Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5686

Datum uitspraak2008-11-25
Datum gepubliceerd2008-12-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200.000.289/01
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

Ten aanzien van het klachtonderdeel met betrekking tot het inschakelen van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar is het hof van oordeel dat het op de weg van de gerechtdeurwaarder had gelegen - ten einde de schade zo veel mogelijk te beperken - om na de aansprakelijkheidsstelling de verzekeraar terstond hiervan op de hoogte te stellen. Nu de gerechtsdeurwaarder dit pas in een later stadium heeft gedaan, eerst op 20 februari 2007 is de zaak bij de verzekeraar aangemeld, heeft hij in zoverre ook onjuist gehandeld. Dit klachtonderdeel is daarom eveneens gegrond


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Beslissing van 25 november 2008 in de zaak onder nummer 200.000.289/01 GDW 1. [naam] gerechtsdeurwaarder te [plaats], 2. [naam], gerechtsdeurw[plaats]] 3. [naam] voorheen gerechtsdeurwaarder te [plaats], thans te [plaats], APPELLANTEN, gemachtigde: C.F. van Veen, t e g e n 1. de vennootschap naar het recht van de staat Delaware, Verenigde Staten van Amerika, [naam] gevestigd te Dover, Verenigde Staten van Amerika, 2. [naam], wonende te ‘[plaats], GEïNTIMEERDEN, gemachtigde: T. de Vries. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 30 november 2007 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - namens appellanten, verder te noemen de gerechtsdeurwaarders, waarbij zij tijdig hoger beroep instellen tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 30 oktober 2007, waarbij de klacht van klagers tegen geïntimeerden, verder te noemen: klagers, gegrond is verklaard onder oplegging van de maatregel van berisping. 1.2 Van de zijde van klagers is op 20 juni 2008 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen. 1.3. Op 8 oktober 2008 is per fax nog een bericht van de zijde van klagers ter griffie van het hof ingekomen, waarin gemeld wordt dat T. de Vries als gemachtigde zal verschijnen. 1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 oktober 2008, alwaar de gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de behandeling van de zaak in eerste aanleg, alsmede van de hiervoor vermelde stukken. 3. De feiten Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in haar beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat. 4. Het standpunt van klagers 4.1. Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarders dat zij verzuimd hebben het vonnis van 3 maart 2003 telkens iedere 6 maanden ter stuiting van de verjaring te betekenen aan de debiteuren, waardoor de opgelegde dwangsommen zijn verjaard. Hierdoor hebben klagers schade geleden van bijna € 200.000,-. 4.2. Voorts wordt de gerechtsdeurwaarders verweten dat zij geen actie hebben ondernomen om de schade te beperken en te vergoeden, daar zij hebben nagelaten hun verzekeraar in te schakelen. Ergo, zij hebben in het geheel niet gereageerd op de e-mail van klagers van 5 september 2006 dienaangaande. 4.3 Tenslotte verwijten klagers de gerechtsdeurwaarders dat zij niet hebben gereageerd op de brief van 12 oktober 2006, waarin klagers de gerechtsdeurwaarders aansprakelijk hebben gesteld. Evenmin hebben zij op de brieven van 31 oktober 2006 en 10 november 2006 gereageerd. 5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarders 5.1. De gerechtsdeurwaarders voeren allereerst aan dat de gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 ten tijde van de gestelde gedragingen geen indirect of direct belang in de maatschap [naam] hadden en ook nu niet hebben. Gerechtsdeurwaarder sub 1 is al op 1 januari 2003 uit de maatschap getreden en er bestaat sinds die datum geen gezagsverhouding meer tussen hem en medewerkers van [naam]. Gerechtsdeurwaarder sub 2 is gevestigd en heeft een kantoor in [plaats] en ook geen enkele bemoeienis met de gang van zaken op het [plaats] kantoor. Voorts betwisten de gerechtsdeurwaarders inhoudelijk de stellingen van klagers gedeeltelijk en verweren zich als volgt. 5.2. De gerechtsdeurwaarder sub 3 heeft erkend dat het kantoor ten opzichte van klagers onjuist heeft gereageerd. Inmiddels is de aansprakelijkheidstelling doorgeleid aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar met het verzoek de zaak in behandeling te nemen. De gerechtsdeurwaarders betwijfelen of er sprake is van enige schade aan de kant van klagers, omdat één van de debiteuren geen verhaal biedt. In dat geval kan van vergoeding geen sprake zijn 5.3. De gerechtdeurwaarders zijn van mening dat het niet klachtwaardig is dat zij niet binnen 10 dagen hebben gereageerd op de aansprakelijkheidstelling van 31 oktober 2007. De brief van 12 oktober 2007 hebben zij niet ontvangen. 6. De beoordeling 6.1. Het hof stelt voorop dat de klacht uitsluitend ziet op handelen en/of nalaten, waarvoor gerechtsdeurwaarder sub 3 verantwoordelijk is. De opdracht ter verdere afhandeling van het vonnis van 3 september 2003 is opgedragen aan een van de medewerkers van gerechtsdeurwaarder sub 3. Hij is verantwoordelijk voor het handelen of nalaten van zijn medewerker. Hieruit volgt dat de gerechtsdeurwaarder sub 3 als werkgever tuchtrechtelijk aangesproken kan worden op het handelen of nalaten van zijn medewerker. In het dossier noch uit het verhandelde tijdens de terechtzitting is gebleken welke verwijtbare gedragingen de gerechtsdeurwaarders sub 1 en sub 2 kunnen worden toegerekend, nu hun verweer als hiervoor onder 5.1 weergegeven door klagers niet gemotiveerd is weersproken. Hieruit volgt dat de klacht niet ziet op handelingen van gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2. Ten aanzien van hen wordt de klacht dan ook ongegrond verklaard. 6.2. Het hof is van oordeel dat het klachtonderdeel met betrekking tot het onzorgvuldig handelen ten aanzien van de betekening van het vonnis van 3 september 2003 doel treft. De gerechtsdeurwaarder sub 3 heeft dit klachtonderdeel erkend en de gemachtigde heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting - daarnaar gevraagd – zulks bevestigd.. De klacht is gegrond. 6.3. Ten aanzien van het klachtonderdeel met betrekking tot het inschakelen van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar is het hof van oordeel dat het op de weg van de gerechtdeurwaarder had gelegen - ten einde de schade zo veel mogelijk te beperken - om na de aansprakelijkheidsstelling de verzekeraar terstond hiervan op de hoogte te stellen. Nu de gerechtsdeurwaarder dit pas in een later stadium heeft gedaan, eerst op 20 februari 2007 is de zaak bij de verzekeraar aangemeld, heeft hij in zoverre ook onjuist gehandeld. Dit klachtonderdeel is daarom eveneens gegrond 6.4. Dit geldt evenzeer voor de klacht met betrekking tot het niet reageren op de correspondentie van klagers. Ter terechtzitting is namens de gerechtsdeurwaarder nogmaals betoogd dat de brief van 12 oktober 2006 niet is ontvangen, zodat daarop niet kon worden gereageerd. Dit betoog faalt echter in die zin dat in de brief van 31 oktober 2006 gerefereerd wordt aan die eerder genoemde brief. Als dus al juist zou zijn dat de brief van 12 oktober 2006 niet was ontvangen dan vormde vaststelling daarvan bij ontvangst van de brief van 31 oktober 2006 een reden te meer om snel en adequaat te reageren. 6.5. Nu het hof op andere gronden tot een oordeel is gekomen dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven. 6.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel thans niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven. 6.7. Dit leidt tot de volgende beslissing. 7. De beslissing Het hof: - vernietigt de bestreden beslissing, en opnieuw rechtdoende: - verklaart de klacht ten aanzien gerechtsdeurwaarder sub 3 gegrond, met inachtneming van het vorenstaande; - legt gerechtsdeurwaarder sub 3 de maatregel van berisping op; - verklaart de klacht tegen de gerechtsdeurwaarders sub 1 en sub 2 ongegrond. Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam Beschikking van 30 oktober 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 519.2006 ingesteld door: 1.de vennootschap naar het recht van de Staat Delaware, Verenigde Staten van Amerika, [ ] INC., gevestigd te Dover, Verenigde Staten van Amerika, 2.[ ], wonende te [ ], klagers, gemachtigde: [ ], juridisch adviseur, gevestigd te [ ], tegen: [ ], gerechtsdeurwaarders te [ ], beklaagden, gemachtigde: [ ]. 1. Verloop van de procedure Bij brief met bijlagen van 14 november 2006 hebben klager een klacht ingediend tegen beklaagden. Bij aangehechte brief van 17 januari 2007 hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 september 2007, alwaar namens klagers [ ] is verschenen en namens de gerechtsdeurwaarders de gemachtigde. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 30 oktober 2007. 2. De feiten Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden. De gerechtsdeurwaarders zijn belast (geweest) met de executie van een op 3 maart 2003 ten gunste van klagers gewezen kort gedingvonnis. Bij dit vonnis zijn dwangsommen toegewezen. Terwijl de zaak bij de gerechtsdeurwaarders in behandeling was is een periode van zes maanden verstreken waarin de verjaring van de dwangsommen niet is gestuit. 2. De klacht 2.1 Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarders dat zij door hun toedoen schade hebben geleden, omdat het vonnis niet tijdig is betekend waardoor de dwangsommen zijn verjaard. 2.2 Voorts verwijten klagers de gerechtsdeurwaarders dat zij niets hebben gedaan om de schade te beperken en te vergoeden, dat zij hebben nagelaten om hun verzekeraar in te schakelen en dat zij in het geheel niet hebben gereageerd. Bij e-mail van 1 september 2005 hebben klagers een juriste die bij de gerechtsdeurwaarders werkzaam was en die de zaak in behandeling had gewaarschuwd voor het risico van verjaring, maar zij heeft verzuimd het vonnis opnieuw te laten betekenen. Als gevolg hiervan is de aanspraak op de dwangsommen verjaard. Klagers hebben hierdoor schade geleden, becijferd op € 184.898,48. Bij brief van 12 oktober 2006 hebben klagers de gerechtsdeurwaarders aansprakelijk gesteld. Op deze brief is niet gereageerd en evenmin op brieven van klagers van 31 oktober en 10 november 2006. 3. Het verweer De gerechtsdeurwaarders erkennen dat zij hebben verzuimd om de ontvangst van de brief van 31 oktober 2006 te bevestigen. De brief van 10 (bedoeld zal zijn: 12) oktober 2006 is niet ontvangen. Zij zijn in de behandeling van de kwestie gehinderd door het vertrek van de betreffende juriste en haar opvolgster. Alvorens zij met de bestudering van de zaak konden aanvangen, is de klacht reeds ingediend. De aansprakelijkstelling is inmiddels doorgeleid naar de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar met het verzoek deze in behandeling te nemen. Vooralsnog wordt iedere aansprakelijkheid afgewezen. Uit de e-mail van klagers blijkt dat ook bij hen zelf onduidelijkheid bestond over de verjaringstermijn. Indien er een fout gemaakt is, dan is dat een fout van een van de medewerkers en is geen sprake van klachtwaardig gedrag van de gerechtsdeurwaarder. Negen dagen niet reageren na een aansprakelijkheidstelling is evenmin klachtwaardig, aldus de gerechtsdeurwaarders. Ter zitting hebben de gerechtsdeurwaarders zich verontschuldigd voor de gang van zaken. Zij hebben erkend dat zij ten opzichte van klagers niet juist hebben gereageerd. 4. De beoordeling van de klacht 4.1 Naar het oordeel van de Kamer is de klacht op beide onderdelen gegrond. Vast staat dat door een fout van een medewerkster, waarvoor de gerechtsdeurwaarders de verantwoordelijkheid dragen, het vonnis niet op de juiste wijze is geëxecuteerd. De verwijten die klagers de gerechtsdeurwaarders hebben gemaakt met betrekking tot de gang van zaken na het begaan van deze fout zijn evenmin weersproken. 4.2 De gerechtsdeurwaarders hebben tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. De klacht is gegrond. Naar het oordeel van de Kamer dient na te melden maatregel te worden opgelegd. 4.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. BESLISSING: De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders: ? verklaart de klacht gegrond; ? legt aan de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping op. Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter en mr. H.C. Hoogeveen en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris. Coll.: Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, L. Verheij en L.J. Saarloos en uitgesproken op dinsdag 25 november 2008 door de rolraadsheer.