Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5882

Datum uitspraak2008-11-26
Datum gepubliceerd2008-12-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807755/1 en 200807755/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 13 mei 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lichtenvoorde, thans van Oost Gelre (hierna: het college) de Grensweg te Lievelde ter plaatse van de spoorwegovergang voor gemotoriseerd verkeer gesloten door plaatsing van verkeersborden model C12 (Bijlage I, Reglement verkeersregels en verkeerstekens), zoals weergegeven op de bij het besluit behorende tekening.


Uitspraak

200807755/1 en 200807755/2. Datum uitspraak: 26 november 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Oost Gelre om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van: het college van burgemeester en wethouders van Oost Gelre, appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 11 september 2008 in de zaken nrs. 07/1646, 07/1781, 07/1814 in de gedingen tussen: 1. [wederpartij sub 1], waarvan de maten zijn [maat A] en [maat B], beiden wonend te [woonplaats], 2. [wederpartij sub 2], wonend te [woonplaats], 3. [wederpartij sub 3], wonend te [woonplaats] en appellant. 1. Procesverloop Bij besluit van 13 mei 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lichtenvoorde, thans van Oost Gelre (hierna: het college) de Grensweg te Lievelde ter plaatse van de spoorwegovergang voor gemotoriseerd verkeer gesloten door plaatsing van verkeersborden model C12 (Bijlage I, Reglement verkeersregels en verkeerstekens), zoals weergegeven op de bij het besluit behorende tekening. Bij besluit van 6 september 2007 heeft het college de door [wederpartij sub 1], [wederpartij sub 2] (hierna: [wederpartij sub 2]) en [wederpartij sub 3], daartegen gemaakte bezwaren opnieuw ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 11 september 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, de door [wederpartij sub 1], [wederpartij sub 2] en [wederpartij sub 3] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het college binnen uiterlijk tien weken opnieuw op de gemaakte bezwaren beslist. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 oktober 2008, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft het de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. [wederpartij sub 1] en [wederpartij sub 2] hebben nog nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 november 2008, waar het college, vertegenwoordigd door B. ten Have en G. Stek, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, [wederpartij sub 1], vertegenwoordigd door [maat B], [wederpartij sub 2], vertegenwoordigd door mr. W.F. van Oostveen, advocaat te Deventer, en [wederpartij sub 3] in persoon zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Nader onderzoek kan redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en overigens bestaat evenmin beletsel om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 2.2. Het besluit houdt verband met het zogeheten project IGO PLUS, dat ziet op een geïntegreerd openbaar vervoer systeem tussen bus en trein voor de Achterhoek. Het houdt onder meer een verdubbeling in van de ritfrequentie van de trein op het traject Winterswijk - Zutphen. Het college heeft in het kader daarvan op zich genomen zodanige maatregelen te treffen, dat de ongevalkansen op de spoorwegovergangen en dus de verkeersveiligheidsrisico's desondanks niet toenemen. Binnen het beheersgebied van de voormalige gemeente Lichtenvoorde zijn tien spoorwegovergangen gelegen waarop maatregelen kunnen worden getroffen om die doelstelling te realiseren. Op basis van berekeningen van Railned heeft het college gekozen voor de optie, waarbij twee overgangen worden gesloten voor gemotoriseerd verkeer, op zeven overgangen snelheidsbeperkende maatregelen worden getroffen en één overgang ongewijzigd blijft. De tien spoorwegovergangen waarop maatregelen getroffen worden zijn: Lievelderweg, Pastoor Scheeperstraat/Grolsedijk, Kloosterstraat, Tankweg, Grensweg, Droebertweg/Strockhorsterdijk, Stegge, Huttendijk, Kamperweg en Meddoseweg. 2.3. Het college heeft besloten de spoorwegovergangen Grensweg en Huttendijk te sluiten voor gemotoriseerd verkeer. Aan die keuze heeft het een rapport, gedateerd 12 november 1998 en een rapportage, gedateerd 29 juni 2007, ten grondslag gelegd. Voorts heeft het inzicht in zijn afweging gegeven door middel van een schema dat is opgenomen in het besluit van 6 september 2007. Het bevat drie beoordelingscriteria: wegfunctie, intensiteit en schade voor "grondgebonden bedrijven". Aan de tien spoorwegovergangen zijn per beoordelingscriterium waarden toegekend. Optelling van deze waarden heeft geleid tot een rangorde, waarin de spoorwegovergangen Huttendijk en Grensweg de laagste plaats innemen. Sluiting van deze spoorwegovergangen voor gemotoriseerd verkeer heeft daarom volgens het college de minst bezwaarlijke gevolgen. 2.4. [wederpartij sub 1], [wederpartij sub 2] en [wederpartij sub 3] betogen dat het college had moeten besluiten om in plaats van de spoorwegovergang Grensweg, de spoorwegovergangen Stegge of Tankweg te sluiten. 2.5. De rechtbank heeft het besluit van 6 september 2007 ontoereikend gemotiveerd geacht en onzorgvuldig voorbereid, omdat daarin naar haar oordeel geen deugdelijke, inzichtelijke en voldoende gemotiveerde afweging aan de hand van de drie beoordelingscriteria is te vinden. 2.6. De rechtbank heeft geoordeeld dat de spoorwegovergang Tankweg niet significant onveiliger is dan de spoorwegovergang Grensweg. Tegen dat oordeel is geen grief voorgedragen. Van dat oordeel moet daarom in hoger beroep worden uitgegaan. 2.7. Het college betoogt met succes dat de rechtbank, door haar wijze van toetsen van zijn keuze, de hem bij het nemen van dit besluit toekomende beoordelingsvrijheid niet voldoende heeft gerespecteerd. 2.7.1. Het college komt bij het nemen van een verkeersbesluit, als waar het hier om gaat, ruime beoordelingsvrijheid toe. Het was aan hem om alle bij het nemen van het besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen en een keuze te maken. Daarbij is van belang dat een andere keuze tot andere benadeelden zou hebben geleid. Het is over die keuze verantwoording verschuldigd aan de raad. De rechter dient de uitkomst van de afweging te respecteren, tenzij die van zodanig grote onevenwichtigheid getuigt, dat geoordeeld moet worden dat het college daartoe in redelijkheid niet heeft kunnen komen. De te stellen motiveringseisen dienen te sporen met deze wijze van toetsen. 2.7.2. Voor dat oordeel geeft het in beroep aangevoerde geen grond. Door het schema uit het besluit, waarin de beoordelingscriteria en rangordes zijn uiteengezet, tot op detailniveau te toetsen en de er aan ten grondslag liggende motivering ontoereikend te achten, inzoverre daarbij geen andere criteria zijn betrokken, heeft de rechtbank een maatstaf gehanteerd die niet past bij de beoordelingsvrijheid die het college toekomt. 2.8. Met betrekking tot de schade die [wederpartij sub 1], [wederpartij sub 2] en [wederpartij sub 3] stellen te lijden als gevolg van de afsluiting van de spoorwegovergang Grensweg wordt overwogen dat zij zich desgewenst tot het college kunnen wenden met een verzoek om vergoeding daarvan. 2.9. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. 2.10. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling de beroepen van [wederpartij sub 1], [wederpartij sub 2] en [wederpartij sub 3] ongegrond verklaren, nu hetgeen in beroep is aangevoerd geen grond geeft voor het oordeel dat het college in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten, als het heeft gedaan of dat besluit niet draagkrachtig heeft gemotiveerd. 2.11. Gelet hierop, bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening geen aanleiding, zodat het verzoek daartoe moet worden afgewezen. 2.12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 11 september 2008 in de zaken nrs. 07/1646, 07/1781, 07/1814; III. verklaart de bij de rechtbank in die zaken ingestelde beroepen ongegrond; IV. wijst het verzoek af; V. gelast dat de secretaris van de Raad van State aan het college van burgemeester en wethouders van Oost Gelre het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Neuwahl Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2008 280.