Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5425

Datum uitspraak2008-11-26
Datum gepubliceerd2008-12-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers78292 / KG RK 08-456
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Conservatoir beslag ten laste van IJslandse bank. Geen toepassing art. 700 lid 4 Rv.: bank wordt niet gehoord.


Uitspraak

beschikking RECHTBANK DORDRECHT Sector civiel recht, voorzieningenrechter zaaknummer / rolnummer: 78292 / KG RK 08-456 Beschikking van 26 november 2008 in de zaak van de rechtspersoon naar vreemd recht [verzoekerster], gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland, verzoekster, advocaat mr. E. Boonstra te Amsterdam, en de rechtspersoon naar vreemd recht [verweerder], gevestigd te Reykjavik, IJsland, gerekwestreerde. 1. De beoordeling 1.1. Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 25 november 2008, vraagt verzoekster verlof voor het doen leggen van conservatoir beslag voor een vordering, groot EUR 35.000.000 (vijfendertig miljoen euro), ten laste van gerekwestreerde onder diverse derden in dit arrondissement. Deze derden zijn volgens verzoekster krachtens geldleningovereenkomsten gehouden tot aflossing van bedragen met een gezamenlijk beloop van EUR 260.000.000 (tweehonderdzestig miljoen euro) aan gerekwestreerde. Verzoekster vraagt daarbij aan de voorzieningenrechter om geen toepassing te geven aan art. 700, lid 4 Rv. Verzoekster beroept zich daarbij op een -overgelegde- beschikking van de beslagvoorzieningenrechter te Amsterdam van 9 oktober 2008, gegeven op een beslagverzoek jegens een andere IJslandse bank, waarin zodanig horen eveneens achterwege is gebleven. 1.2. Artikel 700, lid 4, Rv. bepaalt: “4. Verlof tot het leggen van beslag ten laste van een instelling als bedoeld in artikel 212a, onder a, van de Faillissementswet kan slechts worden verleend nadat de instelling in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord, tenzij het beslag uitsluitend op zaken betrekking heeft.” 1.3. In de gestelde omstandigheden wordt het voorshands naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geacht om toepassing te geven aan art. 700 lid 4 Rv. Volgens verzoekster heeft, kort gezegd, de wetgever in IJsland regelgeving uitgevaardigd om te bewerkstelligen dat activa van verzoekster naar een andere rechtspersoon, de “NEW KAUPTHING BANK,” worden overgeheveld om aldus verhaalsmogelijkheden van schuldeisers teniet te doen of althans te beperken. Alsdan is niet onaannemelijk dat ook overigens in IJsland maatregelen zullen worden getroffen die verhaal illusoir maken, zoals terzake van vorderingen die gerekwestreerde heeft op derden. Het belang van voorafgaand horen van een instelling als bedoeld in artikel 212a, onder a, van de Faillissementswet is gelegen in bescherming van de belangrijke economische positie die banken innemen binnen het economisch bestel, welk belang is gediend met een onbelemmerd geld- en betalingsverkeer. Dat belang is reeds ernstig geschaad, nu het een feit van algemene bekendheid is dat IJslandse banken niet (goed) aan hun verplichtingen kunnen voldoen, althans daartoe een groot risico bestaat. 1.4. Het belang van verzoekster is zwaarwegend. Het belang van gerekwestreerde om gehoord te worden wordt in dit geval voldoende beschermd doordat op korte termijn in kort geding kan worden opgekomen tegen de gelegde conservatoire beslagen, waarna ter zitting alsnog gehoord kan worden. 1.5. Exploot zal niet mogen worden gedaan “op alle dagen en uren” nu dat deel van het verzoek niet is gemotiveerd. 2. De beslissing De voorzieningenrechter bepaalt dat het verzoek wordt toegestaan als verzocht, zij het dat geen exploot mag worden gedaan “op alle dagen en uren,” met begroting van de vordering op EUR 45.000.000 (vijfenveertig miljoen euro) en met bepaling dat de hoofdzaak binnen acht weken na het eerste te leggen beslag zal worden ingesteld. Deze beschikking is gegeven door mr. P.W. van Baal en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2008.?