Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5423

Datum uitspraak2008-11-21
Datum gepubliceerd2008-11-27
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1415 WIA
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Juistheid vastgestelde belastbaarheid. Geschiktheid voorgehouden functies.


Uitspraak

07/1415 WIA Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 31 januari 2007, 06/1559 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 21 november 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. R.A.J. Delescen, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Namens appellant is een aanvullend stuk ingezonden, waarop een reactie van het Uwv is gekomen. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2008, waar appellant met bericht van afwezigheid niet is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H.J. Ambrosius. II. OVERWEGINGEN 1. Appellant, die werkzaam was als timmerman, is op 19 februari 2004 na een bedrijfsongeval uitgevallen met klachten aan zijn rug, rechterbeen en rechterhand. 2.1 Het inleidend beroep richt zich tegen het besluit van het Uwv van 28 juli 2006 (hierna: het bestreden besluit) waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit van 22 februari 2006, strekkende tot de weigering van een uitkering aan appellant ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 16 februari 2006 omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedraagt. 2.2. De rechtbank heeft - gelet op alle voorhanden medische gegevens - geen aanknopingspunten gevonden om de eindconclusies van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen, waarbij informatie van de behandelende sector uitdrukkelijk en in voldoende mate in de beoordeling is meegenomen en de klachten van appellant niet zijn onderschat, in twijfel te trekken. De rechtbank heeft zich voorts kunnen verenigen met de functies zoals deze als grondslag voor de schatting in aanmerking zijn genomen, maar heeft het besluit onder toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen. Dit omdat de motivering van de geschiktheid van de geselecteerde functies pas in beroep is gegeven met de rapportage van de arbeidsdeskundige L.C.P.M. van Neer. 3. Namens appellant zijn de eerdere beroepsgronden herhaald. Appellant blijft van mening dat hij op en na de datum in geding, 16 februari 2006, zodanige beperkingen in zijn lichamelijke en psychische belastbaarheid ondervindt dat er sprake is van sterk verminderde mogelijkheden tot het verrichten van arbeid. Bovendien is appellant beperkt te achten in zijn persoonlijk en sociaal functioneren, een ander ten gevolge van medisch objectiveerbare ziekte en gebrek. Ter ondersteuning hiervan is verwezen naar de reeds overlegde informatie uit de behandelende sector en zijn aanvullend brieven ingezonden van zijn fysiotherapeut, het medisch orthomanueel centrum en behandelend anesthesioloog/pijnbestrijder P.C. de Jong. 4.1. De Raad overweegt als volgt. 4.2. Wat betreft het medische aspect van de in geding zijnde beoordeling ziet de Raad evenals de rechtbank geen reden om de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen met betrekking tot de klachten van appellant en de daaruit voortvloeiende beperkingen voor onjuist te houden. De Raad stelt vast dat de primaire verzekeringsarts H. Jagt, na onderzoek van appellant, informatie van de huisarts - inclusief specialistenbrieven - heeft opgevraagd en meegewogen, maar geen aanleiding heeft gevonden om de vastgestelde belastbaarheid te wijzigen. Voorts heeft naar het oordeel van de Raad de bezwaar-verzekeringsarts C.H.M. Heeskens-Reijnen telkenmale genoegzaam gereageerd op de door appellant overgelegde medische informatie inclusief de laatste in hoger beroep ingezonden stukken van zijn behandelaars. De Raad kan zich vinden in de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts dat de belastbaarheid van appellant zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) niet is overschat. Nu appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat op de datum in geding met verdergaande beperkingen in de FML rekening gehouden diende te worden, is naar het oordeel van de Raad de medische grondslag van het bestreden besluit juist te achten. 4.3. De Raad heeft, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, evenmin grond om ervan uit te gaan dat de aan appellant voorgehouden functies voor hem in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn. De Raad sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank dienaangaande in de aangevallen uitspraak heeft overwogen. 4.4. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en A.T. de Kwaasteniet en M. Greebe als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 november 2008. (get.) D.J. van der Vos. (get.) W.R. de Vries. MH