Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5781

Datum uitspraak2008-11-21
Datum gepubliceerd2008-12-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1493 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Duizeligheidsklachten of evenwichtsstoornissen. De Raad is van oordeel dat er in dit geval aanleiding is om af te wijken van het uitgangspunt dat de rechter het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige pleegt te volgen. Onderzoeksbevindingen van de deskundige bieden, anders dan via de anamnese, geen duidelijke basis voor de vastgestelde duizeligheidsklachten. Onvoldoende objectieve reden is om voor appellant een zogenoemde vervoersbeperking in de FML op te nemen.


Uitspraak

07/1493 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 1 februari 2007, 05/120 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 21 november 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant is hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2008. Appellant is verschenen bij gemachtigde, mr. H. Cornelis, advocaat te Utrecht. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.J.M. van Hees. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellant is werkzaam geweest als onderhoudsmonteur en heeft zich op 5 februari 1997 ziekgemeld met psychische klachten. In verband daarmee ontving appellant laatstelijk een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. 1.2. Bij besluit van 21 juli 2004 heeft het Uwv per 13 september 2004 de WAO-uitkering van appellant herzien naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%. Bij besluit van 4 januari 2005 zijn de bezwaren van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Aan de herziening van de uitkering ligt ten grondslag dat appellant weer in staat wordt geacht om met zijn beperkingen in voor hem geschikte gangbare functies een zodanig inkomen te verwerven, dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid is afgenomen naar ongeveer 37%. 2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van 4 januari 2005 gegrond verklaard, het besluit vernietigd en heeft tevens bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand blijven, met bepalingen omtrent de vergoeding van proceskosten en griffierecht. De rechtbank meent dat het besluit pas in de beroepsfase voldoende is onderbouwd en heeft zich vooral gebaseerd op de aan de rechtbank uitgebrachte adviezen van de deskundigen H.J. Stam, revalidatiearts en B.J. van Eyk, psychiater. 3.1. Het hoger beroep richt zich tegen de beslissing van de rechtbank om de rechts-gevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten en in verband daarmee tegen het oordeel dat het Uwv de functionele mogelijkheden van appellant op juiste wijze heeft opgenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 8 april 2004. Appellant meent dat uit het rapport van de revalidatiearts Stam en diens aanvullend schrijven van 28 augustus 2006 volgt, dat appellant als gevolg van zijn duizeligheidsklachten en evenwichtsstoornissen niet zelfstandig kan autorijden, fietsen of (zelfstandig) gebruik maken van het openbaar vervoer. Daarom is appellant niet in staat om de voor hem geselecteerde functies te vervullen. Appellant heeft er daarbij op gewezen dat noch het Uwv in beroep, noch de rechtbank zich omtrent deze door Stam gestelde vervoersbeperking heeft uitgelaten. 3.2. Het Uwv heeft in hoger beroep een rapportage d.d. 29 augustus 2007 van de bezwaarverzekeringsarts T.J.A. Boel overgelegd, die gemotiveerd heeft gesteld dat er naar zijn mening geen reden is om appellant beperkt te achten in zijn vervoers-mogelijkheden. Het Uwv heeft er voorts op gewezen dat de geduide functies plaatsgebonden zijn en dat appellant zich niet behoeft te verplaatsen, ander dan in verband met het woon- werkverkeer. Het Uwv heeft in hoger beroep nog een rapportage d.d. 2 mei 2007 van de bezwaararbeidsdeskundige W.A.M.H. Heijmans overgelegd, waarin deze uitgebreid toelicht waarom de belasting van de geduide functies niet de arbeidsmogelijkheden van appellant te boven gaat. 4. De Raad ziet aanleiding om zich bij zijn beoordeling te beperken tot het in de twee vorige overwegingen aangegeven geschil tussen partijen. Met het Uwv is de Raad van oordeel dat er in dit geval aanleiding is om af te wijken van het uitgangspunt dat de rechter het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige pleegt te volgen. De deskundige revalidatiearts Stam heeft in zijn rapport van 5 juli 2006 aangegeven dat appellant thans ten aanzien van lopen en fietsen beperkt wordt door duizeligheidsklachten en evenwichtsstoornissen en dat de recente operatie in verband met het verwijderen van een hersentumor in dit verband geen gevolgen heeft voor de in geding zijnde datum 13 september 2004. In zijn latere brief heeft hij daaraan toegevoegd dat dit ook geldt voor zelfstandig autorijden of gebruik maken van het openbaar vervoer. Met de bezwaarverzekeringsarts Boel stelt ook de Raad vast dat de onderzoeksbevindingen van de deskundige, anders dan via de anamnese, geen duidelijke basis bieden voor de vastgestelde duizeligheidsklachten. Meer van belang acht de Raad echter dat uit de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts H.G. van Loon, die appellant op 23 oktober 2002 en op 8 april 2004 op zijn spreekuur heeft gesproken en onderzocht, niet blijkt van duidelijke duizeligheidsklachten of evenwichtsstoornissen, waarbij tevens van belang is dat is gebleken dat van chronische epilepsie geen sprake is. Voorts acht de Raad hierbij van belang dat uit een brief van de appellant behandelende reumatoloog B. Grillet van 23 december 2004 naar voren komt, dat appellant heeft verteld dat hij wel degelijk fietst, zij het niet dagelijks. Grillet heeft dit genoteerd na een contact met appellant op 30 augustus 2004, kort voor de datum in geding. Gelet hierop is de Raad van oordeel dat er onvoldoende objectieve reden is om voor appellant een zogenoemde vervoersbeperking in de FML op te nemen. De ter zitting namens appellant overgelegde nadere medische informatie, kan daaraan naar het oordeel van de Raad niet afdoen. 5. Uit het vorenoverwogene volgt dat de rechtbank naar het oordeel van de Raad de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit terecht in stand heeft gelaten. De aangevallen uitspraak zal daarom,voorzover aangevochten, worden bevestigd. Wel volgt de Raad de gemachtigde van appellant in diens stelling dat ten onrechte pas in hoger beroep namens het Uwv nader is ingegaan op de door Stam gesuggereerde vervoersbeperking. Bovendien is pas in hoger beroep door het Uwv in voldoende mate gemotiveerd dat de geduide functies door appellant met zijn beperkingen kunnen worden vervuld. In verband daarmee acht de Raad het aangewezen dat de proceskosten en het griffierecht in hoger beroep appellant worden vergoed. 6. De Raad acht derhalve termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in hoger beroep. Deze worden begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak voorzover aangevochten. Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 644,- te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad; Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 106,- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter, en A.T. de Kwaasteniet en M. Greebe als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 november 2008. (get.) D.J. van der Vos. (get.) W.R. de Vries. MH