Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5877

Datum uitspraak2008-11-26
Datum gepubliceerd2008-12-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806715/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 8 juli 2008, kenmerk 08020197/55/8, heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Sluis (hierna: de raad) bij besluit van 28 februari 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Centrum Breskens".


Uitspraak

200806715/2. Datum uitspraak: 26 november 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Zeeland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 8 juli 2008, kenmerk 08020197/55/8, heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Sluis (hierna: de raad) bij besluit van 28 februari 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Centrum Breskens". Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 september 2008, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 september 2008, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 november 2008, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, en het college van gedeputeerde staten van Zeeland, vertegenwoordigd door M. de Koeijer, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. [verzoeker] stelt dat het college bij het bestreden besluit ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Uit te werken gebied voor gemengde doeleinden" wat betreft de [locatie 1] en het plandeel met de bestemming "Gemengde doeleinden" wat betreft de [locatie 2] te [plaats]. Hij voert aan dat ten onrechte het totale bedrijfsvloeroppervlak voor elke vorm van detailhandel is beperkt tot 450 m². Voor een beperking van het bedrijfsvloeroppervlak in de non-foodsector bestaat geen noodzaak, aldus [verzoeker]. [verzoeker] betoogt dat het plan op dit punt niet in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid voor het centrum van Breskens zoals neergelegd in "Sluis, ruimtelijk-economische visie centrum Breskens", dat erop is gericht geen supermarkt buiten het kernwinkelgebied toe te staan. 2.3. Het college heeft het gemeentelijk beleid dat is gericht op ontwikkeling van een kernwinkelgebied met daarbuiten kleinschaliger detailhandel niet onredelijk geacht. Daarbij past dat het bestaande gebruik van de panden van [verzoeker] als supermarkt onder het overgangsrecht is gebracht en dat met de gelegde bestemmingen een planologisch zinvolle andere invulling van die percelen mogelijk is, aldus het college. 2.4. [verzoeker] is eigenaar van de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te [plaats]. Op deze gronden staat een pand met een bedrijfsvloeroppervlakte van 1512 m². In het plan is aan de gronden aan de [locatie 1] de bestemming "Uit te werken gebied voor gemengde doeleinden" toegekend en aan de gronden aan de [locatie 2] de bestemming "Gemengde doeleinden". Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden op de kaart aangewezen voor "Uit te werken gebied voor gemengde doeleinden" bestemd voor de in artikel 4, eerste lid, onder a tot met g en onder j bedoelde doeleinden en voorzieningen. In het tweede lid van dit artikel zijn de uitwerkingsregels gegeven. In artikel 4, eerste lid, van de planvoorschriften is bepaald dat de gronden op de kaart aangewezen voor "Gemengde doeleinden" zijn bestemd voor: […] b. detailhandel per bouwperceel mag het totale bedrijfsvloeroppervlak voor detailhandel niet meer bedragen dan 450 m². […]. 2.5. De vraag of het plan op dit punt in overeenstemming is met het gemeentelijke beleid voor het centrum van Breskens vergt nader onderzoek waarvoor deze procedure zich niet leent. Ter zitting is gebleken dat het pand aan de [locatie 1] en [locatie 2] tot juni 2008 in gebruik is geweest voor de Plusmarkt. Deze supermarkt is in juni 2008 verplaatst naar het Spuiplein te Breskens. Hoewel het gebruik als supermarkt van het pand feitelijk is gestaakt, is niet in geschil dat [verzoeker] met de exploitant van de Plusmarkt nog een huurcontract voor het pand tot november 2011 heeft en uit dien hoofde tot die datum verzekerd is van huurinkomsten ter zake van het pand. Voorts heeft [verzoeker] ter zitting te kennen gegeven dat er geen concrete gegadigde voor hergebruik van het pand is. Onder deze omstandigheden ziet de voorzitter bij afweging van de betrokken belangen geen aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening in te willigen. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van Staat. w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Nienhuis voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2008 466.