
Jurisprudentie
BG5938
Datum uitspraak2008-12-04
Datum gepubliceerd2008-12-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers77879 KGZA 08-229
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2008-12-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers77879 KGZA 08-229
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Geen onmogelijkheid om o.g. te leveren aangezien eigenaar tevens directeur van veroordeelde partij is.
De overweging dat de leveringsplicht van eiseres in kort geding voortvloeit uit het eerdere vonnis berust wel op een feitelijke en juridische misslag, aangezien eiseres geen eigenaar van het perceel was.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 77879 / KG ZA 08-229
Vonnis in kort geding van 4 december 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BLAIMONT B.V.,
gevestigd te Lexmond,
eiseres,
advocaat mr. H.J.M. Winkelhuijzen te Alphen aan den Rijn,
tegen
[gedaagde],
wonende te Lexmond,
gedaagde,
advocaat mr. L.J. Benistant te Utrecht.
Partijen zullen hierna Blaimont respectievelijk [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 november 2008;
- de mondelinge behandeling van 20 november 2008;
- de pleitnota van Blaimont;
- de pleitnota van [gedaagde];
- de overgelegde producties.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben op 1 april 1996 een koopovereenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagde] aan Blaimont een woning/boerderij en twee stukken grond zou leveren. In de koopovereenkomst is voorts opgenomen dat de heer [directeur eiseres], directeur van Blaimont, aan [gedaagde] zou leveren “indien mogelijk en zonder betaling van een vergoeding, 2 ha. grond gelegen aan de [adres] te Lexmond, nabij gelegen en aan het perceel grenzend van de fam. [betrokkene].”
2.2. In de koopovereenkomst is voorts de volgende zin opgenomen:
“Indien deze overeenkomst niet is te realiseren zal de heer [ ] [gedaagde] aan Blaimont B.V. verkopen een strook grond gelegen tussen de [adres 2] en de [adres 3] voor een bedrag van f. 50,- per m2 + 2 HA grond grootte 2000 m2”
2.3. Bij vonnis van de rechtbank te Dordrecht van 6 augustus 2003 is [gedaagde] veroordeeld om de strook grond gelegen tussen de [adres 2] en de [adres 3] aan Blaimont over te dragen onder de voorwaarden zoals overeengekomen in de koopovereenkomst van 1 april 1996, tegen gelijktijdige betaling van de overeengekomen koopsom van f 50,- (€ 22,69)per m2. Dit vonnis is door het Hof te ’s-Gravenhage op 17 maart 2005 bekrachtigd.
2.4. Bij vonnis van de Rechtbank Dordrecht van 27 augustus 2008 is Blaimont, zakelijk weergegeven, veroordeeld aan [gedaagde] te leveren/over te dragen de twee hectare grond, gelegen aan de [adres] te Lexmond, nabij gelegen en aan het perceel grenzend van de fam. [betrokkene], ter voldoening aan de voorwaarden van de koopovereenkomst van 1 april 1996, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat Blaimont in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, te rekenen vanaf 60 dagen vanaf betekening van het vonnis, met een maximum van € 500.000,-.
3. Het geschil
3.1. Blaimont vordert primair opheffing van de dwangsommen die haar zijn opgelegd bij vonnis van 27 augustus 2008 op grond van artikel 611d Rv.
Subsidiair vordert Blaimont [gedaagde] te verbieden het vonnis van 27 augustus 2008 ten uitvoer te leggen tot de uitspraak van het hof, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag, met een maximum van € 500.000,-.
Meer subsidiair vordert Blaimont schorsing van de executie van de dwangsommen tot de uitspraak van het hof.
Tevens vordert Blaimont de proceskosten.
3.2. Blaimont stelt dat het vonnis van 27 augustus 2008 berust op een drietal juridische en feitelijke misslagen. In de eerste plaats is Blaimont geen eigenaar en nooit eigenaar geweest van het perceel, zodat zij niet in staat is het perceel te leveren.
Voorts heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de leveringsplicht van Blaimont uit het vonnis van 6 augustus 2003 volgt.
In de derde plaats heeft de rechtbank ten onrechte geen bewijsopdracht gegeven ten aanzien van de uitleg van de overeenkomst van 1 april 1996.
Blaimont voert voorts aan dat [gedaagde] misbruik van recht maakt door levering van de 2 ha. grond te vorderen, terwijl hij hier vanaf 1996 geen beroep meer op heeft gedaan.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het enkele feit dat Blaimont niet direct na het wijzen van het vonnis, althans na de betekening hiervan, actie heeft ondernomen, brengt niet mee dat Blaimont thans geen spoedeisend belang heeft bij de door haar gevraagde voorlopige voorziening. Niet betwist is immers dat Blaimont vanaf 6 november 2008 dwangsommen verbeurt, aangezien zij niet aan het vonnis van 27 augustus 2008 voldoet. Gelet hierop wordt geoordeeld dat sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van Blaimont.
4.2. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.3. Blaimont heeft in de eerste plaats aangevoerd dat zij niet in staat is het perceel te leveren, aangezien zij niet de eigenaar is. De eigenaar van het perceel is de heer [directeur eiseres], directeur van Blaimont.
Van een onmogelijkheid in de zin van artikel 611d Rv. is sprake indien zich een situatie voordoet waarin de dwangsom als dwangmiddel - dit wil zeggen als geldelijke prikkel om nakoming van de veroordeling zoveel mogelijk te verzekeren - zijn zin verliest en het onredelijk zou zijn meer inspanning en zorgvuldigheid te vergen dan de veroordeelde heeft betracht om aan de hoofdveroordeling te voldoen.
Overwogen wordt dat hiervan geen sprake is. Weliswaar kan een eigenaar van een besloten vennootschap slechts onder uitzonderlijke omstandigheden vereenzelvigd worden met deze vennootschap. Onder de gegeven omstandigheden wordt echter aannemelijk geacht dat het voor Blaimont niet onmogelijk is om het perceel van haar directeur te verwerven, zodat zij aan het vonnis van 27 augustus 2008 kan voldoen. De primaire vordering van Blaimont wordt dan ook afgewezen.
4.4. In het vonnis van 6 augustus 2003 is overwogen dat voor de condities waaronder [gedaagde] het perceel tussen de [adres 2] en de [adres 3] aan Blaimont dient te leveren, aangesloten kan worden bij de overeenkomst van 1 april 1996, aangezien de overeenkomst voorziet in de levering van dit perceel in het geval Blaimont de oorspronkelijke overeenkomst niet kan uitvoeren. In de overeenkomst is voor dit geval opgenomen dat [gedaagde] het perceel aan Blaimont zal leveren “voor een bedrag van f. 50,- per m2 + 2 HA grond grootte 2000 m2”. Gelet op de overige bepalingen van de overeenkomst wordt overwogen dat het oordeel van de rechtbank van 27 augustus 2008, dat deze 2 ha het perceel aan de [adres] te Lexmond betreft, niet kan worden gekwalificeerd als feitelijke of juridische misslag.
4.5. De rechtbank heeft blijkens het vonnis evenwel geen rekening gehouden met het feit dat niet Blaimont maar de heer Bos eigenaar is van het betreffende perceel, hetgeen ook uit de overeenkomst van 1 april 1996 kan worden afgeleid. De overweging dat de leveringsplicht van Blaimont uit het vonnis van 6 augustus 2003 volgt, berust dan ook op een feitelijke en ook juridische misslag.
4.6. Gelet op het bovenstaande zal het [gedaagde] worden verboden het vonnis van 27 augustus 2008 ten uitvoer te leggen, tot de uitspraak van het Hof in het hoger beroep, voor zover Blaimont tijdig in hoger beroep zal zijn gegaan. Voor toewijzing van de gevorderde dwangsom bestaat geen aanleiding, aangezien voor de executie van het vonnis van 27 augustus 2008 Blaimont zelf haar medewerking dient te verlenen.
4.7. Blaimont zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt [gedaagde] om het vonnis van de rechtbank te Dordrecht van 27 augustus 2008 ten uitvoer te leggen totdat het Gerechtshof Den Haag uitspraak heeft gedaan over het hoger beroep dat door Blaimont ingesteld zal worden tegen dit vonnis van 27 augustus 2008, voor zover Blaimont tijdig in hoger beroep zal zijn gegaan;
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Blaimont tot op heden begroot op:
aan explootkosten € 71,80
aan vast recht € 254,00
aan salaris advocaat € 816,00
totale kosten € 1.141,80 ;
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Zuidema en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2008.?