Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5419

Datum uitspraak2008-11-21
Datum gepubliceerd2008-11-27
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers77967 / HA RK 08-2069
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wraking Rechter niet onpartijdig of vooringenomen door partij naar processtatus te vragen, aangezien dit ook aan de andere partij is gevraagd. Rechter mag tijdens comparitie vragen stellen om grenzen van de rechtsstrijd af te bakenen. Verzoek ongegrond.


Uitspraak

beschikking RECHTBANK DORDRECHT Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 77967 / HA RK 08-2069 Beschikking van 21 november 2008 op het schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van [eiseres], gemachtigde: mr. F.C. Schirmeister, advocaat te Amsterdam, verzoekster. Het verzoek strekt tot wraking van mr. [gewraakte rechter], kantonrechter te Dordrecht, (hierna: de kantonrechter). 1. Het procesverloop 1.1. De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken: - het griffiedossier (kenmerk: 218827 CV EXPL 08-5233 ), met daarin ondermeer de griffiersaantekeningen en het proces-verbaal van de zitting van 4 november 2008 waarin het mondelinge wrakingsverzoek van verzoekster is opgenomen; - het verweerschrift van de kantonrechter van 6 november 2008; - de schriftelijke aanvulling op het verzoek tot wraking van 10 november 2008; - de pleitaantekeningen van de kantonrechter. 1.2. Het verzoek om wraking is door een meervoudige kamer van de rechtbank (hiervoor en hierna: de wrakingskamer) behandeld ter openbare terechtzitting van 14 november 2008, alwaar zijn verschenen en gehoord: - gemachtigde van verzoekster; - de kantonrechter. 1.3. Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting heeft de wrakingskamer medegedeeld dat de uitspraak zal plaatsvinden ter zitting van 21 november 2008 om 12.00 uur. 2. Het verzoek 2.1. Verzoekster heeft gesteld dat de kantonrechter blijk heeft gegeven van vooringenomenheid en partijdigheid. Zij heeft hiervoor aangevoerd dat de kantonrechter tijdens de comparitie van partijen, zonder dat partijen deze vraag hadden opgeworpen, heeft gevraagd wie de formele procespartij was in de procedure. Tevens heeft de kantonrechter vraagtekens geplaatst bij de overgelegde machtiging. Vervolgens heeft de kantonrechter toegelaten dat de wederpartij alsnog een niet-ontvankelijkheidverweer heeft gevoerd en heeft hij aan de gemachtigde van verzoekster gevraagd of deze hobbel voor hem aanleiding was alsnog akkoord te gaan met het door de wederpartij aangeboden bedrag. 2.2. Bij haar schriftelijke aanvulling heeft verzoekster nog aangevoerd dat de kantonrechter buiten de door partijen getrokken grenzen van de rechtsstrijd is getreden door de vraag op te werpen of de vaststellingsovereenkomst wel tot stand was gekomen. 3. Het standpunt van de rechter wiens wraking is verzocht 3.1. De kantonrechter heeft niet in de wraking berust en heeft betwist dat hij voorin¬genomen of partijdig zou zijn. De kantonrechter heeft - kort samengevat - aangevoerd dat hij reeds bij aanvang van de zitting heeft gevraagd naar de posities van partijen en dat het hem vrijstond dit punt ambtshalve te toetsen. De kantonrechter betwist dat hij buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden. Voorts heeft de kantonrechter aangevoerd dat hij zich niet heeft uitgelaten over het al dan niet toelaten van niet-ontvankelijkheidverweer van de wederpartij. 4. De beoordeling 4.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van partijen een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van de betrokken partij dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn. 4.2. Voor zover verzoekster haar verzoek tot wraking heeft gebaseerd op de stelling dat de kantonrechter buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden door de vraag op te werpen of de vaststellingsovereenkomst wel tot stand is gekomen, zal daaraan voorbij worden gegaan nu verzoekster dit niet bij gelegenheid van de comparitie van partijen naar voren heeft gebracht, maar in haar schriftelijke aanvulling. Artikel 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat het verzoek tot wraking dient te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden en voorts dat alle feiten en omstandigheden tegelijk worden voorgedragen. 4.3. Uit de stellingen van verzoekster en het verhandelde ter zitting wordt afgeleid dat zij stelt dat sprake is van vooringenomenheid en partijdigheid van de kantonrechter als gevolg van diens persoonlijke instelling tijdens de comparitie van partijen. 4.4. Vooropgesteld wordt dat het een rechter, zeker tijdens een comparitie van partijen, vrij staat om die vragen te stellen die de rechtsstrijd tussen partijen kunnen afbakenen. Partijen hebben er voorts belang bij te vernemen hoe de rechter tegen de zaak aankijkt, zodat zij, voordat vonnis wordt gewezen, eventuele misvattingen nog kunnen corrigeren en/of hun argumenten nog kunnen aanscherpen. 4.5. De kantonrechter heeft zich tijdens de zitting kennelijk actief opgesteld en bij de aanvang ondermeer de formele procespositie van verzoekster aan de orde gesteld. Daarin kan echter geen aanwijzing worden gevonden voor het standpunt van verzoekster dat sprake was van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. Door de kantonrechter is genoegzaam uit de doeken gedaan dat hij zich genoodzaakt achtte vast te stellen wie de formele procespartijen waren. Dat hij zich daarbij niet eenzijdig heeft beperkt tot verzoekster kan bovendien uit de griffiersaantekeningen worden afgeleid die vermelden dat de kantonrechter bij aanvang van de zitting ook de formele procespositie van de wederpartij van verzoekster aan de orde heeft gesteld. Ook de stelling van verzoekster dat de kantonrechter blijk zou hebben gegeven van partijdigheid door de wederpartij van verzoekster alsnog een niet-ontvankelijkheidsverweer toe te staan, vindt geen steun in het verhandelde ter zitting noch in het dossier. Door de kantonrechter is aangevoerd dat hij nog niet was toegekomen aan een beslissing op dat punt en ook uit de griffiersaantekeningen blijkt niet van een zodanige beslissing. Dat verzoekster het op voorhand niet eens is met een, naar aanleiding van hetgeen de kantonrechter tijdens de comparitie hierover heeft gezegd, mogelijk te verwachten oordeel over de procespositie van verzoekster, vormt uiteraard evenmin een grond voor wraking. 4.6. Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek tot wraking ongegrond is en afgewezen dient te worden. 5. De beslissing De rechtbank: wijst het verzoek tot wraking af; bepaalt dat de procedure in de zaak met kenmerk 218827 CV EXPL 08-5233 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking. Deze beschikking is gegeven door mr. R.R. Roukema, mr. B.C. Vink en mr. M.G.L. de Vette en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2008.?