
Jurisprudentie
BG5326
Datum uitspraak2008-11-20
Datum gepubliceerd2008-11-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806446/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-11-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806446/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 24 juni 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Wormerland (hierna: de raad) bij besluit van 22 april 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Poort van Wormer".
Uitspraak
200806446/2.
Datum uitspraak: 20 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Wormerland (hierna: de raad) bij besluit van 22 april 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Poort van Wormer".
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 augustus 2008, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 augustus 2008, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 november 2008, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. S.P.M. Schaap, advocaat te Enschede, en [directeur], en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. J.H. Geerdink, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
Voorts zijn daar de raad, vertegenwoordigd door S. Bukman, ambtenaar in dienst van de gemeente, en Parteon Projectontwikkeling Holding B.V. en PPO 22 B.V., beide vertegenwoordigd door mr. F. Spijker, advocaat te Amsterdam en mr. D.A. Cleton, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet onder meer in de bouw van ongeveer 367 woningen nabij het bedrijfsperceel van [verzoekster].
[verzoekster] beoogt met het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening schorsing van het besluit tot goedkeuring van het plan, teneinde hangende de behandeling van het beroep in de bodemprocedure onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plan te voorkomen.
2.3. [verzoekster] heeft geen zienswijze tegen het ontwerpplan bij de raad naar voren gebracht. Het college heeft de bij hem ingebrachte bedenkingen tegen het vastgestelde plan daarom buiten beschouwing gelaten.
2.4. Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, aanhef en onder d, en 56, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 27 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) en artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot goedkeuring van het college door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze bij de raad naar voren heeft gebracht.
Dit is slechts anders voor zover de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, dan wel indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Geen van deze omstandigheden doet zich voor. Bij de vaststelling van het plan heeft de raad weliswaar wijzigingen aangebracht ten opzichte van het ontwerp maar dit betreft wijzigingen in de artikelen 11, 13 en 19 van de planvoorschriften, en dit zijn planonderdelen die als zodanig door [verzoekster] in de bedenkingen en in beroep niet zijn bestreden. Voor zover [verzoekster] wijst op de wijziging die in de plantoelichting is aangebracht met betrekking tot het aspect geluid, overweegt de voorzitter dat de plantoelichting geen bindend onderdeel is van het plan, zodat hierin geen reden is gelegen om het niet indienen van een zienswijze tegen het ontwerp, gelet op artikel 27, tweede lid, van de WRO, verschoonbaar te achten. De voorzitter volgt niet het betoog dat uit een oogpunt van de gevreesde beperkingen voor de bedrijfsvoering als gevolg van geluidregelgeving geen aanleiding bestond om tegen de in het ontwerpplan voorziene woningbouwmogelijkheden, zoals neergelegd in de planvoorschriften en op de plankaart, een zienswijze in te dienen maar dat eerst het vastgestelde plan in dat opzicht aanleiding vormde om te ageren.
In hetgeen is aangevoerd ziet de voorzitter derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat [verzoekster] redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen zienswijze heeft ingediend.
2.5. Gelet op het vorenstaande is de voorzitter van oordeel dat het college de bedenkingen van [verzoekster] terecht buiten beschouwing heeft gelaten. Hij verwacht dat het beroep in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van Dorst
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2008
357.