
Jurisprudentie
BG5553
Datum uitspraak2008-11-13
Datum gepubliceerd2008-11-28
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.011.356/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-28
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.011.356/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Geen wijziging van de in 2006 overeengekomen omgangsregeling.
Uitspraak
BL
13 november 2008
Sector civiel recht
Zaaknummer HV200.011.356/01
Zaaknummer eerste aanleg 118637 / FA RK 07-425
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
t e g e n
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N.J.W.M. de Leeuw.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Maastricht van 21 mei 2008, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 29 juli 2008, heeft de vader verzocht voornoemde uitspraak te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de bestaande omgangsregeling te wijzigen in dier voege dat de kinderen steeds gedurende twee weken gezien een volle week bij de vader en de week daarna een volle week bij de moeder zijn en vervolgens om en om, waarbij de vrijdagmiddag na schooltijd het wisselmoment is.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 5 september 2008, heeft de moeder verzocht het verzoek van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2008.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. G.M.J. Diederen;
- de moeder, bijgestaan door mr. A.E.P. Kooi;
- mevrouw Y.C.J. Schmeets namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna: de raad.
De minderjarige [A.] is in de gelegenheid gesteld zijn mening aan het hof kenbaar te maken. [A.] heeft bij faxbericht, ingekomen ter griffie d.d. 8 oktober 2008, te kennen gegeven dat hij hiervan geen gebruik wil maken.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 16 april 2008;
- het rapport van de raad d.d. 8 januari 2008, ingekomen ter griffie d.d. 4 september 2008;
- de brief met bijlage van mr. Diederen, ingekomen ter griffie d.d. 2 oktober 2008.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van partijen zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
- [A.] (hierna: [A.]), te [geboorteplaats] op [geboortejaar];
- [B.] (hierna: [B.]), te [geboorteplaats] op [geboortejaar].
Partijen hebben het gezamenlijk ouderlijk gezag. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
4.2.1. De vader heeft bij inleidend verzoek verzocht de omgangsregeling zoals opgenomen in de beschikking van de rechtbank Maastricht van 24 mei 2006 te wijzigen. De moeder heeft daartegen verweer gevoerd.
4.2.2. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader afgewezen. De rechtbank heeft daartoe – kort gezegd – overwogen dat uit onder meer de rapportage van de raad blijkt dat de kinderen zich goed voelen bij de huidige omgangsregeling en dat zij geen verandering wensen aan te brengen. Wel hebben de kinderen last van de slechte onderlinge verhoudingen tussen de ouders.
Bovendien is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van gewijzigde omstandigheden die een wijziging van de omgangsregeling rechtvaardigen en is het alleen de vader die moeite heeft met de huidige regeling.
4.3.1. De vader kan zich met deze beschikking niet verenigen en hij komt hiervan in hoger beroep.
Volgens de vader is het in het belang van de kinderen dat de bezoekregeling wordt gewijzigd en is dit ook de wens van de kinderen. De door de vader voorgestelde regeling is voor de kinderen een ideale situatie, omdat er dan minder wisselmomenten, minder momenten van inpakken en uitpakken en minder momenten van afscheid nemen zijn. De vader kan dan bovendien een echte thuissituatie voor de kinderen realiseren. De communicatie tussen de ouders is goed volgens de vader.
Volgens de vader gaat de moeder niet in op de door de raad aangeboden bemiddelingspogingen en weigert zij haar toestemming te verlenen aan de huisarts om een mogelijke verklaring van [A.] ten aanzien van zijn visie op de omgangs¬regeling in het geding te brengen.
4.3.2. De moeder stelt dat de kinderen tevreden zijn met de huidige omgangsregeling en dat zij geen wijziging wensen. Volgens de moeder ligt het probleem bij de omgang niet in de wisselmomenten, of bij het in- en uitpakken dan wel afscheid nemen. Het probleem bij de omgangsregeling ligt volgens de moeder in een zeer gespannen verstandhouding tussen de ouders die lijnrecht tegenover elkaar staan in alle zaken die met de omgang te maken hebben. Over de opvoeding van de kinderen zijn de ouders het wel eens. De moeder stelt dat de vader een enorme ballast op de schouders van de kinderen legt teneinde zijn zin te krijgen met betrekking tot een wijziging van de omgangsregeling.
Voorts stelt de moeder dat er geen overleg mogelijk is met de vader en dat er sprake is van een moeizame communicatie tussen partijen, hetgeen belangrijke factoren zijn voor het doen slagen van de door hem verzochte omgangsregeling.
4.3.3. Volgens de raad hebben de kinderen ondanks de versnippering geen wensen tot verandering van de omgangs- regeling. De last die de vader noemt ten aanzien van de versnippering van de omgangsregeling lijkt volgens de raad vooral bij de vader zelf te liggen.
De raad stelt dat, hoewel de ouders beiden vinden dat de ander een goede ouder is, de verstandhouding tussen hen zeer gespannen is. De communicatie tussen de ouders verloopt gespannen en in een verwijtende sfeer. Deze problemen vormen volgens de raad de grondslag voor het stroeve verloop van de omgang. De kinderen hebben hier last van en de raad maakt zich zorgen dat deze last nog groter wordt naarmate de ouders langer op deze voet verder gaan.
4.4.1. Het hof overweegt als volgt.
4.4.2. Hoewel de ouders in de periode tussen de bestreden beschikking en het hoger beroep wel tot overeenstemming over een omgangsregeling in de vakantieperioden zijn gekomen, is het hen niet gelukt de onderlinge communicatie te verbeteren.
Het hof is van mening (evenals de rechtbank in haar proces-verbaal) dat deelname van de ouders aan een ouderschaps- reorganistiecursus in het belang van de kinderen zou zijn. De ouders dienen hun communicatie zodanig te verbeteren dat het loyaliteitsconflict waarin de kinderen verkeren teniet gedaan wordt. Zo verklaart de huisarts van de kinderen in zijn brief van 25 september 2008 dat [A.] heel goed weet hoe beide ouders over de omgangsregeling denken en dat hij, omdat hij evenveel van beide ouders houdt en ook met beide ouders hierover geen conflict wil aangaan, zowel aan zijn vader als aan zijn moeder het sociaal wenselijke en dus een verschillend antwoord geeft.
Ook uit de rapportage van de raad van januari 2008 blijkt dat de communicatieproblematiek van de ouders de grondslag vormt voor het stroeve verloop van de omgang. Van de strijd tussen de ouders hebben de kinderen veel last en het is aan partijen om ervoor te zorgen dat de kinderen buiten die strijd worden gehouden en dat zij onbezorgd en onbekommerd kunnen opgroeien.
Het hof oordeelt op grond van het voorgaande dat de ouders hun verantwoordelijkheid moeten nemen en de inrichting van de omgangsregeling niet bij de kinderen moeten leggen.
4.4.3. Het hof gaat niet in op het verzoek van de vader om de zaak aan te houden teneinde [A.] nogmaals in de gelegenheid te stellen zijn mening kenbaar te maken, dan wel kennis te nemen van een verklaring die [A.] mogelijk bij zijn huisarts heeft gedaan. Het hof overweegt daartoe dat [A.] afwijzend op een uitnodiging van het hof heeft gereageerd en kennelijk zijn mening niet (nogmaals) wil geven, welke houding door het hof gerespecteerd wordt, zeker gezien het loyaliteitsconflict waar [A.] kennelijk in verkeert. Uit de brief van de huisarts van 25 september 2008 blijkt niet dat er een schriftelijke verklaring van [A.] voorhanden is. Het hof ziet geen aanleiding de huisarts te horen met betrekking tot een mogelijke verklaring van [A.], temeer nu de moeder heeft aangegeven dat [A.] hier afwijzend tegenover staat.
4.4.4. Hoewel aan de vader kan worden toegegeven dat de destijds tussen partijen overeengekomen omgangsregeling een enigszins versnipperd karakter heeft, is het hof met de rechtbank van oordeel dat er thans geen reden is om tot een wijziging van die regeling te komen.
Klaarblijkelijk functioneert de regeling naar behoren en hebben de kinderen er vrede mee en hebben zij er geen moeite mee. De vader denkt hier anders over, maar gezien het loyaliteitsconflict waar beide kinderen duidelijk in verkeren, met name [A.], moeten de (schriftelijke) uitingen van de kinderen dat zij de huidige regeling ten opzichte van de vader niet eerlijk vinden, in dat licht worden bezien.
Ook het hof is van oordeel dat er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden die tot een wijziging van de omgangs- regeling nopen in het belang van de kinderen. Het hof onderschrijft overigens de overwegingen van de rechtbank in de bestreden beschikking en neemt deze over.
De beschikking waarvan beroep zal dan ook worden bekrachtigd.
5. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Maastricht van 21 mei 2008.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Smeenk-van der Weijden, Pellis en Huijbers-Koopman en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2008.