
Jurisprudentie
BG5332
Datum uitspraak2008-11-26
Datum gepubliceerd2008-11-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801580/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801580/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 22 januari 2008, nr. 1317795, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Uden (hierna: de raad) bij besluit van 27 juni 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Velmolen Oost".
Uitspraak
200801580/1.
Datum uitspraak: 26 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats], en andere,
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2008, nr. 1317795, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Uden (hierna: de raad) bij besluit van 27 juni 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Velmolen Oost".
Tegen dit besluit hebben [appellante] en andere (hierna:
[appellanten]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 maart 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 11 maart 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft het college van burgemeester en wethouders een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2008, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. drs. H.A. Pasveer, advocaat te 's Hertogenbosch, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door drs. J. Heijmans, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het plan biedt een juridisch planologisch kader voor een woongebied met ongeveer 550 woningen en de landschappelijke geledingszone tussen Uden Zuid en Volkel.
2.3. [appellanten], die een autobedrijf aan de [locatie] te [plaats] exploiteren, betogen dat het plan onvoldoende is getoetst aan de Wet geluidhinder en de voorziene woningen gedeeltelijk een te hoge geluidsbelasting ondervinden.
2.4. Het college brengt naar voren dat in artikel 11 van de planvoorschriften is opgenomen dat geluidsgevoelige objecten enkel kunnen worden gerealiseerd indien is voldaan aan de voorkeursgrenswaarden volgens de Wet geluidhinder. Nu ingevolge de Woningwet vergunningvrije bouwwerken moeten voldoen aan bij of krachtens het Bouwbesluit 2003 gegeven voorschriften, heeft het college geen aanleiding gezien op dit punt goedkeuring aan het plan te onthouden.
2.5. Ingevolge artikel 76, eerste lid, van de Wet geluidhinder worden bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone de waarden in acht genomen, die ingevolge artikel 82 en 100 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt. Ingevolge artikel 82 van deze wet geldt ter plaatse een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Ingevolge artikel 76, tweede lid, van de Wet geluidhinder worden in afwijking van het eerste lid van dit artikel bij de vaststelling van het bestemmingsplan als in dat lid bedoeld hogere waarden in acht genomen, voor zover met toepassing van artikel 83 van de wet voor de vaststelling van het bestemmingsplan zodanige waarden zijn vastgesteld.
2.5.1. Blijkens de plankaart is aan de gronden waar woningbouw is voorzien de bestemming "Woongebied uit te werken (WG-U)" toegekend. Ingevolge artikel 8.2 van de planvoorschriften werkt het college van burgemeester en wethouders deze bestemming uit met inachtneming van onder meer de regel dat ten behoeve van woningen welke zijn geprojecteerd langs de Lippstadtsingel geluidafschermende voorzieningen worden opgericht. Op de plankaart is de locatie van deze voorzieningen door middel van de aanduiding "geluidafschermende voorzieningen" langs een gedeelte van de Lippstadtsingel aangegeven.
Verder is ingevolge artikel 11.1, onder a, van de planvoorschriften de realisering van geluidsgevoelige objecten uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder, waarbij geluidafschermende maatregelen moeten worden uitgevoerd, al dan niet ter plaatse van de gegeven aanduiding "geluidafschermende voorzieningen". In onderdeel b van dit artikel is voorgeschreven dat de realisering van geluidsgevoelige objecten uitsluitend is toegestaan indien voldaan wordt aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen, waarbij onder meer maatregelen in de vorm van geluidswallen en -schermen, dan wel "dove" gevels uitgevoerd moeten worden.
2.5.2. In het kader van deze bestemmingsplanprocedure is akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Lippstadtsingel, de Boekelsedijk, de Industrielaan, de Verlengde Velmolen en de Nieuwe Udenseweg op de gevels van de in het plan voorziene woningen. Uit het akoestisch rapport en de plantoelichting blijkt dat een geluidwerende voorziening langs een gedeelte van de Lippstadtsingel en een deel van de Nieuwe Udenseweg noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de nieuwe woningen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In het akoestisch rapport wordt daarom voorgesteld een geluidsscherm met een bepaalde lengte en hoogte te realiseren en uit de plantoelichting blijkt dat het gemeentebestuur hieraan uitvoering wil geven. Hiertoe is de beoogde geluidwerende voorziening op de plankaart aangegeven door middel van evenbedoelde aanduiding.
2.5.3. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat met de realisering van bedoeld geluidsscherm bij de woningen langs de Lippstadtsingel en de Nieuwe Udenseweg aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan, doch dit geldt uitsluitend wat betreft de eerste en tweede bouwlaag van deze woningen. Op de bovenste (derde) bouwlaag wordt de voorkeursgrenswaarde als gevolg van het verkeer op de Lippstadtsingel en de Nieuwe Udenseweg overschreden. Volgens het akoestisch onderzoek bedraagt de maximaal berekende geluidsbelasting op de derde bouwlaag 56 dB respectievelijk 51 dB. Artikel 11.1, onder b, van de planvoorschriften biedt de mogelijkheid bedoelde woningen te realiseren, hoewel wat betreft de derde bouwlaag de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Nu geen toepassing is gegeven aan de bevoegdheid om hogere grenswaarden vast te stellen, is dit planvoorschrift in strijd met de Wet geluidhinder.
2.6. De conclusie is dat hetgeen Van der Heijden en andere hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat artikel 11.1, onder b, van de planvoorschriften is vastgesteld in strijd met artikel 82, eerste lid, van de Wet geluidhinder. Door het plan niettemin goed te keuren, heeft het college gehandeld in strijd met dit artikellid in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit op dit onderdeel dient te worden vernietigd.
Uit het vorenstaande volgt dat er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan bedoeld planvoorschrift.
2.7. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 22 januari 2008, nr. 1317795, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan artikel 11.1, onder b, van de planvoorschriften;
III. onthoudt goedkeuring aan artikel 11.1, onder b, van planvoorschriften;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het genoemde besluit van 22 januari 2008;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [appellante] en andere in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Brabant aan [appellante] en andere onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan [appellante] en andere het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, voorzitter, en mr. Th.G. Drupsteen en drs. H. Borstlap, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
voorzitter
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op
177-575.