
Jurisprudentie
BG5750
Datum uitspraak2008-11-25
Datum gepubliceerd2008-12-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200.004.879/01 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Datum gepubliceerd2008-12-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200.004.879/01 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Indicatie
De notaris heeft voorts aangegeven dat hij als standaard de richtlijnen van de KNB bij een bespreking over een testament buiten zijn kantoor meeneemt en opvolgt. In dat verband heeft hij betoogd dat hij is aangezocht door een derde, niet zijnde een gezinslid, om een nieuw testament voor erflater op te maken. Bovendien woonde erflater nog in het gezinsverband van zijn tweede gezin. De leeftijd van erflater gaf de notaris evenmin aanleiding om extra alert te zijn. Erflater is op vijfenzeventigjarige leeftijd overleden.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 25 november 2008 in de zaak onder nummer 200.004.879/01 NOT van:
1. [naam]
2. [naam]
beiden wonende te [plaats],
APPELLANTEN,
t e g e n
MR. [naam],
notaris te [plaats]
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. M.J.J. van Geel.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof is op 23 april 2008 ingekomen een verzoekschrift – met bijlagen - van de zijde van appellanten, hierna ook te noemen klagers, waarbij zij tijdig hoger beroep hebben ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Almelo, verder te noemen de kamer, van 25 maart 2008, waarbij de kamer hun klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2. Van de zijde van klagers is op 22 mei 2008 een aanvulling op het verzoekschrift – met bijlage - ter griffie ingekomen.
1.3. Van de zijde van de notaris is op 18 juni 2008 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. Van de zijde van klagers zijn op 26 juni 2008 en 22 september 2008 nog producties ter griffie van het hof ingekomen.
1.5. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 25 september 2008. Klagers en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde en kandidaat-notaris[naam]] zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, klager sub 2 en de gemachtigde aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en van de hiervoor genoemde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klagers
Klagers verwijten de notaris dat hij bij het opstellen van het testament van hun vader, [naam] verder te noemen: erflater, onjuist heeft gehandeld omdat erflater niet meer in staat zou zijn geweest zelf zijn wil te bepalen. In dat verband wijzen klagers op de medische problematiek van erflater. Hierdoor was hij niet meer in staat zijn wil te bepalen. Door het handelen van de notaris zijn klagers, die bij het onderhavige testament zijn onterfd, benadeeld.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris betwist de stellingen van klagers en verweert zich als volgt.
5.2. De notaris heeft betoogd dat hij bij het opmaken van het testament juist heeft gehandeld. De erflater is thuis bezocht omdat deze niet in staat was om naar zijn kantoor te komen vanwege ziekte en immobiliteit. De notaris heeft erflater gevraagd of hij de gevolgen van de onterving voor klagers overzag. Voor de notaris leed het geen twijfel dat erflater in staat was zijn wil te bepalen. Ook tijdens het verdere verloop van de behandeling van het testament heeft de notaris geen signalen gekregen die reden gaven te twijfelen aan de geestelijke gesteldheid van erflater.
6. De beoordeling
6.1. Het hof is van oordeel dat de notaris niet onjuist heeft gehandeld. Hoewel de notaris ter terechtzitting heeft verklaard zich niet meer de exacte toedracht van de zaak te kunnen herinneren – hij passeert ongeveer 2000 akten per jaar – had hij in het onderhavige geval niet het gevoel dat er iets niet klopte. De notaris heeft voorts aangegeven dat hij als standaard de richtlijnen van de KNB bij een bespreking over een testament buiten zijn kantoor meeneemt en opvolgt. In dat verband heeft hij betoogd dat hij is aangezocht door een derde, niet zijnde een gezinslid, om een nieuw testament voor erflater op te maken. Bovendien woonde erflater nog in het gezinsverband van zijn tweede gezin. De leeftijd van erflater gaf de notaris evenmin aanleiding om extra alert te zijn. Erflater is op vijfenzeventigjarige leeftijd overleden.
Mr. [naam], destijds als kandidaat notaris werkzaam op het kantoor van de notaris heeft ter terechtzitting verklaard erflater thuis te hebben bezocht om de – na het bezoek van de notaris aan erflater opgestelde - ontwerpakte te bespreken. Ook hem is niet gebleken dat erflater niet in staat was zijn wil te bepalen. Wel bleek hem dat erflater niet mobiel was. Dit alles te samen in aanmerking nemende, is het hof van oordeel dat er voor de notaris geen contra-indicaties aanwezig waren die hem van het passeren van het testament zouden hebben moeten weerhouden. Overigens kan ook thans uit de medische verklaringen niet worden afgeleid dat erflater destijds niet in staat was zelf zijn wil te bepalen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
6.2. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.3. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en A.M.A. Verscheure en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 25 november 2008 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ALMELO
Klachtzaak: 31 07 Wna
UITSPRAAK
inzake: [namen]
wonende te [plaats] (O),
klagers;
tegen: mr. [naam],
notaris te [plaats]
hierna te noemen de notaris.
1 Verloop van de procedure
Bij brief van 18 augustus 2007 hebben klagers een klacht (met bijlagen) ingediend bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Almelo, hierna te noemen de Kamer.
De notaris heeft zich verweerd bij schrijven van 26 september 2007. Klagers hebben gerepliceerd bij brief van 15 oktober 2007. Bij brief van 9 november 2007 heeft de notaris gedupliceerd en bij brief van 11 februari 2008 is door de notaris een drietal verklaringen overgelegd.
De klachtzaak is ter zitting van 18 februari 2008 behandeld. Klagers zijn in persoon verschenen tezamen met mr. C.J. Vermeer. De notaris is eveneens in persoon verschenen tezamen met mr. [naam], kandidaat-notaris, en mr J.J. van Geel, advocaat.
2 Toetsingskader
In deze klachtzaak dient te worden beoordeeld of de notaris heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Wet op het notarisambt (Wna).
Feiten
Gelet op hetgeen klagers en de notaris over en weer hebben verklaard en op basis van door hen overgelegde stukken, gaat de Kamer uit van de volgende feiten.
• Bij testament van 14 september 2005 heeft de vader van klagers, wijlen de heer [naam] hierna te noemen erflater, beschikt over zijn nalatenschap.
• De voorbespreking over de inhoud van het testament is door en onder verantwoordelijkheid van de notaris gevoerd.
• Erflater is op 31 januari 2006 overleden.
4 Standpunten
De klacht komt - samengevat en zakelijk weergegeven - op het volgende neer. Klagers stellen zich op het standpunt dat de notaris bij het opstellen van het testament niet juist heeft gehandeld. Naar de mening van klagers was erflater op dat moment niet meer in staat om zelf zijn wil te bepalen. Klagers wijzen daarbij op de medische problematiek van erflater waardoor een gesprek met hem niet meer mogelijk was. Tevens hebben klagers aangegeven dat zij door het testament zijn benadeeld en dat de notaris op dat punt aanvankelijk heeft willen bemiddelen maar daar later weer vanaf heeft gezien.
Voorts is door klagers melding gemaakt van de geestelijke en lichamelijke situatie zoals zij die vernomen hebben uit het medisch dossier, maar waarvan zij geen stukken over kunnen leggen.
Naar de mening van de notaris is bij het opmaken van het testament correct gehandeld. Omdat erflater ziek was en niet voldoende mobiel heeft de bespreking bij erflater thuis plaatsgevonden. In een situatie als de onderhavige waarin de wens wordt geuit om kinderen te onterven, wordt altijd gevraagd of men zich bewust is van de impact van die bepaling. Voor de notaris was er geen twijfel over de vraag of erflater in staat was zijn wil te bepalen. Ook uit het verdere verloop is niets gebleken wat aanleiding zou hebben moeten geven tot twijfel aan de geestelijke gesteldheid van erflater.
Door de notaris zijn verklaringen van mevrouw [naam]t, mevrouw [naam] en van de huisarts [naam] overgelegd.
5 Overwegingen
Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.
Het gaat thans om de vraag of de notaris correct heeft gehandeld door zijn medewerking te verlenen aan het opstellen en passeren van het testament van 14 september 2005. De Kamer overweegt in dit verband het volgende.
Partijen zijn het er over eens dat de notaris er zich van dient te vergewissen dat de persoon die zijn laatste wil laat opmaken ook in staat is zelf zijn wil te bepalen. Klagers zijn van mening dat erflater daartoe niet meer in staat was, terwijl de notaris zegt dat hem dat niet is gebleken.
In beginsel dient ervan te worden uitgegaan dat de notaris bij het maken van een testament zich ervan heeft vergewist dat de erflater in staat was zijn wil te bepalen en dat hij daarbij de nodige zorgvuldigheid heeft betracht. Dat geldt temeer in een situatie waarin erflater te kennen heeft gegeven dat hij kinderen wil onterven.
Het is de kamer niet gebleken dat de notaris nalatig is geweest, ook al is het opvallend, gelet op het feit dat de notaris op huisbezoek is geweest, dat de notaris zich weinig meer weet te herinneren van het gesprek dat hij met erflater heeft gehad. De notaris heeft daarom hoofdzakelijk alleen kunnen verklaren hoe hij in het algemeen tewerk gaat. Niet is komen vast te staan dat hij van deze gebruikelijke en juiste werkwijze in dit geval is afgeweken.
Klagers hebben medische informatie over de geestelijke gesteldheid van erflater in het geding gebracht. Ook de notaris heeft dat gedaan door een brief van de huisarts over te leggen. De Kamer heeft de indruk dat de brief van de huisarts actuele informatie betreft die de periode beslaat waarin het testament is opgemaakt. Dat lijkt niet het geval bij de informatie van klagers die betrekking heeft op een andere, vroegere, periode. Dat blijkt ook uit de verklaring van de huisarts.
Deze medische verklaringen in samenhang bezien verschaffen evenmin een aanknopingspunt om te veronderstellen dat de notaris steken heeft laten vallen.
Het aspect dat de notaris nadien nog wel heeft willen bemiddelen tussen klagers en de erfgenamen brengt in het voorgaande geen wijziging. Immers hiermee is hooguit gezegd dat de notaris het standpunt van klagers heeft kunnen begrijpen, maar daarmee is niet gezegd dat de notaris heeft moeten aannemen dat erflater niet in staat is geweest zelf zijn wil te bepalen.
Gelet op voorgaande is de Kamer van oordeel dat de notaris niet klachtwaardig heeft gehandeld door zijn medewerking te verlenen aan het opmaken van het testament van erflater.
Mitsdien wordt beslist als volgt.
6 Beslissing
De kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo,
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, voorzitter, mr. G. van Eerden, mr. F.M.J. Mulder, mr. C.J. Wesseling en mr. E.R. Willems, leden en door de voorzitter in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2008.
Tegen deze beslissing van de kamer van toezicht kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.
Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Afschrift verzonden: