Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5381

Datum uitspraak2008-11-19
Datum gepubliceerd2008-12-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers240768 / HA ZA 07-2250
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ontbinding; schuldeisersverzuim? Schadevergoeding.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK UTRECHT 240768 / HA ZA 07-225019 november 2008 Sector handels- en familierecht zaaknummer / rolnummer: 240768 / HA ZA 07-2250 Vonnis van 19 november 2008 in de zaak van 1. [eiser sub 1], wonende te [woonplaats], 2. [eiser sub 2], wonende te [woonplaats], eisers in conventie, verweerders in reconventie, advocaat mr. N. Strikwerda, tegen [gedaagde], handelende onder de naam “[naam bedrijf]” wonende te [woonplaats], gedaagde in conventie, eiser in reconventie, advocaat mr. A.M. Both. Partijen zullen hierna [eiser c.s.] en [gedaagde] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: • het tussenvonnis van 20 februari 2008 waarin een comparitie van partijen is bepaald, • de conclusie van antwoord in reconventie, • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 27 mei 2008, • de akte van [eiser c.s.], • de akte van [gedaagde]. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Op 4 april 2007 hebben partijen een overeenkomst gesloten waarbij is overeengekomen dat [gedaagde] voegwerk aan de woning van [eiser c.s.] zou uitslijpen, reinigen en opnieuw zou voegen. [eiser c.s.] heeft daartoe op voorhand EUR 3.000,00 aan [gedaagde] betaald. 2.2. In de overeenkomst staat, voor zover van belang, het volgende vermeld: Uitslijpen, reinigen en opnieuw voegen van de achtergevel snijvoeg Uitslijpen, reinigen en opnieuw voegen van de voorgevel snijvoeg Uitslijpen, reinigen en opnieuw voegen van de zijgevel snijvoeg Inclusief schuur voegen met snijvoeg Diverse werkzaamheden zoals met u overeengekomen Totaal: EUR 4.000,00 Genoemde prijzen zijn exclusief 19% BTW en inclusief gebruik van steigers, materialen en het afvoeren van afvalmaterialen. 2.3. [gedaagde] heeft de voegen aan de achtergevel, voorgevel, zijgevel van de woning - inclusief de schoorsteen - en de schuur uitgeslepen en gereinigd. 2.4. Door middel van de brief van 17 juli 2007 heeft [eiser c.s.] aan [gedaagde] bericht dat hij in gebreke is gebleven om de werkzaamheden af te ronden vóór 11 mei 2007 en is hem aangezegd de werkzaamheden alsnog te voltooien vóór 15 september 2007. 2.5. Namens [eiser c.s.] is [gedaagde] per brief van 29 augustus 2007 gesommeerd om uiterlijk 5 september 2007 zijn werkzaamheden te hervatten en deze binnen drie weken na dagtekening van de brief af te ronden. Tevens is aangekondigd dat [eiser c.s.. een derde zal inschakelen om de werkzaamheden te voltooien indien [gedaagde] zijn verplichtingen niet nakomt en dat de kosten daarvan op hem verhaald zullen worden. 2.6. Op 11 september 2007 kwamen [eiser c.s.] en [gedaagde] elkaar bij toeval tegen bij een benzinestation en heeft [gedaagde] een door [eiser c.s.] opgestelde verklaring getekend, inhoudende dat hij op 17 september 2007 zou starten met de voegwerkzaam-heden. 2.7. Dit heeft niet tot voltooiing van de werkzaamheden door [gedaagde] geleid. 2.8. Per brief van 21 september 2007 is namens [eiser c.s.] aan [gedaagde] medegedeeld dat de overeenkomst is ontbonden voor het gedeelte van de werkzaamheden dat nog niet is uitgevoerd. Voorts is [gedaagde] in deze brief gesommeerd om binnen tien dagen EUR 3.000,00 terug te betalen, de sleutel van de poort terug te geven en is hij aansprakelijk gesteld voor de schade die [eiser c.s.]. lijdt vanwege het afplakken met tape van de kozijnen waardoor de verf heeft losgelaten en voor de kosten die [eiser c.s.] met maken door een derde het werk te laten voltooien. 2.9. Dit heeft niet tot enige reactie van [gedaagde] geleid. 2.10. [eiser c.s.] heeft aan [naam[naam bedrijf], Voeg- en kitbedrijf, restauratiewerken en gevelreiniging (hierna: [naam bedrijf]) EUR 7.497,00 betaald voor door [naam bedrijf] verrichte voegwerkzaamheden aan de woning van [eiser c.s.] 3. Het geschil in conventie 3.1. [eiser c.s.] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 10.707,00, vermeerderd met rente en kosten. 3.2. [eiser c.s.] baseert haar vordering op de overeenkomst met [gedaagde], waarbij volgens haar was overeengekomen dat [gedaagde] de afgesproken werkzaamheden binnen vijf weken, te weten voor 11 mei 2007, zou voltooien. Nu [gedaagde] niet op de sommaties van [eiser c.s.] heeft gereageerd, heeft [eiser c.s.] de voegwerkzaamheden door [naam bedrijf] laten doen en vordert ze betaling door [gedaagde] van de kosten daarvan (EUR 7.497,00). Daarnaast vordert ze terugbetaling door [gedaagde] van de inmiddels aan hem betaalde EUR 3.000,00, betaling van EUR 29,99 voor de vervanging van het slot van de poort nu [gedaagde] de sleutel niet heeft teruggegeven, betaling voor de kosten van een aangetekend schrijven (EUR 6,45) en betaling van EUR 904,00 voor buiten-gerechtelijke incassokosten. Ook stelt zij dat [gedaagde] het schilderwerk aan de kozijnen zou hebben beschadigd door onzorgvuldig gebruik van tape bij de uitvoering van zijn werkzaamheden. Om ergere beschadiging van het houtwerk in het winterseizoen te voorkomen heeft zij schilderwerk verricht, waarvan zij betaling van de materiaalkosten van EUR 18,40 door [gedaagde] vordert. 3.3. [gedaagde] voert verweer. Hij stelt dat partijen een aanneemsom van EUR 4.000,00 waren overeengekomen en dat daarbij niet een fatale termijn is afgesproken. Voorts stelt hij dat hij op 18 april 2007 een nadere overeenkomst heeft gesloten met [eiser c.s.].waarbij is afgesproken dat hij voegwerk aan de schoorsteen zou verrichten waarvoor [eiser c.s.] uiterlijk 20 april 2007 een voorschot van EUR 2.200,00 zou voldoen. Dit heeft [eiser c.s.] nagelaten zodat zijzelf in verzuim is. Als gevolg daarvan was [gedaagde] bevoegd zijn werkzaamheden op te schorten en mocht [eiser c.s.] de overeenkomst van 4 april 2007 niet ontbinden. 3.4. Voorts voert hij aan dat hij niet gehouden is de EUR 3.000,00 terug te betalen in het geval de overeenkomst (gedeeltelijk) ontbonden mocht worden, aangezien hij het grootste gedeelte van de werkzaamheden wel zou hebben verricht zodat hem daarvoor een vergoeding toekomt. Daarnaast voert hij aan dat de gevorderde schadevergoeding voor het werk door [naam bedrijf] veel te hoog is, gelet op de aanneemsom die hij met [eiser c.s.] was overeengekomen en in vergelijking met wat een andere aannemer daarvoor zou rekenen. Hij ontkent dat hij de sleutel van de poort van [eiser c.s.] had gekregen en betwist dat door zijn toedoen het schilderwerk aan de kozijnen zou zijn beschadigd. Volgens hem verkeerde het schilderwerk al in zeer slechte staat. Daarnaast betwist hij de omvang van de buiten-gerechtelijke kosten. in reconventie 3.5. [gedaagde] vordert samengevat - veroordeling van [eiser c.s.] tot betaling van EUR 3.838,27, vermeerderd met rente en kosten. Hij baseert zijn vordering op de hiervoor genoemde nadere overeenkomst met [eiser c.s.] op grond waarvan hij betaling door [eiser c.s.] van EUR 2.618,00 (inclusief BTW) vordert. Daarbij vordert hij EUR 205,27 in verband met de huur van steigers die nodig waren voor het uitvoeren van deze extra werkzaamheden aan de schoorsteen. Voorts vordert hij betaling door [eiser c.s.] van de laatste termijn van EUR 1.000,00 op grond van de overeenkomst van 4 april 2007. 3.6. [eiser c.s.] voert verweer. Zij betwist het bestaan van de nadere afspraak over de schoorsteen. Volgens [eiser c.s.] waren de werkzaamheden aan de schoorsteen al bij de opdracht van 4 april 2007 inbegrepen. Ze betwist de noodzaak van extra steigers voor de werkzaamheden aan de schoorsteen. Ook betwist ze nog EUR 1.000,00 verschuldigd te zijn op grond van de overeenkomst van 4 april 2007, omdat [gedaagde] de werkzaamheden niet (vóór 11 mei 2007) voltooid heeft. Volgens haar was de afspraak dat alleen bij afronding van de werkzaamheden vóór 11 mei 2007, [gedaagde] naast de inmiddels betaalde EUR 3.000,00 nog recht had op EUR 1.000,00. 4. De beoordeling in conventie 4.1. Voor de beantwoording van de vraag of [eiser c.s.] op 21 september 2007 de overeenkomst van 4 april 2007 (gedeeltelijk) mocht ontbinden dient beoordeeld te worden of [gedaagde] op dat moment in verzuim was. Tussen partijen is in geschil of bij de overeenkomst van 4 april 2007 een fatale termijn van 11 mei 2007 was overeengekomen. De rechtbank stelt vast dat, wat daar ook van zij, [gedaagde] bij de brief van 17 juli 2007 en naderhand bij de brief van 29 augustus 2007 in gebreke is gesteld waarbij telkens een redelijke termijn tot nakoming is gesteld door [eiser c.s.] Uitgaande van de laatst gedateerde ingebrekestelling, had [gedaagde] tot uiterlijk drie weken na 29 augustus 2007 de tijd om zijn verplichtingen na te komen. De rechtbank stelt vast dat hij dit niet heeft gedaan zodat hij vanaf dat moment, te weten 19 september 2007, in verzuim was en [eiser c.s.] op 21 september 2007 de overeenkomst (gedeeltelijk) mocht ontbinden. Dit is slechts anders indien komt vast te staan dat [eiser c.s.] voordien zelf in verzuim is geraakt, zoals door [gedaagde] is gesteld en nu door de rechtbank zal worden beoordeeld. 4.2. [eiser c.s.] voert aan dat het onwaarschijnlijk is dat ten aanzien van de schoorsteen naderhand een aparte overeenkomst zou zijn gesloten, aangezien de schoorsteen onlosmakelijk is verbonden met de woning en samen met het overige gedeelte van de woning één geheel vormt. Juist een lekkage van de schoorsteen vormde de aanleiding voor de opdracht aan [gedaagde] op 4 april 2007. Ook staat de door [gedaagde] gestelde prijs van EUR 2.200,00 voor alleen de schoorsteen niet in verhouding tot de prijs voor het overige voegwerk aan de woning, zodat het volgens [eiser c.s.] ook om die reden ongeloofwaardig is dat zij met een dergelijke, afzonderlijke afspraak akkoord zou gaan. [eiser c.s.] stelt dat zij de door [gedaagde] bij de conclusie van antwoord in conventie/ conclusie van eis in reconventie bijgevoegde nota's ter zake van het werk aan de schoorsteen, pas na het uitbrengen van de dagvaarding heeft ontvangen. Volgens [eiser c.s.] heeft [gedaagde] daarvoor nimmer gesommeerd tot betaling van de EUR 2.200,00 en ook wordt er geen melding door hem van gemaakt in de door hem ondertekende verklaring van 11 september 2007 zodat zijn stellingen onwaarschijnlijk zijn. 4.3. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op dit gemotiveerde verweer door [eiser c.s.], het op de weg van [gedaagde] had gelegen om ter zitting zijn stellingen ten aanzien van het bestaan van de overeenkomst van 18 april 2007 nader te onderbouwen. Nu heeft hij slechts aangevoerd dat in de overeenkomst van 4 april 2007 niets is vermeld over de schoorsteen, zodat daarom een aparte overeenkomst met betrekking tot de schoorsteen was gesloten. Hij heeft daarbij geen uitleg gegeven over het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst, in afwijking van de afspraken van 4 april van 2007 die wel – zij het summier – schriftelijk zijn vastgelegd en ook niet waarom er voorafgaande aan de “laatste aanmaning” zoals gevoegd bij zijn conclusie van antwoord geen eerdere aanmaningen zijn verstuurd. De rechtbank zal aldus de stelling van [gedaagde] dat er op 18 april 2007 een nadere overeenkomst is gesloten die niet door [eiser c.s.] is nageleefd, passeren. Hieruit volgt dat er geen sprake is van verzuim aan de zijde van [eiser c.s.] en zij gerechtigd was op 21 september 2007 de overeenkomst (gedeeltelijk) te ontbinden. Gevolgen van de ontbinding 4.4. [eiser c.s.] heeft de overeenkomst alleen ontbonden voor het nog te verrichten voegwerk. De ontbinding geldt niet voor de werkzaamheden die al waren verricht, namelijk het uitslijpen en reinigen van de gevels. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] recht heeft op een vergoeding daarvoor zodat [eiser c.s.] niet de teruggave van de volledige EUR 3.000,00 toekomt. Artikel 6:270 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers dat een gedeeltelijke ontbinding een evenredige vermindering van de wederzijdse prestaties in hoeveelheid of hoedanigheid inhoudt. 4.5. Voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding die [gedaagde] toekomt voor de wel door hem verrichte werkzaamheden, neemt de rechtbank als uitgangspunt dat partijen een aanneemsom voor het totale werk van EUR 4.000,00 zijn overeengekomen. [eiser c.s.] heeft weliswaar gesteld dat zij niet meer dan EUR 3.000,00 hoefde te betalen indien het werk niet binnen vijf weken gereed zou zijn, maar dit verhoudt zich dit niet tot hetgeen daarover door partijen op schrift is gesteld. Daarbij komt dat [eiser c.s.] ter zitting heeft erkend dat zij ook bereid was geweest de laatste termijn van EUR 1.000,00 te betalen indien [gedaagde] alsnog de werkzaamheden had afgerond. 4.6. [eiser c.s.] heeft bij akte een productie overgelegd waaruit blijkt dat het snijvoegwerk verricht door [naam bedrijf] 120 uren in beslag heeft genomen. Deze urenopgave wordt op zichzelf niet door [gedaagde] betwist. Daarnaast heeft [eiser c.s.] een offerte van [naam bedrijf 2], gevelconsultancy B.V. overgelegd waaruit blijkt dat de prijs voor het aanbrengen van snijvoegwerk aanmerkelijk hoger is dan die voor het uitslijpen en reinigen van het voegwerk. Door [gedaagde] wordt deze prijsopgave niet anders betwist dan bij gebrek aan wetenschap, hetgeen de rechtbank onvoldoende vindt. Voor een inhoudelijk gemotiveerde betwisting had het op de weg van [gedaagde] gelegen om bijvoorbeeld een prijsopgave van een ander bedrijf uit dezelfde branche te overleggen waaruit blijkt dat de door [naam bedrijf] berekende prijs relatief hoog is. Op grond van de door [eiser c.s.]. overgelegde informatie begroot de rechtbank de omvang van de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden op een derde van de totaal overeengekomen werkzaamheden. De vergoeding die de rechtbank passend acht zal dan een derde van de totale aanneemsom bedragen, te weten EUR 1.333,33. Van de inmiddels betaalde EUR 3.000,00 heeft [eiser c.s.]. aldus recht op terugbetaling door [gedaagde] van EUR 1.666,67. Schadevergoeding 4.7. [gedaagde] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenis, door ondanks herhaalde aanmaningen daartoe, de voegwerkzaamheden niet af te ronden. [eiser c.s.] was bevoegd om de overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden en de nog niet uitgevoerde werkzaamheden door een ander te laten verrichten. De rechtbank zal nu beoordelen of [gedaagde] de kosten van deze werkzaamheden van EUR 7.497,00 aan [eiser c.s.] dient te betalen. 4.8. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] de omvang van de door [naam bedrijf] in rekening gebrachte kosten en de stelling van [eiser c.s.] dat dit redelijke kosten zijn, onvoldoende gemotiveerd betwist heeft. Dat [gedaagde] zelf een lager bedrag heeft geoffreerd doet daaraan niet af, omdat hij mogelijk andere voordelen heeft om van de in de branche gebruikelijke prijzen af te wijken. 4.9. Indien [gedaagde] zijn verplichtingen was nagekomen, had [eiser c.s.]. voor het aanbrengen van het snijvoegwerk - naar de rechtbank hiervoor heeft begroot - tweederde van de aanneemsom moeten betalen, te weten EUR 2.666,67. In plaats daarvan heeft zij aan [naam bedrijf] EUR 7.497,00 moeten betalen. Het verschil daartussen merkt de rechtbank aan als schade die [eiser c.s.] lijdt als gevolg van de wanprestatie door [gedaagde], zodat hij gehouden is het bedrag van EUR 4.830,33 aan [eiser c.s.] te vergoeden. 4.10. Ten aanzien van de kosten voor het schilderwerk en de vervanging van de sloten is door [gedaagde] gemotiveerd verweer gevoerd, zodat op deze punten bewijslevering aan de orde komt. Aangezien [eiser c.s.]. zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept, zal het aan haar zijn om op deze punten het bewijs te leveren. Gelet op het geringe financiële belang van deze posten zal de rechtbank haar eerst in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de vraag of, en zo ja op welke wijze, zij bewijs wenst te leveren. 4.11. De kosten voor het aangetekend verzenden van de sommatie van EUR 6,45 zullen worden toegewezen nu daartegen geen verweer is gevoerd. 4.12. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II - worden afgewezen. [eiser c.s] heeft immers nagelaten een omschrijving te geven van de voor haar rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. De kosten waarvan zij vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten. Resumé 4.13. Behoudens de beslissing over de gevorderde kosten voor de sleutels en het schilderwerk zal [gedaagde] aan [eiser c.s.] EUR 6.503,45 moeten betalen. De over het verschuldigde bedrag gevorderde rente zal worden toegewezen, aangezien daartegen geen verweer is gevoerd. 4.14. In afwachting van de door [eiser c.s.] te nemen akte, zal iedere verdere beslissing worden aangehouden. 4.15. De rechtbank geeft partijen in overweging om op grond van dit tussenvonnis te onderzoeken of zij tot een vergelijk kunnen komen voor de resterende geschilpunten. in reconventie 4.16. Uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat de vorderingen in reconventie voor afwijzing gereed liggen. In verband met de samenhang van de procedure in conventie, zal de rechtbank ook in reconventie iedere beslissing aanhouden. 5. De beslissing De rechtbank in conventie 5.1. verwijst de zaak naar de rol van 3 december 2008 teneinde [eiser c.s.] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten uitsluitend over hetgeen in 4.10. is overwogen, in conventie en in reconventie 5.2. houdt iedere verdere beslissing aan Dit vonnis is gewezen door mr. H. Phaff en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2008. HP