
Jurisprudentie
BG5286
Datum uitspraak2009-01-23
Datum gepubliceerd2009-01-23
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/02293
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-23
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/02293
Statusgepubliceerd
Indicatie
WSNP. Beëindiging toepassing schuldsanering zonder “schone lei” wegens niet-nakoming van uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen (81 RO).
Conclusie anoniem
Rekestnr. 08/02293
mr. J. Spier
Parket 21 november 2008
Conclusie inzake
[Verzoekster]
1. Op 15 december 2004 heeft [verzoekster] een verzoekschrift ingediend waarin zij heeft verzocht om toepassing van de schuldsaneringsregeling. In haar vonnis van 15 december 2004 heeft de Rechtbank Dordrecht dit verzoek gehonoreerd onder vaststelling van een saneringsplan waarin onder meer een "werkverplichting" is opgenomen; als zij geen betaald werk heeft dan moet zij zich inspannen dit te krijgen.
2. De Rechter-Commissaris heeft tussentijdse beëindiging gevraagd omdat [verzoekster] niet aan haar sollicitatieverplichting voldeed. Bij de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] laten weten niet, maar "alleen mondeling" te hebben gesolliciteerd; verderop herhaalt ze niet te hebben gesolliciteerd. De bewindvoerder stelt het beweerdelijk mondeling solliciteren te hebben nagetrokken; de stelling zou onjuist zijn. In haar vonnis van 27 juni 2007 heeft de Rechtbank het verzoek afgewezen. Zij wijst erop dat [verzoekster] haar (solliciatie)-verplichtingen niet naar behoren is nagekomen, maar dat leidt niet tot toewijzing van het verzoek nu de looptijd zes maanden later zal verstrijken. Tijdens de behandeling van de beëindiging zal de tekortkoming worden beoordeeld. [Verzoekster] moet er ernstig rekening mee houden dat haar tekortkoming aan een schone lei in de weg zal staan "tenzij uit (het aanvullend) advies van de GGD arts naar aanleiding van een hernieuwde beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid van schuldenares blijkt dat het GGD rapport van 25 mei 2005 achterhaald is."
3. Bij vonnis van 9 januari 2008 heeft de Rechtbank vastgesteld dat [verzoekster] tekort is geschoten in de verplichtingen voortvloeiend uit de schuldsaneringsregeling. Zij bepaalt dat de schuldsaneringsregeling eindigt op het tijdstip waarop het vonnis onherroepelijk wordt. In de rechterbovenhoek van blz. 1 en aan het slot van de overwegingen staat vermeld "geen schone lei". De tekortkoming acht de Rechtbank gelegen in het verzaken van de sollicitatieplicht, de herhaalde waarschuwingen ten spijt. Aangetekend wordt nog dat de GGD bij de onder 2 bedoelde herbeoordeling niet tot een ander oordeel is gekomen.
4.1 Het Haagse Hof heeft het bestreden vonnis bekrachtigd bij arrest van 20 mei 2008. Volgens het Hof mag van personen in de schuldsaneringsregeling worden verwacht "dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen". Volgens het Hof is [verzoekster] in genoemde verplichting - met name in de sollicitatieplicht - toerekenbaar tekortgeschoten in welk verband wordt aangenomen dat niet aannemelijk is geworden dat [verzoekster] niet in staat was om te werken.
4.2.1 Het Hof hecht weinig waarde aan de overgelegde stukken.
4.2.2 Maar zelfs als dat anders zou zijn valt [verzoekster] ernstig te verwijten dat zij te weinig heeft gesolliciteerd. Daaraan doet niet af dat een baan mogelijk geen batig saldo voor de boedel zou hebben opgeleverd.
5. Mr Garretsen heeft tijdig beroep in cassatie bezorgd.
6. À la barbe van het middel moet mij van het hart dat Rechtbank en Hof m.i. wel erg gemakkelijk hebben aangenomen dat [verzoekster] arbeidsgeschikt was. Dat oordeel blijkt op niets anders te zijn gebaseerd dan op een nauwelijks onderbouwd rapportje van de GGD van 25 mei 2005 (zonder dat inlichtingen bij de behandelend arts zijn opgevraagd) en op een briefje van de GGD van 30 juli 2007 inhoudend dat op grond van de daarin summierlijk genoemde gegevens en zonder nader onderzoek de betrokken geneeskundige "op het tijdstip mei 2005 niet [zou zijn] gekomen tot een ander oordeel". Dat is een smalle basis voor het oordeel dat [verzoekster] (vóór, op en na 2005) niet arbeidsongeschikt was. Ik moet daaraan evenwel voorbijgaan nu het middel, zelfs maximale welwillendheid gelezen, geen hierop toegesneden klacht formuleert.
7. Bij de beoordeling van het middel stel ik voorop dat [verzoekster] tegenstrijdige en daarom ongeloofwaardige stellingen heeft betrokken; zie onder 2. In cassatie worden 's Hofs onder 4.1 en 4.2.1 weergegeven oordelen niet bestreden. Dat laatste oordeel, zo nodig in samenhang met de tegenstrijdigheid van het relaas van [verzoekster] én de onder 1 genoemde verplichting van het saneringsplan, kunnen 's Hofs oordeel ruimschoots dragen (vgl. HR 19 januari 2007, NJ 2007, 61). Volledigheidshalve stip ik daarbij nog aan dat de door het middel bepleite benadering luce clarius de bijl zou zetten aan het instituut der schuldsanering. Iemand op wie die regeling van toepassing is, zou enkele jaren achterover kunnen gaan leunen wanneer de kans op het vinden van werk en/of het daarmee te verwerven inkomen (voor de boedel) gering zou zijn. In het licht van de begeerde "schone lei" zouden de gevolgen van de regeling dan louter en alleen op de schuldeisers worden afgewenteld. Reeds hierop stuit onderdeel 8.5 af. Dat wordt niet anders wanneer [verzoekster] wél aan haar overige verplichtingen heeft voldaan; ook onderdeel 8.6 faalt daarom.
8. Anders dan onderdeel 8.4 kennelijk verdedigt, is de rechter niet gebonden aan het inzicht van de bewindvoerder. Voorzover het er nog over probeert te klagen dat het Hof uit het oog heeft verloren dat de Rechtbank toepassing der regeling niet tussentijds heeft beëindigd, wordt miskend dat dit is gebeurd om [verzoekster] ter wille te zijn; zie onder 2.
Conclusie
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge der Nederlanden,
Advocaat-Generaal
Uitspraak
23 januari 2009
Eerste Kamer
08/02293
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van de rechtbank Dordrecht van 15 december 2004 is ten aanzien van [verzoekster] de definitieve toepassing van de schuldsanerings regeling uitgesproken. Bij vonnis van de rechtbank van 9 januari 2008 is deze schuldsaneringsregeling beëindigd zonder toepassing van "een schone lei".
Tegen het vonnis van 9 januari 2008 heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 20 mei 2008 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [verzoekster] heeft op 5 december 2008 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 januari 2009.