Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5891

Datum uitspraak2008-11-28
Datum gepubliceerd2008-12-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807378/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 26 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een veehouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 1 september 2008 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200807378/2. Datum uitspraak: 28 november 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 26 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een veehouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 1 september 2008 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 oktober 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 8 oktober 2008. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 oktober 2008, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 november 2008, waar [verzoeker], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door E. Kramer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [vennoot] als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. In artikel 20.8 van de Wet milieubeheer is, voor zover hier van belang, bepaald dat een besluit als hier aan de orde - waarin de vergunning betrekking heeft op het veranderen van een inrichting, welke verandering tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet - niet eerder in werking treedt dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend. 2.3. Ten behoeve van de bij het bestreden besluit vergunde activiteiten worden de bestaande stallen gesloopt en nieuwe stallen gebouwd. Voor het verwezenlijken van deze verandering van de inrichting is een bouwvergunning vereist. Alvorens een bouwvergunning kan worden verleend, dient eerst een procedure tot wijziging van het bouwblok te worden gevoerd. Ter zitting is gebleken dat deze procedure nog niet is afgerond en dat er nog geen bouwvergunning is aangevraagd. Gezien het vorenstaande is het niet aannemelijk dat op korte termijn een bouwvergunning zal worden verleend. Nu het bestreden besluit ingevolge artikel 20.8 van de Wet milieubeheer eerst in werking treedt nadat de bouwvergunning is verleend, is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid. 2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat. w.g. Boll w.g. Fransen voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2008 407-576.