Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5542

Datum uitspraak2008-11-19
Datum gepubliceerd2008-12-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/3430 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Beroep uitsluitend gericht tegen de aangevallen uitspraak voor zover deze ziet op de arbeidskundige grondslag. Uitgaande van hetgeen door de rechtbank is overwogen over de functieduiding, ook in het onderhavige geval voor een gedeeltelijke - namelijk alleen de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit betreffende - vernietiging geen plaats is. Voldoende gemotiveerd en toegelicht dat de belasting van de geduide functies de belastbaarheid niet overschrijdt.


Uitspraak

06/3430 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 8 mei 2006, 05/3582 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: [Naam betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene) en appellant. Datum uitspraak: 19 november 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Namens betrokkene heeft mr. A. Staal, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, een verweerschrift ingediend. Appellant heeft bij brief van 14 februari 2007 een rapport van de bezwaararbeidsdeskundige R.B. van Vliet van 22 januari 2007 en - desgevraagd - op 11 februari 2008 een ontbrekend stuk overgelegd. De gemachtigde van betrokkene heeft bij brief van 14 februari 2008 het standpunt van betrokkene nader uiteengezet. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2008. Namens appellant is J.B. Snoek verschenen. Betrokkene is - met kennisgeving - niet verschenen. II. OVERWEGINGEN 1.1. Betrokkene was werkzaam als groepleidster van een medisch kinderdagverblijf toen zij zich op 19 juni 1997 ziek meldde met bekkenklachten. Aan betrokkene is met ingang van 18 juni 1998 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, welke werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. 1.2. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft appellant bij besluit van 1 juni 2005 de WAO-uitkering van betrokkene met ingang van 2 augustus 2005 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Appellant heeft het tegen dit besluit door betrokkene gemaakte bezwaar bij besluit van 24 augustus 2005 ongegrond verklaard. 2.1. In beroep heeft betrokkene zich gekeerd tegen de medische grondslag van het besluit van 24 augustus 2005 (hierna: het bestreden besluit) en de (motivering van) de medische geschiktheid van de geduide functies. Tevens heeft betrokkene vermeld dat zij zich met ingang van 12 september 2005 toegenomen arbeidsongeschikt heeft gemeld in verband met opname in het ziekenhuis voor een bekkenoperatie. 2.2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit vernietigd, het bestreden besluit voor het overige in stand gelaten en appellant opgedragen, voor zover het bestreden besluit is vernietigd, een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak. De rechtbank heeft tevens beslissingen gegeven omtrent vergoeding aan betrokkene van griffierecht en proceskosten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de medische grondslag van het bestreden besluit standhoudt. Ten aanzien van de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit heeft de rechtbank overwogen dat met de aanpassingen die appellant heeft aangebracht in het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) niet alle onvolkomenheden van dat systeem zijn opgeheven die de Raad in zijn uitspraken van 9 november 2004 (o.a. LJN: AR4716) heeft geconstateerd. De rechtbank stelde voorts vast dat zich in het dossier geen aangepaste Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) bevond en ook niet een lijst aanwezig was waarin de normaalwaarden inclusief interpretatiekader staan vermeld. Volgens de rechtbank ontbeerde de onderhavige schatting een als toereikend aan te merken niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid, zodat het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). 3. Appellant heeft in het aanvullend hoger beroepschrift, samengevat, aangevoerd dat met de aanpassingen die naar aanleiding van de uitspraken van de Raad van 9 november 2004 aan het CBBS zijn aangebracht, een zodanig niveau van verifieerbaarheid, inzichtelijkheid en toetsbaarheid van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is bereikt dat dit voldoende onderbouwing geeft voor een besluit over de mate van arbeidsongeschiktheid. Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van appellant verklaard dat de gronden van het hoger beroep over het aangepaste CBBS niet langer worden gehandhaafd, gelet op de uitspraak van de Raad van 12 oktober 2006 (LJN: AY9971) hierover. Deze gemachtigde heeft verzocht om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven omdat in het hiervoor vermelde rapport van Van Vliet van 22 januari 2007 voldoende is gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de belastbaarheid van betrokkene niet overschrijdt. 4.1. De Raad stelt vast dat betrokkene geen hoger beroep heeft ingesteld en dat het hoger beroep van appellant zich uitsluitend richt tegen de aangevallen uitspraak, voor zover deze ziet op de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. Gelet op een en ander staat de medische grondslag van het bestreden besluit, door in dit geval de verwijzing in het verweerschrift naar het aangevoerde in bezwaar en beroep, in hoger beroep niet meer ter beoordeling. De Raad verwijst hiervoor naar de overwegingen 3.2.3 en 4.2.1 tot en met 4.2.7 in zijn uitspraak van 22 oktober 2008 (LJN: BG1621). 4.2. Met verwijzing naar zijn uitspraak van 13 mei 2008 (LJN: BD1231) en zijn in die uitspraak vermelde jurisprudentie overweegt de Raad voorts, ambtshalve, dat er, uitgaande van hetgeen door de rechtbank is overwogen over de functieduiding, ook in het onderhavige geval voor een gedeeltelijke - namelijk alleen de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit betreffende - vernietiging geen plaats is. 4.3. Naar aanleiding van de grief van appellant overweegt de Raad vervolgens dat in het rapport van 30 januari 2007 voldoende is gemotiveerd dat de geduide functies de belastbaarheid van betrokkene niet overschrijden, zodat deze functies aan de onderhavige herziening van de WAO-uitkering ten grondslag konden worden gelegd. Gelet op de aard van de in evenvermeld rapport besproken en nader toegelichte belastende aspecten van de functies, ten aanzien waarvan voor betrokkene veelal lichte beperkingen gelden en welke belastingen veelal ruim achterblijven bij de bij die beperkingen geformuleerde waarden, heeft de Raad geen aanknopingspunten gezien voor de juistheid van het in de brief van de gemachtigde van betrokkene van 14 februari 2008 voorgedragen standpunt dat de totaalbelasting in deze functies de functies voor betrokkene ongeschikt maken. De Raad stelt tevens vast dat de toelichting in dit rapport ook is toegesneden op die aspecten van de FML, waarbij een normaalwaarde met een beperkende toelichting is vermeld, zodat deze invulling van de FML er in dit geval niet toe kan leiden dat reeds om die reden de medische geschiktheid van de geduide functies onvoldoende is gemotiveerd. Ten slotte wijst de Raad erop dat in zijn uitspraak van 22 februari 2008 (LJN: BC4826) is geoordeeld dat zijn hiervoor genoemde uitspraak van 12 oktober 2006 geen steun biedt voor het oordeel van de rechtbank dat een toereikende inzichtelijkheid en toetsbaarheid van de schatting slechts wordt bereikt als het Uwv een lijst met normaalwaarden inclusief interpretatiekader verstrekt. 5.1. Uit het onder 4.2. en 4.3. overwogene volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voor zover daarbij het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit is vernietigd, het bestreden besluit voor het overige in stand is gelaten, en het bestuursorgaan is opgedragen in plaats van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad vervolgens het bestreden besluit geheel vernietigen en bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven. 5.2. Voor een veroordeling van een partij in de proceskosten van een andere partij in hoger beroep ziet de Raad ten slotte geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit is vernietigd, het bestreden besluit voor het overige in stand is gelaten, en het bestuursorgaan is opgedragen in plaats van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen; Vernietigt het bestreden besluit geheel; Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven. Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 november 2008. (get.) C.W.J. Schoor. (get.) I.R.A. van Raaij. RB