
Jurisprudentie
BG5380
Datum uitspraak2008-11-19
Datum gepubliceerd2008-11-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers301008 / HA ZA 08-394
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers301008 / HA ZA 08-394
Statusgepubliceerd
Indicatie
ontbinding koopovereenkomst; voldaan aan ontbindende voorwaarden?; contractuele boete
Uitspraak
Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 301008 / HA ZA 08-394
Uitspraak: 19 november 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap ZUIDSTAD ONROEREND GOED ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
eiseres,
advocaat mr. J.C. Moree te Rotterdam,
- tegen -
1. de besloten vennootschap WESTHAVEN PROPERTIES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. [gedaagde-1],
wonende te Rotterdam,
gedaagden,
advocaat mr. G.J. Houweling te Bleiswijk.
Partijen worden hierna aangeduid als “Zuidstad” respectievelijk “Westhaven” en “[gedaagde-1]”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 29 januari 2008 en de door Zuidstad overgelegde producties;
conclusie van antwoord, met producties;
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 16 april 2008, waarbij een comparitie van partijen
is gelast;
- akte houdende aanvulling rechtsgronden en wijziging eis aan de zijde van Zuidstad, met producties;
proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 10 september 2008;
- de brief van mr. L.P. Quist namens Zuidstad van 10 oktober 2008.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Zuidstad en Westhaven houden zich bezig met de koop en verkoop van onroerend goed. Sinds 8 mei 2006 is Zuidstad eigenaar van het onroerend goed staand en gelegen aan de Govert van Wijnkade 45 - 49 te Maassluis (hierna te noemen: het onroerend goed).
2.2 Op 14 juni 2007 heeft Zuidstad met Westhaven een koopovereenkomst (hierna: de koopovereenkomst) gesloten ter zake de verkoop van het onroerend goed voor een koopprijs van € 2.850.000,--, welke overeenkomst op 3 juli 2007 schriftelijk is vastgelegd.
Artikel 5, lid 6, van de koopovereenkomst luidt - voor zover rechtens relevant - als volgt:
(…)
Koper zal bij de daartoe bevoegde Gemeentelijke Overheidsinstanties van de Gemeente Maassluis (hierna te noemen: de Gemeente) terzake van het gekochte wederom een bestemmingswijziging aanvragen waardoor het mogelijk moet worden dat het gekochte uitsluitend zal kunnen worden gebruikt als
“Hotel met tenminste tweehonderd (200) bedden”.
Indien door de Gemeente aan deze bestemmingswijziging nadere voorwaarden worden gesteld - met name valt te denken aan - doch niet beperkt tot - uitgebreide Horeca en/of Congresfaciliteiten - heeft de koper het recht om van deze koop af te zien. De koper zal voortvarend te werk gaan om de door hem verlangde bestemmingswijziging van de Gemeente te verkrijgen en zal het recht hebben tot 1 oktober 2007 om op grond van het niet-verkrijgen van de verlangde bestemmingswijziging casu quo uitgebreide nadere door de Gemeente gestelde voorwaarden als hiervoor genoemd, deze koopovereenkomst te ontbinden.
Indien echter tegen 1 oktober a.s. duidelijk mocht worden dat in alle redelijkheid is te verwachten dat die verlangde bestemmingswijziging er uiteindelijk toch zal komen, heeft de koper het recht om de periode waarbinnen ontbinding van deze koopovereenkomst op grond van hetgeen hiervoor is vermeld, te verlengen met drie (3) maanden en mitsdien tot 31 december 2007. Voor iedere maand dat deze verlengde ontbindingsperiode loopt, zal koper alsdan bij vooruitbetaling een vergoeding betalen van twaalfduizend euro (€ 12.000,--) per maand op een alsdan nader door verkoper aan koper op te geven wijze.
Artikel 13 van de koopovereenkomst luidt - voor zover rechtens relevant - als volgt:
1. Een partij is in verzuim jegens de wederpartij als hij, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig is of blijft aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst te voldoen. Ingebrekestelling moet schriftelijk geschieden met inachtneming van een termijn van acht dagen. Gemelde termijn kan reeds lopen voordat een partij nalatig is.
2. Wanneer een partij in verzuim is, is deze verplicht de schade die de wederpartij dientengevolge lijdt te vergoeden en kan deze de overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden.
3. Wanneer het verzuim betrekking heeft op het meewerken aan de feitelijke en/of juridische levering dan wel op de voldoening van de koopprijs, zal de nalatige partij voorts ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst opeisbare boete verbeuren. De hoogte van deze boete is gelijk aan tien procent van de totale koopprijs. Voor zover de wederpartij meer schade lijdt, heeft hij, naast de boete, recht op aanvullende schadevergoeding.
(…)
2.3 Bij vonnis in kort geding van deze rechtbank d.d. 20 juli 2007 is de door Imtech B.V. tegen Zuidstad ingestelde vordering betreffende de vraag of Zuidstad de met Imtech B.V. gevoerde onderhandelingen ter zake van de huur/verhuur van het onroerend goed mocht afbreken, afgewezen.
2.4 Bij telefaxbericht van 30 oktober 2007 heeft Westhaven aan Zuidstad meegedeeld dat zij de koopovereenkomst wenst te ontbinden. Zuidstad heeft hiertegen bij schrijven van 16 november 2007 geprotesteerd, en Westhaven gesommeerd binnen acht dagen te berichten dat zij de verplichtingen voortvloeiend uit de koopovereenkomst zal nakomen.
2.5 Bij brief van 14 augustus 2008 heeft Zuidstad Westhaven gesommeerd haar verplichtingen voortvloeiend uit de koopovereenkomst binnen acht dagen na te komen, bij gebreke waarvan Zuidstad de koopovereenkomst per 22 augustus 2008 zal ontbinden.
3 De vordering
3.1 De gewijzigde vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst is ontbonden per 22 augustus 2008;
II. te verklaren voor recht dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle door Zuidstad geleden en te lijden schade ten gevolge van de tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen voortvloeiend uit de koopovereenkomst;
III. te verklaren voor recht dat onder de door Zuidstad geleden en te lijden schade tevens is begrepen het verschil tussen de koopprijs ad € 2.850.000,-- en de koopprijs met een derde voor zover die lager zal zijn, en gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van dit verschil binnen 8 dagen na levering aan de derde;
IV. gedaagden hoofdelijk te veroordelen om aan Zuidstad te betalen € 285.000,--;
V. gedaagden hoofdelijk te veroordelen aan Zuidstad te betalen de rentetermijnen ad
€ 12.000,-- per maand vanaf 28 februari 2008;
VI. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten inclusief de nakosten.
3.2 Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Zuidstad aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
de koopovereenkomst geeft slechts de mogelijkheid tot ontbinding over te gaan, wanneer aan drie cumulatieve voorwaarden is voldaan, namelijk dat de ontbinding voor 1 oktober 2007 wordt ingeroepen, dat de koper voortvarend te werk is gegaan en dat sprake is van het niet-verkrijgen van de verlangde bestemmingswijziging c.q. uitgebreide nader door de gemeente gestelde voorwaarden ter zake het verkrijgen van een hotel met tenminste 200 bedden. Westhaven heeft aan geen enkele van deze voorwaarden voldaan, en derhalve niet rechtsgeldig ontbonden;
Westhaven heeft te kennen gegeven niet tot afname te zullen overgaan, en is derhalve in verzuim;
Zuidstad lijdt schade ten gevolge van het niet nakomen van de verplichtingen voortvloeiend uit de koopovereenkomst door Westhaven;
subsidiair geldt dat de ontbindingstermijn met 23 dagen is verlengd tot 23 oktober 2007, aangezien Zuidstad op 26 juli 2007, derhalve 23 dagen na het ondertekenen van de koopovereenkomst, een e-mail heeft verzonden aan de makelaar van Westhaven naar aanleiding van de uitslag in kort geding;
[gedaagde-1] is als bestuurder van Westhaven uit hoofde van onrechtmatig handelen jegens Zuidstad aansprakelijk voor door Zuidstad geleden en te lijden schade, aangezien Westhaven over geen enkel vermogen blijkt te beschikken en [gedaagde-1] derhalve bij het sluiten van de koopovereenkomst wist althans behoorde te weten dat Westhaven haar verplichtingen uit de overeenkomst niet kon nakomen.
4 Het verweer
4.1 Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Zuidstad in de kosten van het geding.
4.2 Gedaagden hebben daartoe het volgende aangevoerd:
Westhaven heeft de koopovereenkomst tijdig ontbonden, aangezien partijen nader zijn overeengekomen dat de ontbindingstermijn van drie maanden als bedoeld in de koopovereenkomst in verband met mogelijke aanspraken van Imtech B.V. op levering van het onroerend goed pas zou aanvangen nadat er duidelijkheid was over de mogelijke leveringsverplichting van Zuidstad jegens Imtech B.V.. De ontbindingstermijn is aangevangen op 1 augustus 2007;
de ontbindingstermijn is verlengd met één maand in de zin van artikel 5, lid 6, van de koopovereenkomst. Ook Zuidstad heeft zich op dit standpunt gesteld gelet op de door haar verzonden factuur van 4 oktober 2007;
Westhaven heeft de koopovereenkomst rechtsgeldig ontbonden, aangezien zij ondanks het feit dat zij voortvarend te werk is gegaan ter zake het mogelijk verkrijgen van bestemmingswijziging, deze bestemmingswijziging niet heeft verkregen;
van bestuurdersaansprakelijkheid zijdens [gedaagde-1] is geen sprake, aangezien geen sprake is van een onrechtmatige daad, Zuidstad geen schade lijdt, en voor zover zij wel schade lijdt deze niet aan [gedaagde-1] is toe te rekenen.
5 De beoordeling
Ten aanzien van de vorderingen jegens Westhaven:
5.1 Tussen partijen is in geschil of Westhaven de koopovereenkomst op 30 oktober 2007 rechtsgeldig heeft ontbonden. Als door Zuidstad gesteld en door Westhaven niet gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen vast dat de koopovereenkomst kan worden ontbonden onder de cumulatief geldende voorwaarden dat wordt ontbonden binnen een tussen partijen overeengekomen termijn, dat Westhaven voortvarend te werk is gegaan om de door haar verlangde bestemmingswijziging van de gemeente Maassluis te verkrijgen, en dat wordt ontbonden op grond van het niet-verkrijgen van de verlangde bestemmings-wijziging casu quo uitgebreide nader door de gemeente Maassluis gestelde voorwaarden. Zuidstad heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat van rechtsgeldige ontbinding geen sprake is, nu Westhaven aan geen van deze drie cumulatief geformuleerde ontbindingsvoorwaarden heeft voldaan. Westhaven heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5.2 Zuidstad heeft in de eerste plaats aangevoerd dat Westhaven de koopovereenkomst niet tijdig heeft ontbonden. Tussen partijen is niet in geschil dat zij in de koopovereenkomst zijn overeengekomen dat - onder voorwaarden - kon worden ontbonden tot 1 oktober 2007. Westhaven heeft tot haar verweer aangevoerd dat partijen op 3 juli 2007 nader mondeling zijn overeengekomen dat de ontbindingstermijn van drie maanden als bedoeld in de koopovereenkomst in verband met mogelijke aanspraken van Imtech B.V. op levering van het onroerend goed pas zou aanvangen nadat er duidelijkheid was over de mogelijke leveringsverplichting van Zuidstad jegens Imtech B.V, en dat de ontbindingstermijn is aangevangen op 1 augustus 2007. Zuidstad heeft gemotiveerd betwist dat een nadere aanvangsdatum van de ontbindingstermijn is overeengekomen, en subsidiair aangevoerd dat, zo dit het geval zou zijn, de ontbindingstermijn is aangevangen op 26 juli 2007.
5.3 De rechtbank is van oordeel dat, zelfs indien vast zou komen te staan dat partijen een nadere aanvangsdatum van de ontbindingstermijn zijn overeengekomen en zelfs indien voorts vast zou komen te staan dat de ontbindingstermijn is aangevangen op 1 augustus 2007, sprake is van overschrijding van de uiterste ontbindingsdatum. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Uitgaande van de inhoud van de koopovereenkomst is de ontbindingstermijn aangevangen op 3 juli 2007 en mocht worden ontbonden tot 1 oktober 2007. Uitgaande, als door Westhaven aangevoerd, van een nadere overeenkomst tussen partijen op grond waarvan de ontbindingstermijn als bedoeld in de koopovereenkomst zou aanvangen op 1 augustus 2007, zou derhalve 29 dagen later dan aanvankelijk overeengekomen, oftewel tot 30 oktober 2007 mogen worden ontbonden. Tussen partijen is niet in geschil dat Westhaven eerst bij telefaxbericht van 30 oktober de koopovereenkomst heeft ontbonden, zodat moet worden geconcludeerd dat Westhaven niet alleen op grond van de inhoud van de koopovereenkomst, maar ook indien zij zou worden gevolgd in de door haar gestelde nadere overeenkomst tussen partijen, de ontbinding van de koopovereenkomst te laat heeft ingeroepen.
5.4 Westhaven heeft ten aanzien van de tussen partijen overeengekomen ontbindingstermijn voorts tot haar verweer aangevoerd dat deze is verlengd met één maand in de zin van artikel 5, lid 6, van de koopovereenkomst, gelet op de door Zuidstad verzonden factuur van 4 oktober 2007. Ook dit verweer faalt. Voor zover Zuidstad immers de wil heeft gehad met het verzenden van de factuur van 4 oktober 2007 de ontbindingstermijn te verlengen, hetgeen door Zuidstad wordt betwist, is van overeenstemming tussen partijen over een dergelijke verlenging geen sprake geweest, aangezien de factuur op 12 oktober 2007 (productie 7 bij conclusie van antwoord) namens Westhaven aan Zuidstad is geretourneerd. Niet geoordeeld kan derhalve worden dat verlenging van de ontbindingstermijn in de zin van artikel 5, lid 6, van de koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.
5.5 Nu op grond van het hiervoor overwogene is komen vast te staan dat Westhaven de koopovereenkomst niet tijdig heeft ontbonden, behoeft de vraag of Westhaven aan de overige ontbindingsvoorwaarden heeft voldaan geen bespreking meer. Ten overvloede overweegt de rechtbank ten aanzien van de vraag of Westhaven voortvarend te werk is gegaan om de door haar verlangde bestemmingswijziging van de gemeente Maassluis te verkrijgen het volgende.
Westhaven heeft ter onderbouwing van haar betoog dat zij voortvarend te werk is gegaan aangevoerd dat haar makelaar, de heer [X] het vigerende bestemmingsplan heeft opgevraagd, dat heeft doorgenomen met een adviseur, telefonische contacten heeft gelegd met ambtenaren en heeft getracht op korte termijn een afspraak te maken met de juiste ambtenaar. Uit de door Westhaven in het geding gebrachte stukken blijkt voorts dat [X] op 15 september 2007 schriftelijk aan de gemeente heeft verzocht om een afspraak te maken, dat deze afspraak heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2007 en dat Westhaven bij schrijven van 18 oktober 2007 de gemeente heeft verzocht om medewerking te verlenen aan bestemmingswijziging. Zijdens Westhaven is ter comparitie verklaard dat Westhaven een presentatie van haar plan heeft gemaakt en dit op 16 oktober 2007 aan de gemeente heeft getoond, en dat er veel met de gemeente is gebeld om afspraken te maken en de twee betrokken wethouders te kunnen spreken.
Op grond van hetgeen Westhaven naar voren heeft gebracht moet worden geoordeeld dat van een voortvarende handelswijze om de bestemmingswijziging van de gemeente te verkrijgen geen sprake is geweest. Daarvoor is immers met name bepalend welke handelingen Westhaven in de richting van de gemeente heeft verricht, hetgeen kennelijk nauwelijks meer heeft behelsd dan het komen tot een afspraak met de gemeente en één bespreking met de gemeente op 16 oktober 2007. Dat het, zoals Westhaven heeft betoogd, kennelijk lastig was een afspraak met de gemeente te maken, dient in dit verband voor rekening en risico van Westhaven te blijven. Westhaven heeft immers zelf, zoals blijkt uit hetgeen ter comparitie is verklaard, verzocht om de kortdurende ontbindingstermijn als genoemd in de koopovereenkomst en heeft er bovendien zelf voor gekozen om met die wetenschap pas op 15 september 2007 de gemeente schriftelijk om het maken van een afspraak te verzoeken. Wat de inhoud van de bespreking met de gemeente op 16 oktober 2007 betreft, kan uit de brief van Westhaven aan de gemeente d.d. 18 oktober 2007 worden afgeleid dat Westhaven bij dit gesprek kennelijk niet de beschikking had over gedetailleerde plattegrondtekeningen met aanwijzingen over de indeling, gebruik, parkeren e.d., en evenmin over een bedrijfsplan met een nauwkeurige omschrijving van ondermeer de economische haalbaarheid, terwijl dit voor de door de gemeente te nemen beslissing omtrent bestemmingswijziging kennelijk wel van belang was. Ook in dit licht bezien kan niet worden geoordeeld dat Westhaven voortvarend te werk is gegaan.
Ten aanzien van de vorderingen jegens [gedaagde-1]:
5.6 Zuidstad heeft haar vorderingen jegens [gedaagde-1] gegrond op bestuurdersaansprakelijkheid. Aansprakelijkheid van een bestuurder kan worden aangenomen indien hij ten name van de rechtspersoon een contract sluit, wetende of moetende weten, dat de rechtspersoon de uit dat contract voortvloeiende verplichtingen niet zal kunnen nakomen.
5.7 Zuidstad heeft aangevoerd dat Westhaven over geen enkel vermogen blijkt te beschikken, en [gedaagde-1] derhalve bij het sluiten van de koopovereenkomst wist althans behoorde te weten dat Westhaven haar verplichtingen uit de overeenkomst niet kon nakomen. Zuidstad heeft ter onderbouwing van haar stelling de bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde balans per 31 december 2005 van P. Stegenga Beheer B.V. in het geding gebracht, en aangevoerd dat hieruit kan worden afgeleid dat Westhaven, voorheen genaamd Stegenga Beheer B.V. over geen enkel vermogen beschikt. [gedaagde-1] heeft hiertegen tot zijn verweer aangevoerd dat Stegenga Beheer B.V. een zogenaamde “plank B.V.” betrof waarvan de aandelen in januari 2007 zijn verworven door [gedaagde-1], dat aansluitend [gedaagde-1] is benoemd tot enig directeur en de naam is gewijzigd in Westhaven, en dat Westhaven, met een geplaatst kapitaal van € 18.000,-- een actieve, solvabele vennootschap is die in staat is haar verplichtingen na te komen.
5.8 Als door Zuidstad gesteld, en door [gedaagde-1] niet gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen vast dat Stegenga Beheer B.V. op 31 december 2005 niet over enig vermogen beschikte. Daarmee staat echter geenszins vast dat zulks ook gold ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst in juni 2007. [gedaagde-1] heeft, onder verwijzing naar een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, aangevoerd dat de aandelen in Stegenga Beheer B.V. begin 2007 zijn verworven door Westhaven en dat het geplaatste kapitaal
€ 18.000,-- betrof, hetgeen door Zuidstad niet is weersproken. Nu Zuidstad niet nader feitelijk heeft onderbouwd dat Westhaven ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst over geen enkel vermogen beschikte, waar dit wel van haar had mogen worden verwacht, moet worden geoordeeld dat haar stellingen op dit punt, mede gelet op het door [gedaagde-1] gevoerde verweer, onvoldoende feitelijke grondslag opleveren om haar tot bewijslevering toe te laten. Hieruit volgt dat de rechtbank aan een omkering van de bewijslast, als door Zuidstad betoogd, niet toekomt. De vorderingen tegen [gedaagde-1] zullen, nu niet is komen vast te staan dat hij wist dan wel had moeten weten dat Westhaven de uit de koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen niet zal kunnen nakomen, worden afgewezen.
Ten aanzien van de vorderingen jegens Westhaven voorts:
5.9 Uit hetgeen hiervoor onder 5.3 tot en met 5.5 is overwogen volgt dat Westhaven niet heeft voldaan aan de voorwaarden waaronder de koopovereenkomst kon worden ontbonden, zodat van een rechtsgeldige ontbinding zijdens Westhaven geen sprake is.
5.10 Als door Zuidstad gesteld en door Westhaven niet gemotiveerd weersproken staat tussen partijen vast dat Westhaven aan Zuidstad heeft meegedeeld niet tot afname van het onroerend goed te zullen overgaan. Hiermee staat tevens vast dat Westhaven haar verplichtingen voortvloeiend uit de koopovereenkomst niet nakomt, en in verzuim is geraakt. Op grond van het bepaalde in artikel 13, lid 2, van de koopovereenkomst is Westhaven hierdoor schadeplichtig geworden jegens Zuidstad. De door Zuidstad in het petitum onder II. gevorderde verklaring voor recht is derhalve, voor zover deze zich richt tegen Westhaven, toewijsbaar.
Zuidstad heeft blijkens haar brief van 14 augustus 2008 de koopovereenkomst per 22 augustus 2008 ontbonden. De door Zuidstad in het petitum onder I. gevorderde verklaring voor recht zal in die zin worden toegewezen.
5.11 Ingevolge artikel 13, lid 3, van de koopovereenkomst verbeurt de nalatige partij wanneer het verzuim betrekking heeft op het meewerken aan de feitelijke en/of juridische levering dan wel op de voldoening van de koopprijs, een boete gelijk aan 10 % van de koopprijs, en heeft de wederpartij, voor zover hij meer schade lijdt, naast de boete recht op aanvullende schadevergoeding. Zuidstad heeft in het petitum onder IV. vergoeding van genoemde boete gelijk aan 10 % van de koopprijs, ofwel € 285.000,-- gevorderd. Nu gesteld noch gebleken is dat aan de in artikel 13, lid 3, van de koopovereenkomst geformuleerde vereisten voor het opeisen van deze boete niet is voldaan, en evenmin een beroep is gedaan op matiging van het boetebedrag, is deze vordering, voor zover deze zich richt tegen Westhaven, toewijsbaar.
5.12 Zuidstad heeft in het petitum onder III. gevorderd te verklaren voor recht dat in de door haar te lijden schade is begrepen het verschil tussen de koopprijs ad € 2.850.000,-- en een lagere verkoopprijs, en voorts gevorderd Westhaven en [gedaagde-1] te veroordelen tot vergoeding van dit verschil. Nu Zuidstad ingevolge artikel 13, lid 3, van de koopovereenkomst slechts aanspraak heeft op aanvullende schadevergoeding voor zover zij meer schade lijdt dan het boetebedrag, en gesteld noch gebleken is dat Zuidstad, in het geval zij uiteindelijk een lagere verkoopprijs zal realiseren dan € 2.850.000,--, meer schade zal lijden dan het boetebedrag van € 285.000,--, is het onder III. gevorderde niet toewijsbaar.
5.13 Zuidstad heeft in het petitum onder V. vergoeding van rentetermijnen ad € 12.000,-- per maand gevorderd. Gesteld noch gebleken is dat partijen vergoeding van rente als door Zuidstad gevorderd zijn overeengekomen. Voor zover Zuidstad met haar vordering bedoelt een beroep te doen op het bepaalde in artikel 5, lid 6, van de koopovereenkomst kan dit beroep niet slagen nu de daar omschreven vergoeding slechts toepassing heeft in geval sprake is van een verlengde ontbindingsperiode, en een dergelijke situatie zich thans niet voordoet. Voor zover Zuidstad met haar vordering bedoelt een beroep te doen op vergoeding van de wettelijke rente, is haar vordering evenmin toewijsbaar. Ingevolge artikel 6:119 a van het Burgerlijk Wetboek ziet vergoeding van de wettelijke rente immers op vergoeding van geleden schade wegens vertraging in de voldoening van een geldsom. Nu gesteld noch gebleken is dat de door Zuidstad geleden vertragingsschade hoger is dan het boetebedrag van € 285.000,--, is het onder V. gevorderde niet toewijsbaar.
5.14 Westhaven zal als de voornamelijk in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Zuidstad. De vordering van nakosten dient als prematuur en derhalve ongegrond te worden afgewezen, nu kosten in verband met de tenuitvoerlegging van het vonnis vallen onder de regeling van artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze rente eerst verschuldigd is vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis.
6 De beslissing
De rechtbank,
wijst de vorderingen van Zuidstad tegen [gedaagde-1] af;
verklaart voor recht dat de tussen Zuidstad en Westhaven gesloten overeenkomst aangaande de koop en verkoop van het onroerend goed staande en gelegen te Maassluis aan de Govert van Wijnkade 45 - 49 is ontbonden per 22 augustus 2008;
verklaart voor recht dat Westhaven aansprakelijk is voor alle door Zuidstad geleden en te lijden schade ten gevolge van de tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen voortvloeiend uit de tussen Zuidstad en Westhaven gesloten overeenkomst aangaande de koop en verkoop van het onroerend goed staande en gelegen te Maassluis aan de Govert van Wijnkade 45 - 49;
veroordeelt Westhaven om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Zuidstad te betalen het bedrag van € 285.000,-- (zegge: tweehonderdvijfentachtigduizend euro);
veroordeelt Westhaven in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zuidstad bepaald op € 4.784,-- aan vast recht, op € 85,44 aan overige verschotten en op € 4.000,-- aan salaris voor de advocaat;
bepaalt dat Westhaven de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd is over de proceskosten vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog.
Uitgesproken in het openbaar.
548