Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5578

Datum uitspraak2009-05-12
Datum gepubliceerd2009-05-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers07/10554
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ontvankelijkheid. Nu verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de HR door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437.2 Sv, zodat verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.


Conclusie anoniem

Nr. 07/10554 Mr. Bleichrodt Zitting 25 november 2008 Conclusie inzake: [Verdachte] 1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft bij arrest van 14 juni 2006 de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding tenlastegelegde onder 1. (onderdeel voorschrift 12.1 filter/geurwasser), 2. (onderdeel mestscheidingsinstallatie), 4. (onderdeel mestafscheider/separator) en 6. (onderdeel mestscheidingsinstallatie), voorts de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van het bewezenverklaarde onder 1. (onderdelen voorschrift 1.2.5, 1.2.6 en 1.2.8), 3. en 5. en de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde onder 1. (onderdeel voorschrift 10.2), 3. en 5. telkens opleverende "medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd", 2. (onderdeel mestzak), 4. (onderdeel mestzak) en 6. (onderdeel mestzak) telkens opleverende "medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd" en 7., 8. en 9. telkens opleverende "medeplegen van opzettelijk de door een zegel waarmede voorwerpen door of vanwege het bevoegd gezag verzegeld zijn bewerkte afsluiting anders dan door verbreking, opheffing of beschadiging verijdelen, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een geldboete van € 5.000,-. 2. In deze zaak is tijdig en regelmatig beroep in cassatie ingesteld. Deze zaak hangt samen met de zaken 07/10566 ([medeverdachte 3]) en 07/10550 E ([medeverdachte 1]), in welke zaken ik vandaag eveneens concludeer. 3. De aanzegging ingevolge art. 435, eerste lid, Sv in de onderhavige zaak is op 18 september 2007 op de voet van art. 588, derde lid sub a, Sv aan de verdachte betekend. 4. Middelen van cassatie zijn namens de verdachte niet voorgesteld. In een brief van 16 november 2007 aan de Hoge Raad maakt mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, kenbaar dat verdachte failliet is gegaan en dat in de onderhavige zaak geen schriftuur zal worden ingediend. 5. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen. 6. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden


Uitspraak

12 mei 2009 Strafkamer Nr. 07/10554 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 14 juni 2006, nummer 22/004874-03, in de strafzaak tegen: [Verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats]. 1. Geding in cassatie Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld. De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep. 2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen. 3. Beslissing De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 12 mei 2009.