
Jurisprudentie
BG5393
Datum uitspraak2008-11-26
Datum gepubliceerd2008-11-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers190072 HA ZA 08-957
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers190072 HA ZA 08-957
Statusgepubliceerd
Indicatie
"hennepkwekerij; energiediefstal; zorgplicht eigenaar".
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: 190072 / HA ZA 08-957
Vonnis van 26 november 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ESSENT NETWERK B.V.,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
eiseres,
advocaat mr. P.J. Wetzels,
tegen
[gedaagde],
wonende te Breda,
gedaagde,
advocaat mr. R.S. Namjesky.
Partijen zullen hierna Essent en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 juli 2008 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 14 oktober 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. Essent vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van eur 12.191,55, te vermeerderen met de wettelijke rente over eur 11.287,55 vanaf 21 februari 2007 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2. [gedaagde] weerspreekt de vordering. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Tussen partijen staat het volgende vast:
a. [gedaagde] is sinds 1998 eigenaar van een bedrijfspand gelegen aan de Charles Petitweg 20 in Teteringen.
b. Dit pand is onderverdeeld in zes afzonderlijke units die zijn voorzien van een eigen entree en huisnummer. Het betreft de huisnummers: 20 en 20A tot en met 20E.
c. Op 22 februari 2007 is een fraude-inspecteur van Essent in aanwezigheid van de politie de unit met het huisnummer 20 binnengetreden (hierna aan te duiden als: unit 20).
d. Essent had deze unit aangesloten op het elektriciteitsnet en verzorgde het transport van elektriciteit naar de aansluiting in die unit.
e. De originele verzegeling van de beschermkap van het telwerk van de kWh-meter van Essent was verbroken en de hoofdbeveiliging van de meterkast was zonder toestemming van Essent was verzwaard.
f. Tot 17 mei 2004 stond de elektriciteitsaansluiting in unit 20 op naam van de heer Soto, die zich op die datum bij Essent heeft afgemeld als contractant. Daarop heeft Essent de aansluiting niet afgesloten.
g. In de periode vanaf 17 mei 2004 tot en met 22 februari 2007 bestond er geen overeenkomst tussen Essent en een andere partij voor het transport van elektriciteit naar de aansluiting in unit 20.
3.2. Bij dagvaarding heeft Essent aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij in unit 20 een elektriciteitsaansluiting met meter aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld, dat op 22 februari 2007 een hennepkwekerij is aangetroffen in deze door [gedaagde] verhuurde unit, dat door middel van een illegale aansluiting buiten de meter om elektriciteit is afgenomen ten behoeve van de kwekerij en dat de aldus afgenomen elektriciteit niet is geregistreerd op de meter, tengevolge waarvan Essent schade heeft geleden. Volgens Essent is [gedaagde] aansprakelijk voor de schade, omdat hij onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door geen maatregelen te treffen om de identiteit van de huurder vast te stellen en door geen maatregelen te treffen om manipulatie met de aansluiting en de meter te voorkomen. Naar de rechtbank begrijpt stelt Essent dat [gedaagde] op grond van bijzondere omstandigheden gehouden was om deze maatregelen te treffen. Als bijzondere omstandigheid noemt Essent dat op 21 mei 2005 een hennepkwekerij is aangetroffen in de unit met het huisnummer 20D (hierna aan te duiden als: unit 20D) en dat aldaar hennep werd geteeld door Soto. [gedaagde] had er daarom op bedacht moeten zijn dat zijn bedrijfspand in trek was bij hennepkwekers. Verder had hij bedacht moeten zijn op de persoon van Soto, aan wie hij desondanks ook unit 20 heeft verhuurd, aldus nog steeds Essent. Verder noemt Essent nog als bijzondere omstandigheid dat in een ander pand aan de Smalle Reep 15D in Breda in de periode van november 2005 tot november 2006 hennep is geteeld en elektriciteit is gestolen, en dat de elektriciteitsaansluiting van dat pand in die periode op naam van [gedaagde] stond.
Ter comparitie van partijen heeft Essent nader gesteld dat Soto tot 17 mei 2004 haar contractspartij was ter zake de elektriciteitsaansluiting in unit 20 en dat zich daarna bij Essent geen andere contractant heeft aangemeld.
3.3. [gedaagde] voert onder meer aan dat Essent niet in haar vordering kan worden ontvangen, omdat Essent ter zake de vermeende diefstal van elektriciteit in unit 20 geen schade kan hebben geleden. Daartoe voert [gedaagde] aan dat de leverancier (of producent) van de beweerdelijk gestolen elektriciteit de eigenaar daarvan is en niet Essent die als netbeheerder slechts het transport van de elektriciteit naar de aansluiting in unit 20 heeft verzorgd.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Ter comparitie heeft Essent immers gemotiveerd uiteengezet dat zij als netbeheerder extra elektriciteit moet inkopen om ervoor te zorgen dat het aanbod van elektriciteit in evenwicht met de afname van elektriciteit. Daarbij heeft Essent onbetwist gesteld dat zij als netbeheerder ‘opdraait’ voor het tekort aan elektriciteit dat ontstaat door diefstal van elektriciteit.
3.4. Bij de beantwoording van de vraag of [gedaagde] onrechtmatig jegens Essent heeft gehandeld, stelt de rechtbank voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat er op 22 februari 2007 geen contractuele relatie tussen [gedaagde] en Essent bestond met betrekking tot het transport van elektriciteit naar unit 20. Verder kan uit de stellingen van partijen worden afgeleid dat van een dergelijke contractuele relatie ook geen sprake was in de periode vóór 22 februari 2007 waarin er volgens Essent hennep is geteeld in unit 20. Voorts is van belang dat tussen partijen als onbetwist vaststaat dat [gedaagde] deze unit op 22 februari 2007 had verhuurd aan een derde.
3.5. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer worden aangenomen dat op [gedaagde] als eigenaar van een bedrijfspand, bestaande uit een aantal zelfstandige units, jegens Essent een rechtsplicht rustte om de identiteit van de huurder van unit 20 vast te stellen en om er op toe te zien dat de in deze unit aanwezige elektriciteitsaansluiting – die niet op naam van [gedaagde] stond – niet werd gebruikt voor de illegale afname van elektriciteit. Dit is anders ingeval van bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer [gedaagde] rekening moest houden met de aanmerkelijke kans dat de huurder de aansluiting zou gebruiken voor het illegaal afnemen van elektriciteit.
3.6. Ten aanzien van de vraag of er sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden overweegt de rechtbank het volgende. [gedaagde] heeft betwist dat op 21 mei 2005 een hennepkwekerij is aangetroffen in unit 20D, zodat dit (nog) niet vaststaat. Indien dit echter alsnog komt vast te staan, dan houdt de rechtbank het ervoor dat [gedaagde] als eigenaar van unit 20D wist dat aldaar een hennepkwekerij was aangetroffen. Het feit dat [gedaagde] bij gebrek aan ‘exacte’ kennis en wetenschap betwist dat hij die wetenschap had, geldt in dit verband als een onvoldoende gemotiveerde betwisting.
Indien er aldus van wordt uitgegaan dat [gedaagde] wist dat er op 21 mei 2005 een hennepkwekerij was aangetroffen in unit 20D, dan rustte er naar het oordeel van de rechtbank op hem jegens Essent een verplichting om extra zorgvuldig te zijn bij het aangaan van nieuwe huurovereenkomsten met betrekking tot deze unit of andere units in hetzelfde bedrijfspand en om in dat kader in ieder geval de identiteit van de huurder vast te stellen en te controleren. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat deze units een aparte ingang hebben, er van buitenaf niet in die units kan worden gekeken en dat de units zijn gelegen op een industrieterrein, waardoor de units kennelijk geschikt zijn voor hennepteelt. Verder is in dit verband van belang dat het een feit van algemene bekendheid is dat ten behoeve van hennepkwekerijen illegaal elektriciteit wordt afgenomen.
3.7. Tot op heden is echter niet gebleken dat [gedaagde] heeft voldaan aan zijn verplichting om de identiteit van de huurder van unit 20 vast te stellen en te controleren. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat – indien zou komen vast te staan dat op 21 mei 2005 een hennepkwekerij is aangetroffen in unit 20D – de conclusie dient te luiden dat [gedaagde] onrechtmatig jegens Essent heeft gehandeld. Dit is anders indien [gedaagde] alsnog stukken in het geding zou brengen waaruit blijkt dat hij de identiteit van de huurder van unit 20 wel heeft vastgesteld en gecontroleerd (tenzij hij die unit aan dezelfde persoon zou hebben verhuurd als degene aan wie hij eerder unit 20D had verhuurd).
3.8. Overigens acht de rechtbank, in het licht van het overwogene in 3.4, de door Essent gestelde omstandigheden onvoldoende om ervan uit te kunnen gaan dat op [gedaagde] een verplichting rustte om er op toe te zien dat de in unit 20 aanwezige elektriciteitsaansluiting niet zou worden gebruikt voor de illegale afname van elektriciteit. Het gebrek aan toezicht levert derhalve geen onrechtmatige daad van [gedaagde] jegens Essent op.
3.9. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank Essent in de gelegenheid stellen om bij conclusie na tussenvonnis stukken in het geding te brengen waaruit blijkt dat op 21 mei 2005 een hennepkwekerij is aangetroffen in unit 20D. Tevens zal Essent in de gelegenheid worden gesteld om bij haar conclusie ook stukken over te leggen waaruit blijkt dat er op 22 februari 2007 een hennepkwekerij is aangetroffen in unit 20, nu [gedaagde] deze stelling van Essent heeft betwist.
Verder zal [gedaagde] in de gelegenheid worden gesteld om bij antwoordconclusie na tussenvonnis alsnog de huurovereenkomst over te leggen waaruit blijkt aan wie hij unit 20 op 22 februari 2007 had verhuurd. Daarnaast wordt hij in de gelegenheid gesteld om een kopie van het paspoort van de huurder over te leggen dan wel, indien de huurovereenkomst met een bedrijf is gesloten, een kopie van het paspoort van degene die de overeenkomst namens dat bedrijf heeft gesloten en een uittreksel van dat bedrijf uit het handelsregister van de kamer van koophandel, nu [gedaagde] in zijn brief van 30 januari 2008 zelf heeft aangegeven dat van een huurder wordt verlangd dat deze documenten worden aangeleverd.
Om proceseconomische redenen dient [gedaagde] de huurovereenkomst, een kopie van het paspoort en eventueel een uittreksel uit het handelsregister op voorhand naar Essent te sturen, zodat Essent daarop in haar conclusie na tussenvonnis kan reageren.
3.10. In afwachting van de conclusiewisseling wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 14 januari 2009 voor het nemen van een conclusie na tussenvonnis door Essent over hetgeen is vermeld onder 3.9,
4.2. bepaalt dat [gedaagde] daarna in de gelegenheid zal worden gesteld daarop bij antwoordconclusie na tussenvonnis te reageren, waarbij hij tevens de informatie dient te verschaffen zoals bedoeld in 3.9,
4.3. bepaalt dat [gedaagde] deze informatie op voorhand, en wel binnen twee weken na heden, naar Essent dient te sturen,
4.4. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Hooff, mr. Hopmans en mr. Hulskes en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2008.