Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5328

Datum uitspraak2008-11-26
Datum gepubliceerd2008-11-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800419/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 7 december 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een veehouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 12 december 2007 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200800419/1. Datum uitspraak: 26 november 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], wonend te [woonplaats], gemeente Tubbergen, en het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 7 december 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een veehouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 12 december 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 januari 2008, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 februari 2008. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 november 2008, waar [appellanten], van wie [appellant] in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door S.A.J. Scheepers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. [appellanten] hebben zich in het beroepschrift, wat betreft de gronden over stankhinder, geluidhinder, het niet aanwezig zijn van een wasplaats en het ontoereikend zijn van de kadaverplaats, beperkt tot het herhalen van de over het ontwerp van het besluit naar voren gebrachte zienswijzen. In het bestreden besluit heeft het college zijn reactie op de zienswijzen gegeven. [appellanten] hebben noch in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom deze reactie onjuist zou zijn. Ook voor het overige zijn daarvoor geen gronden. Het beroep is in zoverre ongegrond. 2.2. Voor zover [appellanten] aanvoeren dat er meerdere gebouwen gedeeltelijk zijn gesloopt en dat er beton is gestort en gebouwen zijn opgericht zonder de vereiste vergunningen overweegt de Afdeling dat deze gronden geen betrekking hebben op het belang van de bescherming van het milieu in de zin van artikel 8.10 van de Wet milieubeheer en reeds om die reden niet kunnen slagen. 2.3. Het beroep van [appellanten] is ongegrond. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat. w.g. Van Kreveld w.g. Fransen lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2008 407-576.