
Jurisprudentie
BG5791
Datum uitspraak2008-11-18
Datum gepubliceerd2008-12-03
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers107.001.893/01 (voorheen rolnummer 0700412)
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-03
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers107.001.893/01 (voorheen rolnummer 0700412)
Statusgepubliceerd
Indicatie
Aansprakelijkheid sleepboot voor aanvaringsschade.
Uitspraak
Arrest d.d. 18 november 2008
Zaaknummer 107.001.893/01 (voorheen rolnummer 0700412)
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Dieselbedrijf Dordrecht B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Dieselbedrijf,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden,
voor wie gepleit heeft mr. S.A. Ray, advocaat te Rotterdam,
tegen
Alomaf Beheer B.V.,
voor zich en in hoedanigheid van bevoegd functionaris van
Waterman Scheepvaart B.V. i.o., kantoorhoudende te Urk,
gevestigd te Urk,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Alomaf,
advocaat: mr. F.J. Boom, kantoorhoudende te Arnhem,
voor wie gepleit heeft mr. E. Doornbos, advocaat te Almere.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op respectievelijk 17 januari 2007 en 4 april 2007 door de rechtbank Zwolle-Lelystad.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 27 juni 2007 is door Dieselbedrijf hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis van 4 april 2007 met dagvaarding van Alomaf tegen de zitting van 10 juli 2007. Bij herstelexploot van 18 juli 2007 is Alomaf opgeroepen tegen de zitting van 18 september 2007.
De conclusie van de memorie van grieven (met producties) luidt:
"het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 april 2007 te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vordering van appellante zoals in eerste aanleg ingesteld integraal toe te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van beide instanties."
Door Alomaf is bij memorie van antwoord (eveneens met producties) verweer gevoerd, met als conclusie:
"tot bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 april 2007 tussen partijen onder rolnummer 126090 / HAZA 06-1348, zo nodig met verbetering en/of aanvulling van gronden, zulks met veroordeling, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, van Dieselbedrijf Dordrecht in de kosten van de beide instanties."
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten door hun advocaten.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Dieselbedrijf heeft vier grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de weergave door de rechtbank van de vaststaande feiten in rechts-overweging 2. (2.1 t/m 2.6) van het bestreden vonnis is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
Het hof zal die feiten, voor zover in hoger beroep van belang, hierna kort weergeven.
1.1 Alomaf is onderdeel van de [de scheepvaartgroep]. In het verleden handelde Alomaf ook onder de naam "Waterman Scheepvaart B.V. i.o." Dieselbedrijf en [de scheepvaartgroep] doen al jaren zaken met elkaar, in die zin dat [de scheepvaartgroep] in opdracht van Dieselbedrijf casco's en schepen versleept en van Dieselbedrijf goederen en diensten betrekt.
1.2 Op 12 oktober 2005 hebben twee sleepboten van de firma Touwslager - daartoe ingeschakeld door Alomaf - in opdracht van Dieselbedrijf het casco "Angelique", in eigendom toebehorend aan Van Wijnen v.o.f. versleept van de werf van Dieselbedrijf in Ridderkerk naar scheepswerf 't Ambacht te Hendrik Ido Ambacht. Bij het insteken van de haven van die werf is de "Angelique" in aanraking gekomen met het achterschip van de "Forens", dat daar in een dok lag.
1.3 De eigenaar van de "Forens" heeft Van Wijnen v.o.f. aansprakelijk gesteld voor de schade van de aanvaring. Van Wijnen v.o.f. heeft daarop een bedrag van
€ 5.164,38 betaald en dit vervolgens bij Dieselbedrijf in rekening gebracht.
1.4 Bij brief van 1 augustus 2006 heeft de (toenmalige) raadsman van Dieselbedrijf, mr. 't Hart, Waterman Scheepvaart B.V. i.o. aansprakelijk gesteld voor de schade aan de "Forens". In de brief meldt mr. 't Hart dat de sleepopdracht door Waterman is geaccepteerd zonder daarbij algemene voorwaarden van toepassing te verklaren. Bij brief van 14 augustus 2006 volgde een aanmaning en bij brief van
25 september 2006 een laatste voorstel voor een betalingsregeling.
Op 3 oktober 2006 en 11 oktober 2006 is tussen mr. 't Hart en mevrouw [betrokkene] - namens Waterman Scheepvaart - verder over de vordering gecorrespondeerd.
1.5 Bij op 28 september 2006 gedateerde brief heeft de heer [betrokkene 1] namens Waterman Scheepvaart, onder verwijzing naar de sleep- en duwcondities, de vordering van de hand gewezen. In die brief wordt onder meer het volgende vermeld: "DBD [lees: Dieselbedrijf; hof] is bekend met het feit dat zowel wij als Touwslager Vreeswijk b.v. alle transporten uitvoeren op basis van de geldende sleep- en duwcondities."
2. Met grief 1 bestrijdt Dieselbedrijf het oordeel van de rechtbank dat Dieselbedrijf er niet vanuit mocht gaan dat Alomaf de vordering van Dieselbedrijf erkende.
2.1 Het hof leest in de grief en in de daarop gegeven toelichting geen andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de rechtbank gemotiveerd verworpen. Het hof onderschrijft hetgeen de rechtbank ter motivering van haar beslissing in m.n. rechtsoverwegingen 4.11 en 4.12 heeft overwogen en neemt die motivering over. Ter toelichting voegt het hof daar nog aan toe dat Alomaf ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep onweer-sproken heeft gesteld dat mevrouw [betrokkene] geen vertegenwoordigings-bevoegdheid toekwam en dat zij Alomaf dus niet kon binden.
2.2 De grief faalt.
3. Grief 2 klaagt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de sleep-conditiën krachtens gewoonte op sleepovereenkomsten als die betreffende de "Angelique" van toepassing zijn.
3.1 De grief vormt in de kern een herhaling van het op dit punt in eerste aanleg door Dieselbedrijf ingenomen standpunt. De rechtbank heeft in de door de grief bestreden overwegingen gemotiveerd aangegeven waarom zij van oordeel is dat op grond van een bestendige lijn in de in het vonnis aangehaalde jurisprudentie, die ook steun vindt in de literatuur, ervan moet worden uitgegaan dat op sleep-overeenkomsten in de binnenvaart in beginsel, krachtens gewoonte, sleepcondities van toepassing zijn.
3.2 Het hof onderschrijft die motivering ten volle en maakt die tot de zijne.
Hierbij merkt het hof ten overvloede op dat beide partijen geacht moeten worden professionele spelers op de betreffende markt te zijn en zij bovendien al jaren zaken met elkaar doen.
3.3 De grief is tevergeefs voorgedragen.
4. Grief 3 bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat artikel 6 van de Nederlandse sleepcondities [lees: Nederlandse sleepdienst conditiën 1951; hof], waarop Alomaf zich beroept, slechts ziet op schade veroorzaakt door aanvaringen tussen de sleepboot en de derde en niet op schade die is ontstaan door een aanvaring tussen het gesleepte schip en de derde en dat dit zou blijken uit het gebruik van de woorden "aanvaring met de sleepboten".
4.1 Vast staat dat de schade aan de "Forens" niet is aangebracht door aanvaring met de sleepboot, maar dat het gesleepte schip (de "Angelique") die schade heeft aangebracht. Deze gebeurtenis valt niet onder een van de beide uitzonderingen in de tweede alinea van artikel 6 van de Nederlandse sleepdienst conditiën 1951, nu er naar 's hofs oordeel geen aanleiding bestaat de woorden "door aanvaring met de sleepboten" aldus op te vatten, dat daaronder eveneens aanvaring met de schepen dient te worden begrepen. De uitzondering betreft derhalve wel aansprakelijkheid voor schade ingeval van een aanvaring met een sleepboot, maar niet voor schade aan derden in geval van aanvaring met een schip. Dit betekent dat de door Alomaf ingeroepen algemene exoneratie van artikel 6 van de Nederlandse sleepdienst conditiën 1951 toepassing vindt. De aansprakelijkheid van Alomaf voor de onderhavige schade is derhalve uitgesloten.
4.2 Bijgevolg faalt ook deze grief.
5. Grief 4 klaagt dat de rechtbank ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten, althans onvoldoende heeft onderzocht, het feit dat - zoals o.a. de eigenaar van het versleepte casco verklaarde bij de comparitie van partijen - het casco niet correct gesleept werd en niet goed was bevestigd, omdat geen kruiseinden waren gebruikt.
5.1 Het hof leest de grief in het licht van het voorgaande aldus dat deze ertoe strekt te betogen dat de sleepboten willens en wetens en zonder enige noodzaak het risico hebben genomen dat een aanvaring zou plaatsvinden en dat de wijze van slepen derhalve dient te worden gekwalificeerd als een roekeloosheid die grove schuld met zich meebrengt. Zulks zou betekenen dat Alomaf geen beroep op exoneratie toekomt en zij dientengevolge toch aansprakelijk is voor de onderhavige schade.
5.2 Een exoneratiebeding dient inderdaad buiten toepassing te blijven voor zover die toepassing in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, hetgeen in het algemeen het geval zal zijn als de schade is te wijten aan opzet of bewuste roekeloosheid van de schuldenaar of van met de leiding van zijn bedrijf belaste personen. Daarbij zal de rechter rekening moeten houden met alle omstandigheden waarop door de partij die het beding buiten toepassing gelaten wil zien, zich heeft beroepen. In het bijzonder zal in een geval als het onderhavige in aanmerking moeten worden genomen hoe laakbaar het verzuim dat tot aansprakelijkheid zou moeten leiden, is geweest, wat de gevolgen van dit verzuim zijn en in hoeverre de daardoor ontstane schade eventueel door verzekering is gedekt (HR 18 juni 2004, NJ 2004, 585).
5.3 Partijen verschillen weliswaar van mening omtrent de wijze waarop de sleep is uitgevoerd, maar door Dieselbedrijf is niet, althans onvoldoende aangevoerd om daaruit af te kunnen leiden dat het uitvoeren van de sleep moet worden aange-merkt als verwijtbaar onzorgvuldig of roekeloos, met de wetenschap bij de sleper dat uit die gedraging waarschijnlijk schade zou voortvloeien. Reeds om die reden moet worden geoordeeld dat de schade niet is veroorzaakt door opzet of daarmee gelijk te stellen grove schuld. Het door Dieselbedrijf ter zake gedane bewijs-aanbod is daarom niet relevant en zal dan ook door het hof worden gepasseerd.
5.4 Aan dit oordeel draagt bij dat het bedrag van de schade alleszins beperkt en dat de gevolgen derhalve overzienbaar zijn. Ook daarom kan niet gezegd worden dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onwenselijk is dat het exoneratiebeding buiten toepassing blijft.
5.5 De grief faalt.
Slotsom
6. Het falen van de grieven betekent dat het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd.
Dieselbedrijf zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (3 procespunten, tarief I).
Beoordeling
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van 4 april 2007 waarvan beroep;
veroordeelt Dieselbedrijf in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Alomaf op € 402,-- aan verschotten en op € 1.896,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Zandbergen, voorzitter, Rowel-van der Linde en Willems, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 18 november 2008 in bijzijn van de griffier.