Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5752

Datum uitspraak2008-10-15
Datum gepubliceerd2008-12-01
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers61665/Ha ZA 08-86
Statusgepubliceerd


Indicatie

''(..)'' Op 26 juli 2005 heeft [eisers] het motorvrachtschip “[S]”verkocht aan Curata B.V. te Rotterdam voor een bedrag van € 3.033.000,00. [eisers] heeft de koop vastgelegd in een door partijen ondertekend “Voorlopig koopcontract”. [gedaagde] is een makelaar in schepen. Op 12 augustus 2005 heeft Curata de koopovereenkomst per fax aan [gedaagde] toegezonden met het verzoek om een onderhandse akte van levering op te stellen. Curata heeft een kopie van die fax met een kopie van de koopovereenkomst gezonden aan het notariskantoor Van Nieuwland. [gedaagde] heeft overeenkomstig het verzoek van Curata een akte van levering opgesteld. ''(..)'' ''(..)'' Omstreeks 1 mei 2006 is de Belastingdienst een onderzoek gestart naar de verschuldigdheid van omzetbelasting/BTW in het kader van de verkoop van het schip. De inspecteur heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat zijns inziens artikel 31 Wet Omzetbelasting niet van toepassing was. Bij naheffingsaanslag van 29 augustus 2006 heeft de Belastingdienst aan [eisers] een naheffing omzetbelasting van € 576.270,00 opgelegd, een boete van € 4.537,00 en een naheffingsrente van € 14.222,00. [eisers] heeft tegen de naheffingsrente en boete bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is niet gehonoreerd. Zij heeft deze naheffing betaald/verrekend. ''(..)'' ''(..)'' [eisers] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van €24.549,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2007 tot de dag van betaling, tot vergoeding van € 579,00 wegens buitengerechtelijke kosten en tot betaling van de kosten van de procedure. ''(..)''


Uitspraak

Uitspraak vonnis RECHTBANK MIDDELBURG 61665 / HA ZA 08-86 Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 61665 / HA ZA 08-86 Vonnis van 15 oktober 2008 in de zaak van de vennootschap onder firma [eisers]., gevestigd te Dordrecht, alsmede haar vennoten [vennoot 1], [vennoot 2], [vennoot 3], allen wonende te Dordrecht, eisers, advocaat mr. J.B. de Meester, tegen de vennootschap onder firma [gedaagde]., gevestigd te Terneuzen, gedaagde, advocaat mr. K.P.T.G. Flos. Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: de dagvaarding; de conclusie van antwoord; de conclusie van repliek; de conclusie van dupliek; akte van de zijde van [eisers]. De feiten Op 26 juli 2005 heeft [eisers] het motorvrachtschip “[S]”verkocht aan Curata B.V. te Rotterdam voor een bedrag van € 3.033.000,00. [eisers] heeft de koop vastgelegd in een door partijen ondertekend “Voorlopig koopcontract”. [gedaagde] is een makelaar in schepen. Op 12 augustus 2005 heeft Curata de koopovereenkomst per fax aan [gedaagde] toegezonden met het verzoek om een onderhandse akte van levering op te stellen. Curata heeft een kopie van die fax met een kopie van de koopovereenkomst gezonden aan het notariskantoor Van Nieuwland. [gedaagde] heeft overeenkomstig het verzoek van Curata een akte van levering opgesteld. Artikel 1 van de door [gedaagde] opgestelde akte van levering luidt als volgt: De koopsom bedraagt € 3.033.000,00 exclusief eventueel verschuldigde BTW, welk bedrag de verkoper verklaart geheel van de koper te hebben ontvangen en hem daarvoor kwijting te verlenen. (…) Koper verklaart bij deze dat hij de onderneming van verkoper voortzet. Op grond hiervan achten partijen art. 31 van de wet omzetbelasting op deze transactie van toepassing, waardoor de heffing van de omzetbelasting naar koper wordt verlegd. Koper verklaart de “verleggingregeling” aan te geven in zijn periodieke aangifte omzetbelasting, waarin deze transactie plaatsvindt. Indien mocht blijken dat artikel 31 ten onrechte is toegepast op deze transactie en alsnog omzetbelasting/BTW verschuldigd is, dan verplicht koper zich bij deze op eerste verzoek van de verkoper en na ontvangst van de BTW factuur, het verschuldigde binnen een maand aan verkoper te betalen. Op 13 september 2005 hebben partijen op het kantoor van de notaris de akte van levering ondertekend. Vervolgens heeft de inschrijving van de akte plaatsgevonden, waarmee de eigendomsoverdracht werd gerealiseerd. Betaling van de koopsom heeft via de notaris plaatsgevonden. Omstreeks 1 mei 2006 is de Belastingdienst een onderzoek gestart naar de verschuldigdheid van omzetbelasting/BTW in het kader van de verkoop van het schip. De inspecteur heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat zijns inziens artikel 31 Wet Omzetbelasting niet van toepassing was. Bij naheffingsaanslag van 29 augustus 2006 heeft de Belastingdienst aan [eisers] een naheffing omzetbelasting van € 576.270,00 opgelegd, een boete van € 4.537,00 en een naheffingsrente van € 14.222,00. [eisers] heeft tegen de naheffingsrente en boete bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is niet gehonoreerd. Zij heeft deze naheffing betaald/verrekend. Het geschil [eisers] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van €24.549,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2007 tot de dag van betaling, tot vergoeding van € 579,00 wegens buitengerechtelijke kosten en tot betaling van de kosten van de procedure. [eisers] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Curata heeft voorgesteld om [gedaagde] opdracht te geven de akte van levering op te stellen en om de inschrijving van de akte in de registers te verzorgen. [eisers] en Curata hebben afgesproken dat [gedaagde] zou moeten beoordelen op welke wijze de omzetbelasting zou moeten worden verrekend. Curata heeft vervolgens [gedaagde] opdracht gegeven de akte op te maken. [gedaagde] heeft de BTW verplichting op een onjuiste wijze in de akte opgenomen. De Belastingdienst heeft zich op standpunt gesteld dat het door [gedaagde] in de akte opgenomen artikel 31 van de Wet Omzetbelasting alleen dan van toepassing is indien sprake is van een overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen. In dit geval is alleen sprake van de levering van een binnenvaartschip, zodat naar het oordeel van de Belastingdienst artikel 31 van de Wet Omzetbelasting niet van toepassing is. [gedaagde] heeft een beroepsfout gemaakt. Partijen hebben afgesproken de fiscale afhandeling aan [gedaagde] overgelaten. [gedaagde] heeft een verkeerde BTW clausule in de overeenkomst opgenomen. [eisers] heeft mogen vertrouwen op het advies van [gedaagde]. [gedaagde] handelde in opdracht van de koper en bij het uitvoeren van die opdracht heeft hij een beroepsfout gemaakt waarvan [eisers] het slachtoffer is geworden. Gelet op het feit dat [gedaagde] zich profileerde als een professionele makelaar was er voor [eisers] geen reden om nog eens advies te vragen bij zijn eigen accountant. Het feit dat [eisers] een heffingsrente en een boete heeft moeten betalen is een rechtreeks gevolg van de door [gedaagde] gemaakte fout. [gedaagde] heeft onrechtmatig tegenover haar gehandeld, als gevolg waarvan [eisers] schade heeft geleden. [gedaagde] voert verweer. [gedaagde] heeft bij het opstellen van de koopovereenkomst geen rol gespeeld. De vorderingen van [eisers] kunnen niet slagen omdat zij op grond van het bepaalde van artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn vervallen, [gedaagde] niet onrechtmatig heeft gehandeld, het vereiste oorzakelijk verband ontbreekt, de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eisers] dient te blijven en (de omvang van) de schade niet vaststaat. Artikel 6:89 BW is ook van toepassing op verbintenissen uit onrechtmatige daad. De Belastingdienst heeft op 3 en 11 mei 2006 aan [eisers] het standpunt van de Belastingdienst medegedeeld. Op 15 juni 2006 heeft de Belastingdienst [eisers] gehoord. Eerst bij brief van 1 november 2007 heeft [eisers] bij [gedaagde] geklaagd. [eisers] heeft derhalve niet binnen bekwame tijd geprotesteerd. De aanspraken van [eisers] zijn derhalve vervallen. Ook uit het door [gedaagde] in rekening gebrachte bedrag blijkt dat de rol van [gedaagde] zeer beperkt is geweest. Hij heeft in de akte een bij de verkoop van een schip door een vennootschap onder firma gebruikelijke regeling inzake de verschuldigdheid van BTW opgenomen, inhoudende dat partijen uitgaan van de toepasselijkheid van artikel 31 van de Wet OB. Hij heeft de akte op voorhand in concept opgestuurd aan partijen. Partijen hebben aan [gedaagde] niet de vraag voorgelegd of bij de verkoop BTW in rekening gebracht diende te worden. [eisers] had ervaring met de verkoop van schepen. Zij liet haar belastingaangiftes verzorgen door Schipper Accountants. De aangifte omzetbelasting is ook door de accountant van [eisers] verzorgd. Artikel 1 van de akte bevat een vangnet. In dit artikel is uitdrukkelijk rekening gehouden met de mogelijkheid dat ondanks de bedoelingen van partijen toch BTW verschuldigd was. Niet staat vast dat het standpunt van de belastinginspecteur juist is. [eisers] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de belastinginspecteur om een naheffingsaanslag op te leggen. De door [eisers] gestelde schade staat nog niet vast. [eisers] heeft de boete en rente nog niet betaald. De beoordeling Partijen hebben in het door hen opgestelde “Voorlopig koopcontract” geen regeling opgenomen over de verschuldigdheid van BTW. Artikel 1 van de leveringsakte bepaalt weliswaar dat partijen van mening zijn dat artikel 31 van de Wet op de Omzetbelasting van toepassing, is maar bevat ook een uitdrukkelijk voorbehoud voor het geval mocht blijken dat geen beroep op artikel 31 van de wet op de Omzetbelasting kon worden gedaan. De rechtbank is van oordeel dat niet valt in te zien op grond waarvan [gedaagde] een verwijt treft. Hij is niet bij de verkoop betrokken geweest. De door hem gekozen formulering voorzag in de mogelijkheid dat een beroep op artikel 31 niet zou worden gehonoreerd. Indien [eisers] daarover zekerheid had willen hebben, had het op zijn weg gelegen om, hetzij de vraag voor te leggen aan zijn accountant, Schipper Accountants, hetzij contact op te nemen met de Belastingdienst. Nu hij dat niet heeft gedaan kan hij niet achteraf [gedaagde] verwijten dat de door hem gekozen formulering niet deugde en dat hij om die reden aansprakelijk is voor de aan [eisers] opgelegde boete en naheffingrente. De rechtbank zal de vordering van [eisers] derhalve afwijzen. [eisers] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op: - vast recht € 555,00 - salaris procureur € 1.158,00 (2 punt × tarief € 579,00) Totaal € 1.713,00 De beslissing De rechtbank wijst de vordering van [eisers] af; veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding welke aan de zijde van [gedaagde] tot aan dit moment worden begroot op € 1.713,00; verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2008