
Jurisprudentie
BG5540
Datum uitspraak2008-11-13
Datum gepubliceerd2008-12-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/3312 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/3312 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking (volledige) WAO-uitkering. CBBS. Arbeidskundige grondslag van het besluit. Ook bij het vervallen van de functie productiemedewerker industrie, resteren 3 functies zonder dat dit leidt tot een wijziging van het verlies aan verdienvermogen.
Uitspraak
06/3312 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 24 mei 2006, 05/4657 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Naam betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellant.
Datum uitspraak: 13 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en heeft op 23 januari 2007 het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige R.B. van Vliet van 8 januari 2007 overgelegd.
Betrokkene heeft geen gebruik gemaakt van de haar geboden gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2008.
Namens appellant is verschenen A.J.J.M. van Eijk. Betrokkene is - met kennisgeving - niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Het beroep van betrokkene was gericht tegen het besluit van appellant van 26 oktober 2005 (hierna: bestreden besluit). Daarbij is ongegrond verklaard het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 4 april 2005, dat inhield dat de uitkering van betrokkene op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 30 mei 2005 werd ingetrokken.
2.1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het onder 1 vermelde beroep gegrond verklaard, het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit vernietigd, appellant opgedragen in zoverre een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak en het bestreden besluit voor het overige in stand gelaten. De rechtbank heeft tevens beslissingen gegeven ter zake van vergoeding aan betrokkene van griffierecht en proceskosten.
2.2. De rechtbank heeft de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
2.3. De rechtbank heeft - voorzover hier van belang - overwogen dat appellant naar aanleiding van de uitspraken van de Raad van 9 november 2004 (LJN: AR4716 en volgende) weliswaar het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) heeft aangepast, maar dat niet alle aan dat systeem klevende gebreken daarmee zijn opgeheven. Naar haar oordeel zou dat wel het geval zijn als in de Functionele Mogelijkheden Lijst (of middels het verstrekken van een lijst) de normaalwaarden inclusief interpretatiekader van het CBBS-handboek (zoals frequentie) worden weergegeven én indien ten aanzien van alle signaleringen wordt verklaard waarom de functie ondanks die signaleringen voor betrokkene geschikt kan worden geacht. Nu in het voorliggende geval niet aan deze vereisten is voldaan, ontbeert de onderhavige schatting naar het oordeel van de rechtbank een als toereikend aan te merken niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid, zodat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.1. Het hoger beroep van het Uwv is gericht tegen de onder 2.3 weergegeven oordelen van de rechtbank.
3.2. Betrokkene heeft, zoals blijkt uit rubriek I van deze uitspraak van de Raad, geen verweerschrift ingediend.
4.1. Met verwijzing naar zijn uitspraak van 13 mei 2008, LJN: BD1231, overweegt de Raad allereerst, ambtshalve, dat de arbeidskundige component van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet is aan te merken als een zelfstandig deelbesluit en dat een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling derhalve ook niet bestaat uit onderdelen van een besluit als bedoeld in (de wetsgeschiedenis van) artikel 6:13 van de Awb. Zoals de Raad in die uitspraak heeft overwogen, betekent dit dat voor gedeeltelijke vernietiging geen plaats is.
4.2. Gelet op de in hoger beroep ingebrachte arbeidskundige rapportage en het verhandelde ter zitting gaat de Raad er van uit dat het standpunt van appellant, dat met de door appellant aangebrachte aanpassingen aan het CBBS een juiste uitvoering is gegeven aan de uitspraken van de Raad van 9 november 2004, niet meer in geding is. De op dit punt aangedragen gronden behoeven derhalve geen bespreking meer.
4.3. In zijn uitspraak van 22 februari 2008, LJN: BC4826, heeft de Raad overwogen dat het oordeel van de rechtbank dat een toereikende inzichtelijkheid en toetsbaarheid van de schatting slechts wordt bereikt als het Uwv een lijst met normaalwaarden inclusief interpretatiekader verstrekt, geen steun vindt in de uitspraken van de Raad van
12 oktober 2006, LJN: AY9971 en volgende, inzake de door appellant naar aanleiding van de uitspraken van de Raad van 9 november 2004 aan het CBBS aangebrachte aanpassingen. Aldus kan de rechtbank niet worden gevolgd in haar zienswijze dat het bestreden besluit in dat opzicht niet geacht kan worden zorgvuldig te zijn tot stand gekomen en deugdelijk te zijn gemotiveerd. Het hoger beroep van appellant slaagt derhalve in zoverre.
4.4. De Raad stelt, in het licht van de uit de uitspraken van 12 oktober 2006 (LJN AY9971 en volgende) voortvloeiende eis dat signaleringen bij het bestreden besluit afdoende moeten zijn gemotiveerd, vast dat hieraan eerst met het in 4.2 vermelde rapport is voldaan ten aanzien van drie van de vier in dit rapport vermelde en reeds bij de aanzegbrief van 29 maart 2005 met de daarbij gevoegde arbeidsmogelijkhedenlijst van dezelfde datum aan betrokkene kenbaar gemaakte functies. Wat betreft de functie productiemedewerker industrie (SBC-code 11180) stelt de Raad evenwel vast dat, gelet op de in het resultaat functiebeoordeling vermelde zitbelasting van tijdens 8 werkuren 1 maal ongeveer 60 minuten achtereen zonder vermelding van de mogelijkheid van verzitten en vertreden, niet wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst bij het onderdeel zitten. Weliswaar geldt voor betrokkene de normaalwaarde (kan ongeveer 2 uur achtereen zitten), maar de daarbij gegeven toelichting van de verzekeringsarts begrijpt de Raad aldus dat, indien er niet de mogelijkheid van verzitten en vertreden is, slechts een half uur achtereen kan worden gezeten. De Raad stelt voorts vast dat, ook bij het vervallen van deze functie, 3 functies resteren zonder dat dit leidt tot een wijziging van het verlies aan verdienvermogen. Nu de resterende functies met het in 4.2 bedoelde arbeidskundig rapport afdoende zijn toegelicht, is naar het oordeel van de Raad voldoende inzichtelijk en toetsbaar dat deze ook werkelijk in medisch opzicht geschikt zijn te achten voor betrokkene.
5. Hetgeen is overwogen in 4.1 t/m 4.4 leidt de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voorzover daarbij het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit is vernietigd, het bestreden besluit voor het overige in stand is gelaten en appellant is opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. Dit betekent dat de gegrondverklaring van het beroep en de beslissingen ter zake van griffierecht en proceskosten in stand blijven.
Doende hetgeen de rechtbank voor het overige zou behoren te doen, zal de Raad vervolgens het bestreden besluit vernietigen en - overeenkomstig het namens appellant ter zitting gedane verzoek - bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven.
6. Voor een veroordeling van een partij in de proceskosten van een andere partij ziet de Raad ten slotte geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak voorzover daarbij het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit is vernietigd, het bestreden besluit voor het overige in stand is gelaten en appellant is opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank;
Vernietigt het bestreden besluit geheel;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en C.W.J. Schoor en E.J.M. Heijs als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 november 2008.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) A.C. Palmboom.
RB