Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5597

Datum uitspraak2008-11-18
Datum gepubliceerd2008-11-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.610043-08, 07.614534-07 (gev.ttz.) en 07.614447-07 (vtvv)
Statusgepubliceerd


Indicatie

bedreiging bewijs


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnummers : 07.610043-08, 07.614534-07 (gev.ttz.) en 07.614447-07 (vtvv) Uitspraak : 18 november 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte], [geboortedatum] [geboorteplaats], [adres]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2008, 15 mei 2008, 8 augustus 2008, 28 augustus 2008 en 4 november 2008, waarbij verdachte is verschenen, op 7 maart 2008 en 15 mei 2008 bijgestaan door mr. F.L. Lischer, advocaat te Almere, op 8 augustus 2008 en 28 augustus 2008 bijgestaan door mr. A.M.C. Verheul, advocaat te Lelystad, en op 4 november 2008 bijgestaan door mr. H. Polat, advocaat te Lelystad. De officier van justitie, mr. A.M.G. de Klerk, heeft ter terechtzitting van 4 november 2008 gevorderd: • vrijspraak van verdachte ter zake het in de zaak met parketnummer 07.614534-07 primair ten laste gelegde; • veroordeling van verdachte ter zake het in de dagvaarding met parketnummer 07.614534-07 subsidiair en in de dagvaarding met parketnummer 07.610043-08 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot: - een gevangenisstraf voor de duur van 85 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht; - oplegging aan verdachte van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voor¬waarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de jeugdreclassering, ook wanneer dit inhoudt het volgen van ITB Harde Kern, een behandeling in De Waag dan wel begeleiding of controles door Tactus Verslavingszorg; - alsmede toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 100,00 met toepassing van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht; • teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen DVD (beelden van diefstal [plaats]), • toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 07.614447-07 tot de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 29 november 2007 door de kinderrechter van deze rechtbank aan verdachte opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgen tenlasteleggingen met de parketnummers 07.610043-08 en 07.614534-07) De rechtbank nummert het bij dagvaarding met parketnummer 07.614534-07 ten laste gelegde feit als “4”. BEWIJS De verdachte dient van het onder 4 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. Door de verdediging is betoogd dat verdachte tevens dient te worden vrijgesproken van het onder 4 subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een stuk hout uit zijn broekzak heeft gepakt en dat daarvan redelijkerwijs geen dreiging heeft kunnen uitgaan. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Zowel [aangever] als [aangever] verklaren dat verdachte een stiletto uit zijn broekzak heeft gepakt en dat zij zich hierdoor (ernstig) bedreigd voelden. Verdachte zelf heeft bij de politie verklaard dat hij een stuk hout uit zijn broekzak pakte, met aan een kant een punaise erin. Hij verklaart daarbij de woorden te hebben gezegd, zoals in de tenlastelegging omschreven. Hij heeft tevens verklaard dat wanneer je snel kijkt, het stuk hout op een mes lijkt. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het een dun geslepen stuk hout betrof met een punt eraan. Voorts heeft hij verklaard dat het mogelijk is dat de aangevers hebben gedacht dat het een mes betrof en zij daarvan zijn geschrokken. De rechtbank is van oordeel dat onder voornoemde omstandigheden bij de beide aangevers een redelijke vrees voor een misdrijf tegen het leven gericht heeft kunnen ontstaan. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopieën dagvaardingen) Van het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Feit 1: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. Feiten 2 en 4 subsidiair, telkens: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Feit 3: Wederspannigheid, strafbaar gesteld bij artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht. De feiten en de verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: - een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 8 oktober 2008; - een Evaluatie Plan van Aanpak Jeugdreclassering d.d. 21 oktober 2008, opgemaakt door K. Zwikker; - een Plan van Aanpak Jeugdreclassering d.d. 27 augustus 2008, opgemaakt door K. Zwikker; - een psychologisch rapport d.d. 1 augustus 2008, uitgebracht door drs. E. Vlieg, gezondheidszorgpsycholoog/orthopedagoog en vast gerechtelijk deskundige; - een psychiatrisch rapport d.d. 27 juli 2008, uitgebracht door drs. F.P. Bish, psychiater en vast gerechtelijk deskundige; - de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier. De psychiatrische rapportage van de deskundige Bish houdt onder meer in dat bij verdachte sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Er is sprake van een vertraagde persoonlijkheidsgroei- en rijping als gevolg van een opvoedingssituatie met duidelijke affectieve, pedagogische en positief-stimulerende tekorten en een gebrek aan een stevig en steunend-structurerend kader, hetgeen tot een forse achterstand heeft geleid in de psychosociale en emotionele ontwikkeling. Als gevolg daarvan is het tot een steeds verdergaande sociaal-maatschappelijke neergang gekomen. Verdachte is niet in staat om deze negatieve spiraal te doorbreken. Als gevolg van deze gebrekkige ontwikkeling had verdachte de neiging tot middelenmisbruik. Derhalve dient verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. De kans op recidive moet volgens Bish als duidelijk verhoogd worden ingeschat. Teneinde het recidiverisico te reduceren is een gerichte behandeling en begeleiding essentieel. Geadviseerd wordt aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen, geheel voorwaardelijk, met als voorwaarde dat verdachte zich voegt naar de aanwijzingen te geven door of namens de jeugdreclassering, ook als dat een intensieve ambulante begeleiding inhoudt. De psychologische rapportages van de deskundige Vlieg houden onder meer als conclusie in dat verdachte een gedragsstoornis heeft ontwikkeld. Het valt echter niet te verwachten dat deze uitmondt in een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Deze gedragsstoornis was ook aanwezig op de momenten van het ten laste gelegde en is daarop van invloed geweest. Verdachte was, als gevolg van de stoornis, beperkt in zijn keuzevrijheid, maar niet in die mate dat hij helemaal geen gedragsalternatieven had. Verdachte dient als licht verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. De kans op recidive wordt, zonder interventie, als groot beschouwd. De deskundige adviseert aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen, geheel voorwaardelijk met als voorwaarde dat verdachte meewerkt aan behandeling en zich richt naar de voorschriften van de Jeugdreclassering en geen nieuwe delicten pleegt. De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen van de deskundigen op de daarvoor in voornoemde rapporten bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert op grond van deze rapporten dat het bewezen verklaarde in licht, althans enigszins verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de algemene veiligheid van personen het opleggen aan verdachte van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdi¬gen eist en voorts dat bedoelde maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikke¬ling van verdachte. Gelet op de inhoud van de rapportages en de (reeds getoonde) bereidheid van verdachte deel te nemen aan behandeling en begeleiding, acht de rechtbank het aangewezen voornoemde maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen, met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals hierna omschreven. Voorts acht de rechtbank in dit geval, naast oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk, omdat aard en ernst van het be¬wezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijke verleden van de verdachte, door een lich¬tere strafrechte¬lijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig. Ter zake het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde overweegt de rechtbank dat zij, op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht bij het opleggen van na te melden straf in rekening brengt de straf die de verdachte bij vonnis d.d. 29 november 2007 door de kinderrechter van deze rechtbank is opgelegd. De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende gelasten van de inbeslaggenomen DVD. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 27, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77cc en 77gg van het Wetboek van Strafrecht. Benadeelde partij Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 100,00. De vordering van de benadeelde partij is naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling De rechtbank acht, gelet op het bepaalde in artikel 77cc van het Wetboek van Strafrecht, termen aanwezig de bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 29 november 2007 aan de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie verbonden proeftijd te verlengen met één jaar. BESLISSING Ten aanzien van de tenlastelegging Het onder 4 primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 118 dagen. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering worden gebracht. De rechtbank legt aan de verdachte op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door het Bureau Jeugdzorg Flevoland, Jeugdreclassering, ook wanneer dit inhoudt het volgen van ITB Harde Kern, een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling of een behandeling bij Tactus, zulks zolang Bureau Jeugdzorg Flevoland, Jeugdreclassering dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. De rechtbank gelast de teruggave aan de rechthebbende van op de inbeslaggenomen DVD. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging De rechtbank verlengt de in de zaak met parketnummer 07.614447-07 bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 29 november 2007 aan de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie verbonden proeftijd met één jaar. Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en H.M. Schaak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-van Esch, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2008. Mr. A.J. Louter voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.