Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5327

Datum uitspraak2008-11-20
Datum gepubliceerd2008-11-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806771/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 22 juli 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Drechterland (hierna: de raad) bij besluit van 13 december 2007 vastgestelde bestemmingsplan "1e wijziging bestemmingsplan Schellinkhout-De Witte Hoeve 1996" (hierna: het plan).


Uitspraak

200806771/2. Datum uitspraak: 20 november 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recreatiepark De Witte Hoeve B.V., gevestigd te Schellinkhout, gemeente Drechterland, verzoekster, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 22 juli 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Drechterland (hierna: de raad) bij besluit van 13 december 2007 vastgestelde bestemmingsplan "1e wijziging bestemmingsplan Schellinkhout-De Witte Hoeve 1996" (hierna: het plan). Tegen dit besluit heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recreatiepark De Witte Hoeve B.V. (hierna: de besloten vennootschap) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 september 2008, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 september 2008, heeft de besloten vennootschap de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 november 2008, waar de besloten vennootschap, vertegenwoordigd door mr. J.H. Fellinger, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. F.W.J. van der Steen, advocaat te Hilversum, zijn verschenen. Verder is de raad, vertegenwoordigd door H. Medema en B. Blesing, ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Ingevolge artikel 5, vierde lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Schellinkhout-De Witte Hoeve 1996", dat betrekking heeft op de bestemming "Recreatieve doeleinden", wordt tot een verboden gebruik, zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, in ieder geval gerekend: a. het gebruik van recreatiewoningen als hoofdverblijf ten behoeve van permanente bewoning; b. … 2.3. Ingevolge het plan wordt artikel 5, derde lid, onder b, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Schellinkhout-De Witte Hoeve 1996", aangevuld met punt 7: "7. Bij elke recreatiewoning is een vrijstaand bijgebouw toegestaan. De maximale oppervlakte mag 10 m2 zijn, de goothoogte mag niet meer dan 3 meter zijn en de nokhoogte mag niet meer dan 4,5 meter zijn. De berging moet minstens 3 meter achter de doorgetrokken voorgevellijn van de woning staan." Ingevolge het plan wordt artikel 5, vierde lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Schellinkhout-De Witte Hoeve 1996", gewijzigd in: "4. Gebruiksregels. a. …. b. Het gebruik van recreatiewoningen als hoofdverblijf ten behoeve van permanente bewoning is geen strijdig gebruik." 2.4. De besloten vennootschap, beheerder van het Recreatiepark De Witte Hoeve, beoogt blijkens haar verzoek om voorlopige voorziening schorsing van het bestreden besluit voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan voornoemde gebruiksregel, die het gebruik van recreatiewoningen als hoofdverblijf ten behoeve van permanente bewoning mogelijk maakt. Zij betoogt dat de mogelijkheid van permanente bewoning het onmogelijk maakt dat er recreatief wordt gewoond en dat daarmee de geldende recreatieve bestemming onomkeerbaar wordt gewijzigd. 2.5. Tegen gebruik (zonder bouw- of aanlegvergunningen) van recreatiewoningen als hoofdverblijf ten behoeve van permanente bewoning, kan, indien het besluit tot goedkeuring van het plan vernietigd wordt, handhavend worden opgetreden als het niet in overeenstemming is met het planologische regime dat na vernietiging geldt. De inwerkingtreding van het plan leidt in zoverre niet tot een juridisch onomkeerbare situatie. 2.6. Onder deze omstandigheden is de voorzitter van oordeel dat het in werking treden van genoemd plandeel geen directe gevolgen heeft voor de positie van de besloten vennootschap en zij daarom geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening voor wat betreft dit plandeel. 2.7. Voor zover het verzoek om voorlopige voorziening zich tevens uitstrekt over de aanvulling van artikel 5, derde lid, onder b, met punt 7, op grond waarvan bij elke recreatiewoning een vrijstaand bijgebouw is toegestaan met de in dat artikelonderdeel vermelde maten, overweegt de voorzitter dat in hetgeen de besloten vennootschap naar voren heeft gebracht geen aanleiding is te vinden voor het oordeel dat op voorhand valt aan te nemen dat de goedkeuring van dit plandeel in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. 2.8. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek van de besloten vennootschap te worden afgewezen. 2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat. w.g. Hoekstra w.g. Ouwehand Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2008 224