, geen strafrechtelijk doel meer dient. De rechtbank acht een schuldig verklaring zonder oplegging van straf of maatregel het meest op zijn plaats en zij zal dan ook zo beslissen. 11. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art.: 9a, 91 Wegenverkeerswet 1994 art.: 5 en 177 BESLISSING De rechtbank: verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; verklaart verdachte schuldig zonder oplegging van straf of maatregel. Dit vonnis is gewezen door mrs. F. Oelmeijer, M.J.A.G. van Baal en E.P.J. Rutten, rechters, van wie mr. F. Oelmeijer voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A.H. Bicker als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 november 2008. typ: JBIC