
Jurisprudentie
BG5671
Datum uitspraak2008-11-25
Datum gepubliceerd2008-12-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200.005.167/01 GDW
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Datum gepubliceerd2008-12-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200.005.167/01 GDW
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Indicatie
Evenmin kan hem worden verweten dat hij klager onjuist heeft voorgelicht. Gelet op de veelvuldige contacten, zoals vastgelegd in het overzicht van 10 augustus 2007, is niet komen vast te staan dat daarin naar voren is gekomen dat de gerechtsdeurwaarder het vermeende “deelbeslag” met klager zou hebben besproken. Klager heeft zijn stelling – die tot een andere conclusie zou nopen – niet nader onderbouwd. Het klachtonderdeel is ongegrond.
Uitspraak
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 25 november 2008 in de zaak onder nummer 200.005.167/01 GDW van:
[naam]
wonende te [plaats]
APPELLANT,
gemachtigde: mr. S.L. Sarin,
t e g e n
MR. [naam]
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 28 april 2008 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - namens appellant, verder te noemen klager, waarbij hij tijdig hoger beroep instelt tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 25 maart 2008, verzonden op 2 april 2008, waarbij de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder te noemen: de gerechtsdeurwaarder, ongegrond is verklaard.
1.2 Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 23 juni 2008 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 oktober 2008, alwaar de klager, zijn gemachtigde en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de behandeling van de zaak in eerste aanleg, alsmede van de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in haar beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij onjuist beslag heeft gelegd onder de ING Bank en dat de gerechtsdeurwaarder hem onjuist heeft voorgelicht over de mogelijkheden van het beslag en de gevolgen ervan. Zo heeft de gerechtsdeurwaarder in eerste instantie klager medegedeeld dat het beslag zou worden beperkt tot de vordering van klager, terwijl uit de brief van 1 augustus 2007 blijkt dat het een totaal beslag betreft. Klager stelt de gerechtsdeurwaarder aansprakelijk voor de eventueel op hem verhaalde schade[B]
4.2. De gerechtsdeurwaarder wordt voorts verweten dat hij onterecht de kosten van de beslaglegging bij klager in rekening heeft gebracht, omdat hij daartoe geen opdracht heeft gegeven. Ook was de gerechtsdeurwaarder ervan op de hoogte dat de desbetreffende rekeningnummers bij de ING Bank toebehoorden aan [B] en niet aan [A] verder: [A]. Klager verwijst hiervoor naar de gespreksnotities van de gerechtsdeurwaarder van 23 mei 2007. Bovendien is een onjuist bedrag genoemd in de afrekening ten opzichte van de opdrachtbevestiging.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
5.1. De gerechtsdeurwaarder betwist de stellingen van klager en verweert zich als volgt.
5.2. De gerechtsdeurwaarder heeft betoogd dat niet kan worden gesteld dat hij klager onjuist zou hebben behandeld. In het zogeheten ‘intake’-gesprek – dat één uur duurde – heeft hij klager voorgelicht over de executiemogelijkheden. Hierbij is onder meer de momentwerking van het beslag besproken. Klager heeft op spoed aangedrongen, omdat [A] in financiële problemen zat. Klager heeft bankrekeningnummers opgegeven, maar kon niet aangeven welke geldstromen via welke rekeningen liepen. Pas nadat het beslag gelegd was is gebleken dat de opgegeven rekeningnummers behoren[B] Met deze gegevens was de gerechtsdeurwaarder niet bekend en kon hij ook niet bekend zijn. In dat verband heeft de gerechtsdeurwaarder klager geadviseerd om de rekening van de advocaat van de [B] niet te voldoen, omdat de grondslag voor deze kosten niet aanwezig was, want het beslag is na beslaglegging direct weer opgeheven. Evenmin heeft de gerechtsdeurwaarder onjuiste voorlichting verstrekt.
5.3. Ten aanzien van de in rekening gebrachte kosten van het beslag heeft de gerechtsdeurwaarder naar voren gebracht dat hij op juiste wijze heeft gedeclareerd. In dat verband verwijst hij naar de specificatie van de verrichte werkzaamheden.
6. De beoordeling
6.1. Met betrekking tot de beslaglegging onder de ING Bank stelt het hof vast dat klager aan de gerechtsdeurwaarder de opdracht heeft gekregen om de grosse van de beschikking te betekenen. De gerechtsdeurwaarder heeft klager een (onbetwiste) opdrachtbevestiging gestuurd op 23 mei 2007, de dag waarop het intakegesprek heeft plaats gevonden. Daarop heeft de gerechtsdeurwaarder actie ondernomen door de beschikking te betekenen aan het kantooradres van [A]. Aldaar trof de gerechtsdeurwaarder niemand aan. Het kantoor was leeg, daarom heeft de gerechtsdeurwaarder vervolgens ook openbaar betekend, hetgeen een juiste en zorgvuldige handelwijze is, in het bijzonder gelet op de spoed, die klager bij de verdere executie van de beschikking had.
6.2. Ook stelt het hof vast dat blijkens de e-mail van klager aan de gerechtsdeurwaarder van 23 mei 2007, het ook voor klager niet duidelijk was onder welke bank(en) derdenbeslag diende te worden gelegd. Het overzicht laat een zevental mogelijkheden tot beslaglegging zien, met als vermelding bij de rekeningnummers: “waarschijnlijk”. Later heeft klager dit overzicht met mogelijke beslagobjecten aangevuld.
Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder is dat er in later overleg is besloten om tot beslaglegging onder de ING Bank over te gaan. Gelet op de uitdraai van 10 augustus 2007 van dossieraantekeningen van klager – welke uitdraai door klager in het geding is gebracht – houdt het hof het ervoor dat dat standpunt van de gerechtsdeurwaarder juist is. Uit die uitdraai volgt dat er na 23 mei 2007 nog verschillende keren contact is geweest met klager. Niet op 23 mei 2007, maar op 29 mei 2007 wordt er derdenbeslag gelegd onder de ING Bank. Op 30 mei 2007 is er een aantekening dat klager op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft medegedeeld dat de rekeningnummers bij de ING Bank niet van [A] zijn, maar[B] Dit gegeven wordt bevestigd in de brief van de ING Bank van 30 mei 2007. Het hof is van oordeel dat gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen dat klager onvoldoende heeft weersproken dat er nog nader overleg met de gerechtsdeurwaarder is geweest over deze zaak, het de gerechtsdeurwaarder niet kan worden verweten dat hij beslag heeft gelegd onder de ING Bank.
6.3. Evenmin kan hem worden verweten dat hij klager onjuist heeft voorgelicht. Gelet op de veelvuldige contacten, zoals vastgelegd in het overzicht van 10 augustus 2007, is niet komen vast te staan dat daarin naar voren is gekomen dat de gerechtsdeurwaarder het vermeende “deelbeslag” met klager zou hebben besproken. Klager heeft zijn stelling – die tot een andere conclusie zou nopen – niet nader onderbouwd. Het klachtonderdeel is ongegrond.
6.4. Dat geldt evenzeer voor het klachtonderdeel betreffende de nota van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft in hoger beroep de specificatie in het geding gebracht. Hierop is door klager niet dan wel onvoldoende op gereageerd. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel thans niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.6. Dit leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de bestreden beslissing met in achtneming van het vorenstaande.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, L. Verheij en L.J. Saarloos en uitgesproken op dinsdag 25 november 2008 door de rolraadsheer.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 25 maart 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het nummer 424.2007 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Verloop van de procedure
Bij brieven met bijlagen van 14 en 29 augustus 2007 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.
Bij aangehechte brief met bijlagen van 21 september 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
Bij brief van 21 september 2007 heeft klager nieuwe bijlagen ingediend.
Bij brief van 24 september 2007 heeft klager gereageerd op het verweer van de gerechtdeurwaarder.
Bij brief van 10 oktober 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de brief van klager van 21 september 2007.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 februari 2008 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.
Van de behandeling ter terechtzitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 25 maart 2008.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.
a) De arbeidsovereenkomst van klager is op 9 mei 2007 ontbonden met toekenning van een vergoeding. Klager heeft de executie van deze beschikking aan de gerechtsdeurwaarder uit handen gegeven.
b) De schriftelijke opdrachtbevestiging d.d. 23 mei 2007 vermeldt dat de opdracht de executie van de titel inhoudt. De beschikking zou op 23 mei 2007 worden betekend en vervolgens zou de gerechtsdeurwaarder in de week daarna beslag leggen onder Rabobank [ ] en De Hypotheekshop Centrale Organisatie B.V. (hierna de Hypotheekshop) te [ ]. Aan kosten van betekening en beslag is een bedrag vermeld van € 680,00 exclusief BTW bij voldoende verhaal te verhalen op de voormalige werkgeefster van klager, [ ] (hierna te noemen [ ]) en 15% aan incassokosten over de geïncasseerde bedragen voor rekening van klager.
c) De gerechtsdeurwaarder heeft de beschikking betekend en heeft op 29 mei 2007 ten laste van [ ] executoriaal derdenbeslag gelegd onder ING Bank. Tussen deze bank en [ ] heeft nooit een rechtsverhouding bestaan. Dit heeft de bank verklaard bij de retournering van de verklaring derdenbeslag op 31 juli 2007. Wel zijn rekeningen van de Hypotheekshop onder het beslag gebracht. De Hypotheekshop is franchisegever van [ ] geweest.
d) De gerechtsdeurwaarder heeft het beslag opgeheven.
e) De advocaat van de Hypotheekshop heeft klager aansprakelijk gesteld voor de gemaakte kosten van bij hem door de Hypotheekshop in verband met de beslaglegging ingewonnen advies. Klager heeft dit bedrag betaald.
f) Een kantoorgenoot van de gerechtsdeurwaarder heeft deze advocaat bij brief van 1 augustus 2007 een toelichting gegeven op de gang van zaken bij een beslaglegging onder een bank.
g) Bij factuur van 15 augustus 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een bedrag van € 1.359,17 inclusief BTW in rekening gebracht wegens kosten van betekening en executiekosten.
2. De klacht
2.1 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze onjuist beslag heeft gelegd onder ING Bank en hem onjuist heeft voorgelicht over de mogelijkheden van het beslag en de gevolgen daarvan. Klager stelt de gerechtsdeurwaarder aansprakelijk voor een mogelijk verhaal door de Hypotheekshop van de daadwerkelijk geleden schade.
2.2 In zijn aanvullende klacht van 29 augustus 2007 heeft klager bezwaar gemaakt tegen het gefactureerde bedrag. Klager vindt het onterecht dat hij de executiekosten moet betalen voor de beslaglegging onder ING Bank, omdat hij tot deze beslaglegging geen opdracht heeft gegeven en omdat de gerechtsdeurwaarder al bij het eerste gesprek op 23 mei 2007 ervan op de hoogte was dat de betrokken rekeningnummers bij ING Bank toebehoorden aan de Hypotheekshop en niet aan [ ]. Dit blijkt volgens klager uit de van de gerechtsdeurwaarder afkomstige gespreksnotities. Bovendien is in de opdrachtbevestiging een bedrag van € 680,00 exclusief BTW genoemd en in de afrekening € 946,74 te vermeerderen met € 179,89 BTW.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht bestreden. Allereerst heeft hij gesteld dat de klacht niet-ontvankelijk is, omdat geschillen met betrekking tot de factuur van een gerechtsdeurwaarder aan een opdrachtgever exclusief worden behandeld door de gewone rechter.
3.2 Bij de opdrachtverlening heeft klager meegedeeld dat er spoed moest worden betracht, omdat [ ] in de financiële problemen zat. In overleg met klager is afgesproken om beslag te leggen onder twee banken en onder de Hypotheekshop, omdat er tussen dit bedrijf en [ ] provisieafrekeningen plaatsvonden. Klager heeft de bankrekeningnummers opgegeven, maar kon niet aangeven welke geldstromen via welke rekeningen verliepen. Na het beslag is gebleken dat de opgegeven bankrekeningnummers toebehoorden aan de Hypotheekshop. De gerechtsdeurwaarder betwist dat hij tevoren wist, of had moeten weten, dat de opgegeven rekeningnummers toebehoorden aan de Hypotheekshop. Hij heeft klager dan ook geadviseerd om de rekening van de advocaat van de Hypotheekshop niet te betalen, omdat er geen grond is voor de vergoeding van deze kosten. Evenmin heeft hij onjuiste voorlichting gegeven.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 De klacht is wel ontvankelijk. Klachten met betrekking tot bijvoorbeeld een excessieve tariefstelling kunnen wel degelijk aan de tuchtrechter worden voorgelegd. Bovendien heeft de klacht niet zozeer betrekking op de factuur, als wel op het handelen van de gerechtsdeurwaarder in het bijzonder ten aanzien van de executie van de beschikking.
4.2 Niet is komen vast te staan dat klager geen opdracht heeft gegeven tot beslaglegging onder ING bank. Het is aannemelijk dat daartoe in onderling overleg wel is besloten. Niet weersproken is dat klager de gerechtsdeurwaarder heeft verzocht om bij de executie grote spoed te betrachten omdat hij vreesde dat [ ] leeggehaald zou worden en er meerdere financiële problemen bestonden. Klager zelf heeft bij de intake diverse beslagmogelijkheden genoemd en heeft rekeningnummers van ING bank genoemd, al was het dan niet duidelijk hoe de geldstromen precies liepen.
4.3 Daarbij heeft klager niet aannemelijk kunnen maken dat de gerechtsdeurwaarder voorafgaand aan de beslaglegging ervan op de hoogte was, of had kunnen zijn, dat de opgegeven rekeningnummers bij ING bank toebehoorden aan Hypotheekshop.
4.4 Niet valt vast te stellen dat de gegeven informatie niet juist is geweest.
4.5 Het stond vast dat de directeur van [ ] in Frankrijk stond ingeschreven en niet bekend was waar hij woonde. Het is dus niet verwijtbaar dat de gerechtsdeurwaarder de beschikking openbaar heeft betekend, omdat hij niet beschikte over een bekende woon- of verblijfplaats in Nederland van de directeur van [ ].
4.6 Hetgeen de gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd tegen de bezwaren van klager met betrekking tot de factuur, is niet tuchtrechtelijk laakbaar.
4.7 Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter en mr. N.C.H. Blankevoort en M.J.-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Coll.: