
Jurisprudentie
BG5246
Datum uitspraak2008-11-25
Datum gepubliceerd2008-11-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers776112 DX EXPL 06-700
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers776112 DX EXPL 06-700
Statusgepubliceerd
Indicatie
Nu duidelijk is dat de Hoge Raad naar verwachting op aanvaardbaar korte termijn beslist op openstaande vragen waarover nu nog onduidelijkheid bestaat, is de rechtbank van oordeel dat het tijdelijk stilleggen van zaken meer voordelen heeft dan het blijven behandelen van zaken.
De kantonrechter wijst het verzoek van Dexia toe. Verdere beslissing van de onderhavige zaak zal dan ook worden aangehouden.
Uitspraak
VONNIS
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 776112 DX EXPL 06-700
Vonnis van 25 november 2008
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
[eiser]
nader te noemen eisende partij,
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
t e g e n
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
nader te noemen Dexia,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: dw. P. Swier.
Procedure
Het volgende processtuk is ingediend:
- de dagvaarding van 8 maart 2006, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 23 mei 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst. Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft eisende partij een afschrift overgelegd van de opt-outverklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Voornoemd afschrift is overgelegd bij een op 7 april 2008 ter griffie van deze rechtbank ingekomen akte tot hervatting met verzoek tot rolvoeging tevens houdende incidentele conclusie tot voeging na hervatting met producties. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
Vervolgens is ingediend:
- de conclusie van antwoord in het incident tevens conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 27 augustus 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 18 november 2008. Ter comparitie zijn verschenen eisende partij in persoon, bijgestaan door mr. F. Klemann en mr. G.R. ten Heuw en van de zijde van Dexia de heer [persoon 1], bijgestaan door mr. J.M.K.P. Cornegoor en mr. M. Kemmers. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door eisende partij op 7 november 2008 een conclusie van antwoord in reconventie tevens akte uitlating na tussenvonnis tevens akte intrekking incidenteel verzoek tot voeging tevens akte vermindering van eis met producties en door Dexia per faxbericht van 5 november 2008 aanvullende stukken ingediend. Deze stukken behoren thans tot de gedingstukken.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
1. Feiten
In conventie en in reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen.
1.2. Eisende partij heeft de volgende lease-overeenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de lease-overeenkomst):
Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd Termijnbedrag
[contractnummer] [datum] [naam overeenkomst] [leasesom] [looptijd] maanden [termijnbedrag]
De lease-overeenkomst is tot stand gekomen via een Spaar Select-vestiging (hierna: de tussenpersoon).
1.3. Dexia heeft een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Datum eindafrekening Resultaat Aan Dexia voldaan op:
[datum] [bedrag 1] [wel/niet voldaan]
2. Conventie
Vordering
2.1. Eisende partij vordert, na vermindering van eis en op gronden als vermeld in de processtukken bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de overeenkomst is of wordt vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld, en dat eisende partij recht heeft op terugbetaling van al hetgeen in het kader van de leaseovereenkomst aan Dexia is betaald, zijnde een bedrag van [bedrag 2], vermeerderd met de wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia. Voorts vordert eisende partij Dexia te bevelen om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van eisende partij bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert eisende partij Dexia te veroordelen tot betaling van de werkelijke proceskosten.
Verweer
2.2. Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van eisende partij.
3. Reconventie
Vordering
3.1. In reconventie vordert Dexia eisende partij te veroordelen tot betaling van
[bedrag 1], zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, te vermeerderen met de gedingkosten en de wettelijke rente vanaf de dag van de eindafrekening plus 10 dagen althans de datum van de conclusie van antwoord in het incident tevens conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie.
Verweer
3.2. De eisende partij in conventie voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen in reconventie.
4. Beoordeling in conventie en in reconventie
4.1. Dexia heeft bij brief van 16 oktober 2008 van mr. R.M. Hermans, advocaat te Amsterdam, onder andere de rechtbank Amsterdam verzocht om alle aanhangige effectenleasezaken aan te houden. Deze brief had geen betrekking op een specifieke zaak of wederpartij. Daarop heeft de voorzitter van het team effectenlease van de rechtbank Amsterdam bij brief van 29 oktober 2008 laten weten dat vooralsnog onvoldoende aanleiding werd gezien het verzoek te honoreren tenzij de wederpartij van Dexia in een individuele zaak met aanhouding zou instemmen. Mr. Hermans heeft vervolgens bij brief van 7 november 2008 het verzoek nogmaals gedaan en aangekondigd het verzoek in de onderhavige zaak ter comparitie nader te zullen toelichten. Thans ligt dus, anders dan na de brief van 16 oktober 2008 van mr. Hermans het geval was, ter beoordeling voor een concreet verzoek waarover op een comparitie een volwaardig debat is gevoerd tussen Dexia en haar wederpartij, bijgestaan door een gemachtigde die in een groot aantal andere zaken ook als zodanig optreedt. De processuele context en daarmee het kader waarin de beoordeling van het verzoek van Dexia dient te worden geplaatst is daarom anders dan de overwegingen die geleid hebben tot de brief van de voorzitter van het team effectenlease.
4.2. Het verzoek van Dexia houdt in dat de verdere behandeling van de zaak (en ook de behandeling van de overige effectenleasezaken die bij deze rechtbank tegen haar aanhangig zijn gemaakt) zal worden aangehouden, of in ieder geval die procedures zullen worden aangehouden zodra die in staat van wijzen zijn, althans geen vonnissen zullen worden uitgesproken die uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard.
4.3. Dexia voert daartoe – zakelijk weergegeven – aan dat de Hoge Raad in februari of maart 2009 arrest zal wijzen in een effectenleasezaak waarin ook Dexia partij is. In dat arrest zullen volgens Dexia door de Hoge Raad de belangrijkste rechtsvragen worden beantwoord die partijen in effectenleasezaken verdeeld houden. Dexia stelt dat in afwachting van die uitspraak van de Hoge Raad vanaf nu door de rechtbank bij de afdoening van effectenleasezaken een pas op de plaats gemaakt dient te worden, temeer omdat er discrepantie is tussen de uitspraken van de rechtbank en die van een aantal gerechtshoven. Er moet volgens Dexia ernstig rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat uitspraken van de rechtbank na het arrest van de Hoge Raad in hoger beroep teruggedraaid zullen moeten worden, met alle gevolgen van dien. Dexia wijst daarbij op het risico dat de bedragen die zij op grond van vonnissen van deze rechtbank aan haar wederpartijen dient te betalen, na vernietiging van die vonnissen in hoger beroep, niet aan haar terugbetaald zullen (kunnen) worden. Een extra rechtsgang in hoger beroep is te vermijden indien de rechtbank wacht op de uitspraak van de Hoge Raad. De termijn waarop de Hoge Raad arrest zal wijzen is zodanig kort dat Dexia meent dat het voor haar wederpartijen niet onaanvaardbaar is om lopende procedures aan te houden in afwachting van het arrest van de Hoge Raad. Aldus – steeds – Dexia.
4.4. De gemachtigde van eisende partij, die zoals hierboven al is opgemerkt ook optreedt in een groot aantal andere bij de rechtbank aanhangige effectenleasezaken tegen Dexia, heeft zich verzet tegen toewijzing van het verzoek van Dexia. Het verzoek is volgens eisende partij uitsluitend gebaseerd op de ongefundeerde verwachting van Dexia dat de Hoge Raad voor haar gunstiger zal beslissen dan de rechtbank in haar vonnissen doet en op de wens om die vonnissen met betalingsveroordelingen zo ver mogelijk voor zich uit te schuiven. De eisende partij heeft evenwel recht op onverwijlde afdoening van de zaak en vergoeding van schade op de kortst mogelijke termijn. Aldus – steeds – eisende partij.
De kantonrechter overweegt als volgt.
4.5. Het verzoek van Dexia dient beoordeeld te worden tegen de achtergrond van hetgeen is bepaald in artikel 20 Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering, namelijk dat de rechter waakt tegen onredelijke vertraging van de procedure.
4.6. De argumenten die partijen naar voren hebben gebracht, zien niet uitsluitend op de onderhavige zaak, maar komen voort uit het feit dat een groot aantal andere, soortgelijke zaken bij deze rechtbank aanhangig zijn. Dat zal bij de beoordeling van het verzoek van Dexia in ogenschouw worden genomen.
4.7. Dexia heeft toegelicht welke rechtsvragen door haar in een incidenteel cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem aan de Hoge Raad zijn voorgelegd. Die rechtsvragen betreffen het overgrote deel van de geschilpunten die Dexia en haar afnemers in het merendeel van alle lopende procedures verdeeld houden. Het is naar het oordeel van de kantonrechter een reële verwachting dat de Hoge Raad binnen afzienbare tijd arrest zal wijzen. De in cassatie aanhangige zaak is aldaar verwezen naar de rol van 12 december 2008 voor conclusie door het parket bij de Hoge Raad. Verder is reëel om te verwachten dat die uitspraak, gelet op de cassatiemiddelen, een belangrijke houvast zal bieden voor de beslissing die genomen dient te worden in effectenleasezaken die bij de rechtbank Amsterdam, sector kanton, aanhangig zijn. Eisende partij heeft naar voren gebracht dat de uitspraak van de Hoge Raad hoe dan ook geen duidelijkheid zal brengen, althans geen duidelijkheid die aanhouding van lopende procedures rechtvaardigt, reeds omdat de betreffende zaak bij de Hoge Raad niet een geschil betreft waarin het categoriemodel dat door deze rechtbank, sector kanton, in haar vonnissen wordt toegepast rechtstreeks aan de orde is. Dat standpunt kan niet worden gevolgd. De rechtsvragen die aan de orde zijn in de categoriemodel-vonnissen zijn ook aan de orde in het door Dexia ingestelde incidentele cassatieberoep.
4.8. De vraag of toewijzing van het verzoek van Dexia al dan niet zal leiden tot onredelijke vertraging van de procedures die bij de rechtbank aanhangig zijn, wordt door partijen verschillend beantwoord. Aan de tussen partijen gevoerde discussie of uit de uitspraak van de Hoge Raad zal volgen dat de vonnissen van deze rechtbank juist (standpunt eisende partij) of onjuist (standpunt Dexia) zijn, kan geen aanknopingspunt worden ontleend in het voordeel van de ene of de andere partij bij de te nemen beslissing op het verzoek van Dexia tot aanhouding van de lopende procedures. De inhoud van de uitspraak van de Hoge Raad is onzeker. Bij de beoordeling van het verzoek van Dexia dient een afweging gemaakt te worden van alle betrokken belangen, rekening houdend met de mogelijkheid dat de ene partij, maar ook de andere partij bij de Hoge Raad het gelijk aan haar zijde zal kunnen vinden.
4.9. Indien uit de uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat in effectenleasezaken niet op andere wijze hoeft te worden beslist dan de rechtbank tot nu toe heeft gedaan, heeft aanhouding van de aanhangige effectenleasezaken overeenkomstig het verzoek van Dexia tot gevolg dat eisende partij een aantal maanden langer op de beslissing van de rechtbank heeft moeten wachten. De financiële gevolgen van die vertraging voor eisende partij worden evenwel, althans voor een belangrijk deel, gecompenseerd door vergoeding van de wettelijke rente over de periode die met de vertraging is gemoeid.
4.10. Aan het standpunt van eisende partij dat de behandeling van de circa thans 2.100 aanhangige effectenleasezaken onverwijld voortgezet dient te worden omdat de belangen van de afnemers maken dat niet gewacht kan worden op een uitspraak van de Hoge Raad, komt minder gewicht toe indien bedacht wordt dat – zoals ter zitting is gebleken – circa 17.000 andere effectenleasezaken door de gemachtigde van eisende partij tot op heden niet bij de rechtbank zijn aangebracht hoewel door de afnemers uiterlijk 1 augustus 2007 een opt-outverklaring was afgelegd. Niet toegelicht is dat de afnemers in de aanhangig gemaakte zaken in andere omstandigheden verkeren dan de afnemers in de 17.000 zaken die tot op heden niet aanhangig zijn gemaakt.
4.11. Tegenover het belang van eisende partij bij onverwijlde voortzetting van de procedure bij de rechtbank staat dat, indien uit de uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat door de rechtbank op andere wijze moet worden beslist dan dat tot nu toe is gedaan, toewijzing van het verzoek van Dexia tot gevolg heeft dat vermeden wordt dat de vonnissen die de rechtbank in de tussentijd heeft gewezen in hoger beroep vernietigd zullen worden. Gelet op het aantal vonnissen dat deze rechtbank per maand in effectenleasezaken wijst betreft het een groot aantal procedures waaruit voor Dexia vanwege de uitgesproken uitvoerbaar bij voorraad verklaarde betalingsveroordelingen bovendien een restitutierisico voortvloeit. Dat restitutierisico kan weliswaar worden ondervangen door betalingsveroordelingen niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, maar daarvoor is ook nodig dat tegen het vonnis hoger beroep wordt ingesteld. Met de procedures in hoger beroep zijn voor Dexia en de afnemers extra kosten gemoeid. Bovendien zijn in dat geval door Dexia en de afnemers zelf nodeloos (verdere) kosten gemaakt voor de procedure in eerste aanleg. Verder is van belang dat indien het verzoek van Dexia wordt toegewezen en uit de uitspraak van de Hoge Raad (ook) volgt dat bij beslissing van de effectenleasezaken acht geslagen dient te worden op meer of andere feiten of omstandigheden dan de rechtbank in haar vonnissen tot nu toe doet, het onderzoek daarnaar alsnog in eerste aanleg kan plaatsvinden en voor partijen geen feitelijke instantie verloren gaat.
4.12. Nu, anders dan voorheen het geval was, op aanvaardbaar korte termijn een beslissing van de Hoge Raad is te verwachten, dient bij afweging van de hiervoor weergegeven belangen het verzoek van Dexia naar het oordeel van de kantonrechter te worden toegewezen.
4.13. Verdere beslissing van de onderhavige zaak zal dan ook worden aangehouden. Op dezelfde gronden zullen de andere bij de rechtbank aanhangige effectenleasezaken worden aangehouden. Indien een partij desalniettemin meent dat in haar zaak onderwerpen aan de orde zijn die thans niet aan de Hoge Raad zijn voorgelegd of waaromtrent de Hoge Raad in zijn arrest van 23 maart 2008 reeds een beslissing heeft gegeven, kan zij de rechtbank gemotiveerd verzoeken de behandeling van haar zaak in zoverre voort te zetten. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan zaken waarin het volgende aan de orde is gesteld:
- de vernietiging van de effectenleaseovereenkomst op grond van de artikelen 1:88/89 Burgerlijk Wetboek;
- de vernietiging van de effectenleaseovereenkomst op grond van artikel 1:345 lid 1 sub d in verbinding met artikel 1:253k Burgerlijk Wetboek of van artikel 3:32 Burgerlijk Wetboek;
- de rechtsgeldigheid van de opt-outverklaring;
- de aanvaarding van het Dexia-aanbod.
Hierbij wordt echter opgemerkt dat indien na behandeling van deze onderwerpen blijkt dat de zaak daarop niet kan worden afgedaan en dus zou worden toegekomen aan behandeling van onderwerpen die thans wel aan de Hoge Raad zijn voorgelegd, de behandeling en beslissing daarvan alsnog tijdelijk zal worden aangehouden. Dit in aanmerking nemende is het aan de meest gerede partij om te beslissen of zij haar zaak toch behandeld wil zien en, zo ja, om zulks gemotiveerd ter rolle te verzoeken. De wederpartij zal in de gelegenheid worden gesteld daarop ter rolle (gemotiveerd) te reageren. De rechtbank zal vervolgens een beslissing op het verzoek nemen.
4.14. Voortzetting van de behandeling van een procedure kan ook plaatsvinden op verzoek van één van de partijen indien sprake is van bijzondere, concrete omstandigheden die maken dat in die specifieke zaak de afweging van de belangen anders dient uit te vallen en dat daarom met de (verdere) behandeling van die procedure niet gewacht kan worden op de uitspraak van de Hoge Raad. Een dergelijk verzoek dient gemotiveerd en onderbouwd met stukken ter rolle te worden gedaan. De wederpartij zal in de gelegenheid worden gesteld daarop ter rolle (gemotiveerd) te reageren. De rechtbank zal vervolgens een beslissing op het verzoek nemen.
4.15. Ofschoon medio februari of maart 2009 een uitspraak van de Hoge Raad wordt verwacht, zal de onderhavige zaak op grond van het bovenstaande om louter administratieve redenen worden verwezen naar de rol van 3 december 2009. Zodra de behandeling van de zaak kan worden hervat, zal zulks gebeuren.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie en in reconventie
- verwijst de zaak naar de rol van 3 december 2009;
- houdt iedere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter