
Jurisprudentie
BG5685
Datum uitspraak2008-10-30
Datum gepubliceerd2008-12-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers397768 AZ VERZ 08-218
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2008-12-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers397768 AZ VERZ 08-218
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Arbeidszaak. Werkneemster verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding, nadat de werkgever de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden heeft opgezegd, met toestemming van het CWI. Werkgever stelt zich op het standpunt dat de weg van artikel 7:681BW (kennelijk onredelijke opzegging) moet worden gevolgd.
Het instellen van een ontbindingsverzoek is geen verkapt appel van de beslissing van het CWI. Het indienen van het verzoek met het enige doel een vergoeding te verkrijgen maakt verzoekster niet per definitie tot "gelukszoeker". Niet gebleken is op grond waarvan verzoekster haar aanspraken op een vergoeding uitsluitend kan verwezenlijken middels een procedure als bedoeld in artikel 7:681 BW.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Zaandam
zaak/rep.nr.: 397768 AZ VERZ 08-218
datum uitspraak: 30 oktober 2008
BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
inzake
[verzoekster]
te [woonplaats]
verzoekster
hierna: [verzoekster]
gemachtigde: mr R.R. Ismail
tegen
de besloten vennootschap Thermografisch Adviesburo Van den Hove B.V.
te Boxtel
verweerster
hierna: Van den Hove
gemachtigde: mr A. Müller
De procedure
Op 15 september 2008 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van [verzoekster].
Van den Hove heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2008.
Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigde van [verzoekster] heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten
- [verzoekster], 51 jaar oud, is sinds 9 oktober 1995 bij Van den Hove in dienst, laatstelijk in de functie van administratief medewerkster tegen een salaris van € 1.920,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
- Zij was werkzaam op de locatie van Van den Hove te Purmerend.
- Bij schrijven van 17 juni 2008 heeft Van den Hove het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) toestemming gevraagd om de arbeidsverhouding met [verzoekster] te mogen opzeggen omdat haar functie ten gevolge van een reorganisatie kwam te vervallen.
- [verzoekster] heeft tegen dat verzoek verweer gevoerd.
- Het CWI heeft bij beslissing van 15 augustus 2008 de gevraagde toestemming verleend.
- Bij schrijven, gedateerd 22 augustus 2008 heeft Van den Hove de arbeidsovereenkomst opgezegd met in achtneming van de opzegtermijn van drie maanden en aftrek van één maand wegens de verleende toestemming, opgezegd tegen 1 november 2008.
- Op of omstreeks de datum van aanzegging van het ontslag is [verzoekster] door Van den Hove vrijgesteld van werkzaamheden.
Het verzoek
[verzoekster] verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst tegen een datum gelegen voor 1 november 2008. Daarnaast verzoekt [verzoekster] om toekenning aan haar van een vergoeding ten bedrage van € 59.097,60 bruto ten laste van Van den Hove.
Ter toelichting stelt [verzoekster] – samengevat – het volgende. [verzoekster] heeft steeds goed gefunctioneerd bij Van den Hove. Zij beschikt over voor Van den Hove relevante ervaring en kennis. Zij heeft de bereidheid uitgesproken, al dan niet na bijscholing, voor Van den Hove te blijven werken. Van den Hove heeft haar wel een baan aangeboden in de vestiging in Boxtel, maar de reisafstand is voor [verzoekster], die hartpatiënt is, te bezwaarlijk. Op haar voorstel, na sluiting van de vestiging in Purmerend van uit haar woning telewerk te verrichten, heeft Van den Hove geen gebruik willen maken. Zij is de enige werkneemster die door sluiting van het bedrijf wordt getroffen. Bovendien zou een andere werkneemster volgens het anciënniteitbeginsel, voor [verzoekster] in aanmerking komen voor ontslag.
Door ondanks dit alles zonder dit op voorhand aan [verzoekster] mede te delen, een ontslagvergunning aan te vragen, is er een periode van grote onzekerheid voor [verzoekster] ontstaan. Zij voelt zich door het ontslag vernederd en als “een zak vuilnis” bij de straat gezet.
Ook de “op non-actiefstelling” heeft zij als zeer grievend ervaren. Zij heeft hierdoor last gekregen van hyperventilatie en een te hoge bloeddruk. Zij heeft dan ook groot belang bij een beëindiging van de arbeidsovereenkomst op zeer koste termijn.
Van den Hove heeft nagelaten een financiële regeling met [verzoekster] te treffen, hoewel de omstandigheden die tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst hebben geleid, te weten de door haar gestelde reorganisatie en het daardoor vervallen van de functie van [verzoekster], geheel voor haar risico komen. Ook hierdoor doet zij [verzoekster] ernstig tekort.
[verzoekster] geeft in deze de voorkeur aan een procedure als bedoeld in artikel 685 BW boven een beëindiging van de arbeidsovereenkomst door ontslag, waarna zij een procedure als bedoeld in artikel 681 BW aanhangig zou moeten maken, teneinde alsnog een schadevergoeding van Van den Hove te kunnen verkrijgen. Ook daarom vraagt zij ontbinding voor de ontslagdatum.
Gezien de opstelling van Van den Hove en de wijze waarop zij [verzoekster] heeft behandeld, dient een vergoeding te worden toegekend op grond van de kantonrechtersformule, waarbij de factor C dient te worden gesteld op 1,5.
Dat het verzoek zo kort voor de ontslagdatum is behandeld vindt zijn oorzaak in het grote aantal verhinderdata dat de gemachtigde van Van den Hove voor de mondelinge behandeling heeft opgegeven.
Het verweer
Van den Hove vraagt de kantonrechter primair het verzoek af te wijzen en subsidiair, in geval van toewijzing van het verzoek, geen vergoeding toe te kennen.
Daartoe voert zij, kort samengevat, ondermeer het volgende aan.
Een procedure ex artikel 685 BW is niet bedoeld als een verkapt appel van de beslissing van het CWI. De kantonrechter is gehouden aan de beslissing van het CWI en kan de ontslaggronden niet opnieuw toetsen.
Bij brief van 29 augustus 2008 heeft [verzoekster] berust in het ontslag en zich beroepen op een kennelijk onredelijk ontslag. Zij kan dan geen ontbinding van de arbeidsovereenkomst meer verzoeken. Het gaat haar ook uitsluitend om een financiële vergoeding.
Er zijn geen gewichtige redenen gesteld door [verzoekster] die het verzoek kunnen dragen. De door [verzoekster] gestelde psychische en lichamelijke schade door het ontslag betwist Van den Hove bij gebrek aan wetenschap. Zij is daar in ieder geval niet verantwoordelijk voor. Bovendien stond niet [verzoekster] in de weg aan Van den Hove voor te stellen eerder een einde aan de arbeidsovereenkomst te maken. Een ontslag zonder beëindigingvergoeding levert al evenmin een gewichtige reden in de zin van artikel 685 BW op.
Er is geen sprake geweest van op non-actiefstelling door Van den Hove van [verzoekster], maar van vrijstelling arbeid te verrichten met doorbetaling van salaris, omdat Van den Hove geen werk meer voor haar had.
[verzoekster] heeft geen belang meer bij de ontbinding, nu de arbeidsovereenkomst op zeer korte termijn eindigt.
Nu het verzoek uitsluitend is gericht op een vergoeding, moet zij worden gekwalificeerd als een “gelukzoeker” in de zin van de aanbevelingen bij de kantonrechtersformule.
Indien [verzoekster] meent dat het ontslag voor haar te grote nadelen met zich meebrengt ten opzichte van het belang dat de werkgever daarbij heeft, dient zij een procedure als bedoeld in artikel 681 BW wegens een kennelijk onredelijk gegeven ontslag tegen [verzoekster] in te stellen.
De beoordeling van het verzoek
Het bepaalde in artikel 7:685 BW lid 1, derde tot en met laatste zin, kan hier buiten beschouwing blijven, nu het onderhavige verzoek is ingediend door de werkneemster, terwijl de desbetreffende bepalingen uitsluitend strekken ter bescherming van de werkne(e)m(st)er.
Een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst kan door een werknemer te allen tijde worden ingesteld, onafhankelijk van het handelen door de werkgever. Het onderhavige verzoek is dan ook ontvankelijk.
Het is duidelijk dat het verzoek uitsluitend is ingediend om een ontbindingsvergoeding te verkrijgen. Dit maakt [verzoekster] echter nog niet tot een “gelukzoeker”.
De kantonrechter gaat uit van de juistheid van de door het CWI gegeven gronden voor de verlening van de ontslagvergunning. Ten aanzien van die gronden geldt dat de kantonrechter hooguit een marginale toetsing toekomt. Dat zou bijvoorbeeld kunnen indien evident van onjuiste gegevens zou zijn uitgegaan bij het verlenen van de toestemming door het CWI. Uit de stellingen van partijen blijkt daarvan niets.
Inmiddels zijn beide partijen van mening dat aan de arbeidsovereenkomst een einde dient te komen. Op zich is dat al een voldoende gewichtige reden om de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbinden, zodat het verzoek in zoverre toewijsbaar is.
Bezien moet worden of aan het verzoek om die ontbinding uit te spreken vóór de arbeidsovereenkomst eindigt door het aangezegde ontslag, kan worden tegemoet gekomen.
Juist is dat de mondelinge behandeling eerst geruime tijd na indiening van het verzoek heeft plaatsgevonden, voornamelijk door de zeer ruime opgave van verhinderdata van de zijde van Van den Hove. Dit kan [verzoekster] dan ook niet worden tegengeworpen.
Daarbij is van belang dat de beëindiging van het dienstverband het gevolg is van de wens van Van den Hove om haar bedrijf te reorganiseren, met als gevolg het sluiten van de vestiging te Purmerend en het vervallen van de functie van [verzoekster]. Dit zijn omstandigheden die geheel en al voor risico van Van den Hove komen.
Gezien het lange dienstverband en de kansen van [verzoekster] op de arbeidsmarkt, die gezien haar gezondheid en leeftijd niet erg hoog kunnen worden ingeschat, zou van Van den Hove mogen worden verwacht dat zij een billijke vergoeding aan [verzoekster] zou hebben toegekend.
Niet duidelijk is op grond waarvan [verzoekster] haar aanspraken op zo’n vergoeding uitsluitend zou kunnen verwezenlijken middels een kostbare procedure als bedoeld in artikel 7:681 BW.
Het verzoek zal dan ook worden toegewezen in die zin dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden per heden onder toekenning van een vergoeding ten bedrage van € 41.472,00 bruto, welke de kantonrechter onder de gegeven omstandigheden als billijk oordeelt.
Met betrekking tot de hoogte van de vergoeding overweegt de kantonrechter dat de door [verzoekster] gestelde psychische en fysieke klachten tengevolge van het aangezegde ontslag, hoe onaangenaam voor haar ook, buiten beschouwing dienen te blijven. Onvoldoende is gesteld om aan te nemen dat dit een voorzienbaar gevolg was van enig verwijtbaar handelen van Van den Hove is. Immers, Van den Hove heeft [verzoekster] nog een andere baan aangeboden, die zij overigens om begrijpelijke redenen heeft moeten afwijzen. Nergens blijkt uit dat zij om andere redenen dan door haar aangevoerd, het dienstverband wenste te beëindigen. Er dient dan ook geen verder verhogende factor te worden toegepast.
[verzoekster] wenst zelf alsnog een ontbinding voor de aangezegde ontslagdatum. Daarmee heeft zij zich in de onmogelijkheid gebracht het verzoek nog in te trekken binnen een redelijke termijn. Zij moet daarmee geacht worden afstand van die mogelijkheid tot intrekking te hebben gedaan, zodat de zaak bij beschikking definitief kan worden afgedaan.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst per heden;
kent aan [verzoekster] ten laste van Van den Hove een vergoeding toe van € 41.472,00 bruto, ineens te voldoen, als aanvulling op ingevolge sociale verzekeringswetten te ontvangen uitkeringen dan wel elders te verwerven lager inkomen uit arbeid;
veroordeelt voor zover nodig Van den Hove tot betaling van die vergoeding;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
Deze beschikking is gegeven door mr C.J. Baas en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.