Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5249

Datum uitspraak2008-11-11
Datum gepubliceerd2008-11-27
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers107.001.639/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof kan het schriftelijke stuk van 31 maart 2005 in het licht van de eerst in hoger beroep door [geïntimeerde] in het geding gebrachte schriftelijke stukken van 4 en 5 januari 2005 niet anders lezen dan als een kwitantie. Gelet op het hiervoor sub 11 geciteerde standpunt van [appellante] in hoger beroep is ook [appellante] deze mening thans kennelijk toegedaan. [appellante] heeft echter nagelaten om haar eis naar aanleiding van het voorgaande te wijzigen. Zij vordert het ontbonden verklaren, althans het ontbinden van de "overeenkomst" van 31 maart 2005 en niet van de overeenkomst van 4 en/of 5 januari 2005. Omdat het schriftelijk stuk van 31 maart 2005 slechts als een kwitantie dient te worden aangemerkt, strandt de vordering van [appellante] strekkende tot het ontbonden verklaren, althans het ontbinden van de "overeenkomst" van 31 maart 2005. Omdat de overeenkomst van 4 en/of 5 januari 2005 niet buitengerechtelijk is ontbonden en ook thans geen ontbinding daarvan wordt gevorderd, is er voorts om die reden geen grond voor terugbetaling door [geïntimeerde] van een bedrag van € 25.000,00 aan [appellante]. Om diezelfde reden is de verplichting van [appellante] om nog een bedrag van € 5.000,00 aan [geïntimeerde] te voldoen in stand gebleven, zodat de vordering van [geïntimeerde] (integraal) toewijsbaar is.


Uitspraak

Arrest d.d. 11 november 2008 Zaaknummer 107.001.639/01 HET GERECHTSHOF TE ARNHEM Nevenzittingsplaats Leeuwarden Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van: [appellante], wonende te [woonplaats appellante], appellante in het principaal appel, geïntimeerde in het incidenteel appel, in eerste aanleg: eiseres in conventie, gedaagde in reconventie, hierna te noemen: [appellante], advocaat mr. F.J. Boom, voor wie gepleit heeft mr. Y.A. Wehrmeijer, advocaat te Amsterdam, tegen [geïntimeerde], wonende te [woonplaats geïntimeerde], geïntimeerde in het principaal appel, appellant in het incidenteel appel, in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in reconventie, hierna te noemen: [geïntimeerde], advocaat mr. S.I. Henny, voor wie gepleit heeft mr. H. Tadema, advocaat te Deventer. Het geding in eerste instantie In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 19 juli 2006 en 29 november 2006 door de rechtbank Zwolle-Lelystad. Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 februari 2007 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van voornoemd vonnis van 29 november 2006 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 20 maart 2007. De conclusie van de appeldagvaarding - waarnaar in de memorie van grieven wordt verwezen - luidt: 1. te vernietigen het vonnis waarvan beroep; 2. alsnog te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen [appellante] en [geïntimeerde] van 31 maart 2005 buitengerechtelijk is ontbonden, althans de overeenkomst tussen [appellante] en [geïntimeerde] van 31 maart 2005 te ontbinden; 3. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 25.000,- (inclusief wettelijke rente tot de datum van dagvaarding in eerste aanleg) vermeerderd met wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dagvaarding in eerste aanleg tot aan de dag van betaling (NB vermindering van eis); 4. [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van beide instanties, een en ander, voor zover de wet het toelaat, uitvoerbaar bij voorraad. Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd en incidenteel geappelleerd met als conclusie: In conventie: appellante in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar deze te ontzeggen met veroordeling van appellante in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep. In reconventie: de uitspraak van de Rechtbank Zwolle d.d. 29 november 2006 in reconventie gewezen te vernietigen en [appellante] te veroordelen tot betaling van € 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2006, dit veroordelende vonnis uitvoerbaar te verklaren bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat, voorts met veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in reconventie, zowel in eerste aanleg als in beroep. Door [appellante] is in het incidenteel appel geantwoord met als conclusie: [appellante] handhaaft de vordering zoals geformuleerd in de appeldagvaarding. Ten aanzien van de reconventionele vordering van [geïntimeerde] verzoekt zij het Gerechtshof om integrale afwijzing, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten. Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's door hun advocaten. Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. De grieven [appellante] heeft in het principaal appel drie genummerde grieven opgeworpen, alsmede een tweetal ongenummerde grieven tegen de vaststelling van de feiten. [geïntimeerde] heeft in het incidenteel appel geen genummerde grieven opgeworpen, doch wel een aantal ongenummerde, onder andere tegen de vaststelling van de feiten. De beoordeling Met betrekking tot de feiten 1. Tussen partijen staan de volgende feiten vast als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende weersproken. 1.1. Partijen hebben eind 2004/begin 2005 onderhandeld over de aankoop door [appellante] van [geïntimeerde] en zijn echtgenote [de echtgenote] van de in hun vennootschap onder firma gedreven onderneming Verpakkingsindustrie Deventer, een groothandel in tapes, dispensers en folie. 1.2. Partijen hebben op 4 januari 2005 een schriftelijk stuk ondertekend met als titel: "Afspraken bedrijfsoverdracht verpakkingsindustrie Deventer V.O.F." waarin onder meer het volgende is vermeld: [...] * Ingangsdatum van overdracht 1 juli 2005 of eerder. * Bedrijfsovername houdt in: Overname van goederenvoorraad en inventaris, klantenbestand, administratie en huur van bedrijfspand. * Klantenbestand houdt in: klantgegevens, administratie, leveranciersgegevens. * Overname goederenvoorraad tegen de op de datum van overname geldende inkoopprijs. * Huuroverdracht na akkoord verhuurder. * Op moment van overname wordt debiteuren- en crediteuren- administratie financieel door verkoper afgewikkeld. * Verkoper is na overname dagelijks beschikbaar tot 01 juli 2006. * Beschikbaar betekent: van maandag tot vrijdag op kantoor aanwezig, en beschikbaar voor vragen, informatie en klanten te bezoeken. * Na 01 juli 2006 kan te allen tijde een beroep gedaan worden op de verkoper. * Na overname tot 01-07-2006 krijgt verkoper een kilometervergoeding, voor de dan geldende norm, waarbij de ritten van huisadres naar bedrijfsadres niet meegerekend worden. * Bedrijfsovername geschied indien de financiële garantie van de bank verleend wordt aan koper. 1.3. Op 5 januari 2005 hebben partijen een schriftelijk stuk ondertekend waarin het volgende is vermeld: Bij bedrijfsovername van Verpakkings Industrie Deventer V.O.F. door Mevrouw [appellante], betaalt koper aan [geïntimeerde] een bedrag van euro 30.000,00 netto (zijnde dertigduizend euro), exclusief de goederenvoorraad. [...] Betaling: Voor 01 juli 2005 euro 25.000,00 Voor 31 december 2005: 5.000,00 euro. 1.4. Op 10 maart 2005 hebben [geïntimeerde] en [de echtgenote] enerzijds en [appellante] anderzijds een schriftelijke "koop/verkoopovereenkomst" ondertekend. Hierin is als uitgangspunt vermeld dat partijen "inmiddels tot de slotsom zijn gekomen, dat er, met elkaar volledige wilsovereenstemming is bereikt omtrent de verkoop van de activa en passiva". Voorts is hierin onder meer vermeld dat "De (ver)koopprijs van de over te nemen activa (inventaris, inrichting) is vastgesteld op € 7.500,- exclusief BTW; De waarde van de voorraad wordt op 1 april 2005 vastgesteld (waardering tegen inkoopprijs). De koopsom wordt op 1 april 2005 overgemaakt". 1.5. De overdracht van de activa heeft vervolgens plaatsgevonden op 1 april 2005. De koopprijs van € 7.500,00 voor de inventaris en € 19.450,00 voor de voorraden is op 14 april 2005 door [appellante] voldaan. 1.6. In een door [geïntimeerde] en [appellante] op 31 maart 2005 ondertekend schriftelijk stuk is het volgende vermeld: Hiermede verklaart [geïntimeerde] heden te hebben ontvangen de somma van EUR. 25.000,- zegge vijfentwintigduizend euro's van [appellant] wegens overdracht van alle "goodwill" en "know-how" betreffende verpakkingsindustrie Deventer en bevestigt dat hij tenminste tot 1 juli 2006 [appellante] op eerste aanvraag met raad en daad zal bijstaan inzake bovengenoemde overdracht. Zoals overeengekomen betaalt [appellante] nog eens EUR. 5.000,- zegge vijfduizend euro's aan [geïntimeerde], voor 31 december 2005. 1.7. [appellante] heeft op 31 maart 2005 een bedrag van € 25.000,00 aan [geïntimeerde] voldaan. 1.8. Bij brief van 14 juli 2005 heeft [appellante] het volgende aan [geïntimeerde] medegedeeld: [...] Uit uw brief, d.d. 17 juni 2005, en uw reacties en gedragingen tot heden, maken wij op dat vanaf 11 april 2005 van op eerste aanvraag met raad en daad bijstaan, geen sprake is. Hieruit concluderen wij dat u de gemaakte overeenkomst, d.d. 31 maart 2005, niet nakomt. Wij stellen u derhalve in gebreke. Wij wensen de overeenkomst te ontbinden tegen terugbetaling van de overnamesom en vergoeding van door ons gemaakte kosten en gederfde inkomsten. Alle rechten voorbehouden. Wij verzoeken u binnen zeven dagen na dagtekening van deze brief te reageren. [...] De procedure in eerste aanleg 2. De vordering van [appellante] in eerste aanleg strekte tot het ontbonden verklaren, althans het alsnog ontbinden van de overeenkomst van 31 maart 2005, tot terugbetaling van het door [appellante] op 31 maart 2005 aan [geïntimeerde] betaalde bedrag van € 25.000,00, alsmede tot het vergoeden van schade, vermeerderd met rente en kosten. [appellante] heeft hiertoe aangevoerd dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens haar uit hoofde van de overeenkomst van 31 maart 2005 door haar niet met raad en daad bij te staan. In reconventie heeft [geïntimeerde] van [appellante] betaling van een bedrag van € 5.000,00 gevorderd. 3. De rechtbank heeft de vordering van [appellante] in het bestreden vonnis afgewezen. Daartoe is onder meer overwogen: 4.2. [...] [appellante] stelt ook onder 5 van de dagvaarding dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten in de nakoming van de aanvullende overeenkomst van 31 maart 2005, en het is die overeenkomst die zij stelt buitengerechtelijk te hebben ontbonden, niet die van 10 maart 2005. 4.3. De vordering van [appellante] tot ontbinding van de koopovereenkomst van 10 maart 2005 moet daarom stranden. Mogelijk falen van [geïntimeerde] in zijn nakoming van de overeenkomst van 31 maart 2005, kan niet aan de vennootschap worden verweten. [appellante] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan zo'n "Durchgriff" zou kunnen worden geconstrueerd. [...] 4. De rechtbank heeft de reconventionele vordering van [geïntimeerde] toegewezen tot een bedrag van € 2.500,00. Daartoe is overwogen: 4.5. Nu [geïntimeerde] heeft toegegeven dat de "begeleidingsovereenkomst" van 31 maart 2005 slechts in beperkte mate tot uitvoering is gekomen, zij het niet als gevolg van voor zijn rekening en risico komende omstandigheden maar door een verschil van inzicht met [appellante] over de wijze waarop aan de overeenkomst uitvoering diende te worden gegeven, kan niet worden aanvaard zijn stelling dat het bedrag van EUR 5.000,- dat hij voor zijn begeleiding heeft bedongen niettemin in zijn geheel door [appellante] verschuldigd is. Het had op de weg van [geïntimeerde] gelegen om nauwkeurige en welomschreven afspraken te maken met [appellante] omtrent wat wel en wat niet van hem kon worden verwacht uit hoofde van de overeenkomst van 31 maart 2005. De rechtbank zal de vordering in reconventie ex aequo ad bono matigen tot EUR 2.500,-. 5. [appellante] is in conventie als de geheel in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure veroordeeld. In reconventie zijn de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten moet dragen. Vermindering van eis 6. [appellante] heeft haar vordering in hoger beroep aldus verminderd, dat zij thans geen vergoeding van geleden schade vordert, doch alleen het ontbonden verklaren, althans het ontbinden van de overeenkomst van 31 maart 2005, alsmede terugbetaling van het door haar op 31 maart 2005 aan [geïntimeerde] betaalde bedrag van € 25.000,00, vermeerderd met rente en kosten. Met betrekking tot de grieven In het principaal en in het incidenteel beroep 7. Voor zover partijen ongenummerde grieven in zowel het principaal als in het incidenteel beroep hebben gericht tegen de in het bestreden vonnis door de rechtbank vastgestelde vaststaande feiten (2.1 tot en met 2.3) hebben partijen geen belang bij een behandeling van die grieven. Het hof heeft de feiten hiervoor zelfstandig vastgesteld met inachtneming van de ongenummerde grieven in het principaal en in het incidenteel beroep. 8. De genummerde grieven in het principaal beroep richten zich tegen de afwijzing door de rechtbank van de conventionele vordering van [appellante], te weten het ontbonden verklaren, althans het ontbinden van de overeenkomst van 31 maart 2005, alsmede terugbetaling van het door haar op 31 maart 2005 aan [geïntimeerde] betaalde bedrag van € 25.000,00, vermeerderd met rente en kosten, alsmede tegen de gedeeltelijke toewijzing van de reconventionele vordering van [geïntimeerde]. 9. De overige ongenummerde grieven in het incidenteel beroep richten zich tegen de afwijzing door de rechtbank in het bestreden vonnis van een bedrag van € 2.500,00 van het door [geïntimeerde] in eerste aanleg in reconventie gevorderde bedrag van € 5.000,00. 10. [geïntimeerde] heeft in hoger beroep, onder overlegging van de hiervoor onder 1.2 en 1.3 geciteerde schriftelijke stukken van 4 respectievelijk 5 januari 2005, betoogd, dat de overeenkomst op grond waarvan [appellante] jegens hem verplicht is tot betaling van een bedrag van € 30.000,00 over te gaan (en wel in twee termijnen: een eerste termijn van € 25.000,00 en een tweede termijn van € 5.000,00), reeds op 5 januari 2005 tot stand is gekomen. Volgens [geïntimeerde] betreft de door [appellante] bedoelde "overeenkomst" van 31 maart 2005 slechts een kwitantie van de door haar op die datum betaalde eerste termijn van € 25.000,00. 11. Het hof constateert dat [appellante] vervolgens bij memorie van antwoord in het incidenteel appel - waarvan zij ter gelegenheid van het gehouden pleidooi heeft medegedeeld dat deze in het principaal beroep als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd - ter (nadere) onderbouwing van haar vordering een beroep heeft gedaan op deze door [geïntimeerde] overgelegde stukken van 4 en 5 januari 2005. [appellante] heeft immers aangevoerd: [...] zijn in de intentieovereenkomst van 4 januari 2005 de persoonlijke verplichtingen van [geïntimeerde] verwoord. [geïntimeerde] zegde toe na de overname van de onderneming door [appellante] dagelijks beschikbaar te zijn tot 1 juli 2006. Onder "beschikbaar zijn" werd begrepen dat [geïntimeerde] van maandag tot vrijdag op kantoor aanwezig was en beschikbaar was voor vragen, voor het verstrekken van informatie, alsmede voor het bezoeken van klanten. Voorts kon, volgens de bewoordingen, na 1 juli 2006 te allen tijde een beroep op [geïntimeerde] worden gedaan. Deze laatste afspraken tussen partijen zijn definitief geworden met de overeenkomst van 5 januari 2005, waarin voor [appellante] tevens een verplichting tot betaling van € 30.000 is neergelegd. Met de woorden "exclusief de goederenvoorraad" hebben de partijen tot uitdrukking gebracht dat het bedrag verschuldigd was voor andere dan de uiteindelijk in het document van 10 maart 2005 verankerde verplichtingen. De tekst op het betalingsbewijs van 31 maart 2005 bevestigt dit. [...] 12. Het hof kan het schriftelijke stuk van 31 maart 2005 in het licht van de eerst in hoger beroep door [geïntimeerde] in het geding gebrachte schriftelijke stukken van 4 en 5 januari 2005 niet anders lezen dan als een kwitantie. Gelet op het hiervoor sub 11 geciteerde standpunt van [appellante] in hoger beroep is ook [appellante] deze mening thans kennelijk toegedaan. [appellante] heeft echter nagelaten om haar eis naar aanleiding van het voorgaande te wijzigen. Zij vordert het ontbonden verklaren, althans het ontbinden van de "overeenkomst" van 31 maart 2005 en niet van de overeenkomst van 4 en/of 5 januari 2005. Omdat het schriftelijk stuk van 31 maart 2005 slechts als een kwitantie dient te worden aangemerkt, strandt de vordering van [appellante] strekkende tot het ontbonden verklaren, althans het ontbinden van de "overeenkomst" van 31 maart 2005. Omdat de overeenkomst van 4 en/of 5 januari 2005 niet buitengerechtelijk is ontbonden en ook thans geen ontbinding daarvan wordt gevorderd, is er voorts om die reden geen grond voor terugbetaling door [geïntimeerde] van een bedrag van € 25.000,00 aan [appellante]. Om diezelfde reden is de verplichting van [appellante] om nog een bedrag van € 5.000,00 aan [geïntimeerde] te voldoen in stand gebleven, zodat de vordering van [geïntimeerde] (integraal) toewijsbaar is. 13. Hetgeen door partijen in eerste aanleg en hoger beroep voorts nog te berde is gebracht zal als in het voorgaande reeds vervat danwel als niet terzake dienend, buiten bespreking kunnen blijven. De slotsom 14. Het hof komt tot de slotsom dat het bestreden vonnis wat betreft de conventionele vordering van [appellante] dient te worden bekrachtigd, zij het onder verbetering van gronden. Het bestreden vonnis zal wat betreft de reconventionele vordering van [geïntimeerde] worden vernietigd. De vordering van [geïntimeerde] zal alsnog integraal worden toegewezen. [appellante] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg wat betreft de procedure in eerste aanleg in reconventie (salaris voor de procureur: tarief I, 1 punt). Het hof zal [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij in hoger beroep in de proceskosten veroordelen, zowel in het principaal als in het incidenteel beroep (salaris voor de advocaat in het principaal beroep: tarief III, 3 punten en in het incidenteel beroep: tarief I, 1,5 punt). De beslissing Het gerechtshof: vernietigt het bestreden vonnis van 29 november 2006 voor zover het de reconventionele vordering van [geïntimeerde] betreft; en in zoverre opnieuw rechtdoende: veroordeelt [appellante] tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening; veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 384,00 aan geliquideerd salaris voor de procureur; bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige, onder verbetering van gronden; veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak vast: in het principaal beroep op € 750,-- aan verschotten en op € 3.474,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat; in het incidenteel beroep op € 948,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat; verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad. Aldus gewezen door mrs. Verschuur, voorzitter, Onnes-Wind en Buys, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 11 november 2008 in bijzijn van de griffier.