
Jurisprudentie
BG5695
Datum uitspraak2008-11-20
Datum gepubliceerd2008-12-01
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6007 AW + 08/163 AW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-01
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6007 AW + 08/163 AW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Functiebeoordeling. Resultaatafspraken en competenties: van een daadwerkelijk meewegen van andere aspecten van het functioneren dan (die welke behoren tot) de resultaatafspraken is geen sprake.
Uitspraak
07/6007 AW
08/163 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 1 oktober 2007, 07/280 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[betrokkene], (hierna: betrokkene),
en
appellant
Datum uitspraak: 20 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 11 december 2007 heeft appellant ter uitvoering van de aangevallen uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Betrokkkene heeft grieven geuit tegen die beslissing.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2008. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P.M. van der Sprong, werkzaam bij de gemeente Utrecht. Betrokkene is, zoals door hem bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een uitgebreid overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1. Over het functioneren van betrokkene als [naam functie] in het jaar 2005 is een beoordeling vastgesteld op grond van artikel 15:37, eerste lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling Utrecht (hierna: ARU) in samenhang met hoofdstuk 15x van de Uitvoeringsregelingen Utrecht. Het tegen die beoordeling gemaakte bezwaar is bij besluit van 16 december 2006 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard.
1.2. In het gehandhaafde beoordelingsformulier is een cijfermatige waardering gegeven van de concreet geformuleerde zogenoemde resultaatafspraken, is een niet in cijfers uitgedrukt oordeel gegeven over de zogenoemde competenties en specifieke kennis-gebieden uit het desbetreffende taak- en functieprofiel en zijn een samenvattend eindoordeel en een eindscore gegeven.
2.1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Appellant is opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van de aangevallen uitspraak. Verder zijn bepalingen gegeven over de vergoeding van proceskosten en griffierecht.
2.2. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant een te beperkte uitleg heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 15:37, eerste lid, van de ARU. Op grond van deze bepaling moet de ambtenaar worden beoordeeld op de uitoefening van zijn functie. Die beoordeling mag naar het oordeel van de rechtbank niet beperkt worden tot die aspecten van de functie waarover resultaatafspraken zijn gemaakt. Zij moet ook betrekking hebben op de noodzakelijke competenties en specifieke kennisgebieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beoordeling van betrokkene in wezen beperkt is gebleven tot die aspecten van de functie waarover resultaatafspraken waren gemaakt. Haar is niet gebleken dat de beoordeling van de competenties daadwerkelijk in de eindscore heeft meegewogen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit tot stand is gekomen in strijd met artikel 15:37, eerste lid, van de ARU en met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat de rechtbank de beoordelingssystematiek van de gemeente Utrecht heeft miskend. Hij heeft ter zitting betoogd dat het functioneren van betrokkene is beoordeeld aan de hand van de resultaatafspraken en dat de voor de functie nodige competenties en kennis zijn “doorgenomen”. “Met het bespreken van competenties en kennis is het functioneren dus niet alleen beoordeeld vanuit de invalshoek of de resultaatsafspraken zijn behaald maar tevens hoe de resultaatsafspraken al dan niet zijn behaald. Het meenemen van competenties en kennis heeft derhalve een toegevoegde waarde omdat het informatie geeft over de wijze waarop de resultaats-afspraken al dan niet zijn behaald”, aldus appellant. Naar zijn opvatting wil dit niet zeggen dat competenties op dezelfde wijze als resultaatafspraken met een cijfer dienen te worden gewaardeerd. Het gaat uiteindelijk om hetgeen de medewerker als resultaat heeft behaald. “Om deze redenen”, aldus appellant, “worden in het eindoordeel niet alleen de resultaatsafspraken gewogen maar mede de wijze waarop door gebruikmaking van competenties en kennis, tot de vastgestelde resultaten (is) gekomen”.
4. Betrokkene kan zich verenigen met de aangevallen uitspraak.
5. De Raad overweegt naar aanleiding hiervan als volgt.
5.1. Hij stelt voorop dat hij het betoog van appellant, zoals dat onder 3 is weergegeven, niet goed kan volgen. De strekking lijkt te zijn dat de (gehandhaafde) beoordeling zowel betrekking heeft gehad op de resultaatafspraken als op de competenties en kennis. Zo wordt aan het slot gesteld dat het eindoordeel niet enkel gebaseerd is op een weging van de resultaatafspraken, maar dat in de weging mede zijn betrokken de competenties en kennis die - zo begrijpt de Raad - van betekenis zijn geweest voor het behalen van de resultaten. Uit de kern van het betoog wordt echter naar het oordeel van de Raad duidelijk dat van een daadwerkelijk meewegen van andere aspecten van het functioneren dan (die welke behoren tot) de resultaatafspraken geen sprake is. De competenties en kennis zijn immers slechts “doorgenomen” en “meegenomen”. In elk geval moet de Raad, met de rechtbank, vaststellen dat appellant in het gehandhaafde beoordelingsbesluit niet zichtbaar en inzichtelijk heeft gemaakt welk gewicht is toegekend aan die aspecten van de uitoefening van de functie die niet te kwalificeren zijn als, of te vatten onder de resultaatafspraken.
5.2. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat uit artikel 15:37, eerste lid, van de ARU voortvloeit dat de ambtenaar wordt beoordeeld op de gehele uitoefening van zijn functie. De Raad onderschrijft dan ook het onder 2.2 weergegeven oordeel van de rechtbank. Het gehandhaafde beoordelingsbesluit is genomen zonder dat (al) de relevante feiten zijn vergaard. Verder is het besluit niet deugdelijk gemotiveerd, nu niet zichtbaar en inzichtelijk is gemaakt welk gewicht in de eindscore is toegekend aan de andere aspecten van het functioneren dan (behorend tot, of af te leiden van de beoordeling van) de resultaatafspraken.
De door de rechtbank in de aangevallen uitspraak uitgesproken gegrondverklaring van het beroep van betrokkene en de vernietiging van het bestreden besluit moeten dus worden bevestigd, evenals de bepalingen over de vergoeding van proceskosten en griffierecht.
6. Bij het in rubriek I genoemde besluit van 11 december 2007 heeft appellant, ter uitvoering van de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het bezwaar van betrokkene. Nu appellant niet tegemoetgekomen is aan dat bezwaar, betrekt de Raad op de voet van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb dat besluit in dit geding.
6.1. Appellant heeft in het nieuwe besluit zijn oordeel herhaald dat de met betrokkene gemaakte resultaatafspraken de volle omvang van zijn functievervulling beslaan. In het licht van hetgeen de Raad hierboven heeft overwogen, kan dat oordeel in rechte geen stand houden.
Verder zijn in dit nieuwe besluit de prestaties van betrokkene met betrekking tot de competenties weliswaar uitvoeriger beschreven en van een oordeel voorzien, maar niet is voldaan aan de eis dat zichtbaar en inzichtelijk is gemaakt welk gewicht daaraan in de eindscore is toegekend. Volstaan is met handhaving van de eindscore 4, welke score kennelijk alleen is afgeleid van de cijferscores voor de resultaatafspraken.
6.2. De Raad komt dan ook tot de conclusie dat (ook) het besluit van 11 december 2007 is genomen in strijd met artikel 15:37, eerste lid, van de ARU en artikel 7:12 van de Awb. Het beroep dat betrokkene geacht moet worden te hebben ingesteld tegen het nieuwe besluit, is gegrond en dit nieuwe besluit moet dus worden vernietigd. Appellant zal met inachtneming van deze uitspraak van de Raad (opnieuw) een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen.
7. De Raad acht termen aanwezig om appellant met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van betrokkene in hoger beroep, die worden begroot op € 322,- voor kosten van rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, met dien verstande dat appellant een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak van de Raad;
Verklaart het beroep dat betrokkene geacht wordt te hebben ingesteld tegen de nieuwe beslissing op bezwaar van 11 december 2007 gegrond en vernietigt dat besluit;
Veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 322,-, te betalen door de gemeente Utrecht;
Bepaalt dat van de gemeente Utrecht een griffierecht wordt geheven van € 428,-.
Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en P. van Dijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 november 2008.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) M.B. de Gooijer.
HD
Q