Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5688

Datum uitspraak2008-11-12
Datum gepubliceerd2008-12-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 08/1333 WET
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek om vergoeding van schade geleden door de deregulering van de taximarkt. Geen besluit omdat de wetgevende macht geen bestuursorgaan is.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Sector Bestuursrecht zaaknummer: AWB 08/1333 WET uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen: [eiser] wonende te [woonplaats], eiser, en de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, verweerder, gemachtigden mr. J.M. Leurs en [gemachtigde verweerder]. 1. Procesverloop Bij brief van 3 augustus 2007, wederom verzonden op 13 december 2007, heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van eiser om schadevergoeding vanwege de deregulering van de taximarkt. Tegen deze brief heeft eiser bezwaar gemaakt. Bij besluit van 21 februari 2008 heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard (hierna: het bestreden besluit). De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2008. Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. 2. Overwegingen 2.1 Eiser bezit sinds 1973 een taxivergunning en heeft gesteld dat zijn vergunning door de inwerkingtreding van de wijziging van de Wet personenvervoer (deregulering taxivervoer) waardeloos is geworden waardoor zijn pensioenvoorziening eveneens niets meer waard is. Eiser heeft verzocht om de schade die is ontstaan als gevolg van de wijziging van de Wet personenvervoer (deregulering taxivervoer) te vergoeden. 2.2 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat, nu de wetgevende macht geen bestuursorgaan is, er geen bezwaar en beroep mogelijk is tegen de Wet van 9 december 1999 tot wijziging van de Wet personenvervoer voor taxivervoer (deregulering taxivervoer) omdat deze wet afkomstig is van de wetgevende macht. Nu de vermeende schadeoorzaak – de deregulering van de taximarkt – niet vatbaar is voor bezwaar en beroep staat eveneens geen bezwaar en beroep open tegen een beslissing op een verzoek om schadevergoeding vanwege die oorzaak. 2.3 Eiser heeft in beroep gesteld dat hij geen bezwaar maakt tegen de wet maar verzoekt om schade die is ontstaan als gevolg van de wet. De invoering van de wet heeft ertoe geleid dat zijn taxivergunning die een economische waarde vertegenwoordigd waardeloos is geworden. Het is voor eiser niet meer mogelijk om zijn taxivergunning te verkopen om vervolgens met pensioen te gaan. Eiser ziet zich aldus genoodzaakt de rest van zijn leven te blijven werken. 2.4 In dit geding moet worden beoordeeld of verweerder in het bestreden besluit het bezwaar van eiser tegen het afwijzende verzoek om schadevergoeding terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. 2.5 Ingevolge artikel 81 van de Grondwet geschiedt de vaststelling van wetten door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. In artikel 1:1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb is bepaald dat de wetgevende macht niet als bestuursorgaan wordt aangemerkt. 2.6 De rechtbank is van oordeel dat de schade die eiser stelt te lijden, een rechtstreeks gevolg van de invoering van de Wet van 9 december 1999, Stb. 535, waarin de deregulering van de taximarkt is vervat. Daardoor kon eiser zijn taxivergunning niet meer verkopen. Deze schade is niet het gevolg van een besluit van een bestuursorgaan, aangezien de wetgever niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt. Dit betekent dat eiser zich voor de vergoeding van de door hem geleden schade niet kan wenden tot de bestuursrechter. De beslissing van verweerder van 3 augustus 2007 tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding is naar het oordeel van de rechtbank geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Verweerder heeft in het bestreden besluit de bezwaren van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard. 2.7 Het beroep is ongegrond. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding. 3. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan op 12 november 2008 door mr. Y.A.A.G. de Vries, rechter, in tegenwoordigheid van mr. V.M. Behrens, griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum. De griffier, De voorzitter, Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage. Afschrift verzonden op: DOC: B