
Jurisprudentie
BG5948
Datum uitspraak2008-08-27
Datum gepubliceerd2008-12-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 07/765 AWB 07/766
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 07/765 AWB 07/766
Statusgepubliceerd
Indicatie
Heffing
Uitspraak
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 07/765 en 07/766 27 augustus 2008
4000 Heffing
Uitspraak in de zaken van:
1. A en Zn. B.V. te B, en
2. Maatschap C, D, E en F te G,
appellanten,
gemachtigde: mr. J.M.R. Vlaar, werkzaam bij Anders Belicht te Alkmaar,
tegen
het Productschap Tuinbouw, verweerder,
gemachtigde: mr. H.J.E. Wilms van Kersbergen, werkzaam bij verweerder.
1. De procedure
Bij uitspraken van 16 november 2006 (nr. AWB 05/260 en nrs. AWB 05/725, 06/101 t/m 104) heeft het College - onder meer - beslist op het beroep van appellanten tegen besluiten van verweerder, waarbij hun bezwaren tegen aan hen over het jaar 2003 (appellante sub 1), onderscheidenlijk de jaren 2000, 2002, 2003 en 2004 (appellante sub 2) opgelegde heffingen ongegrond zijn verklaard. Het College heeft zich bij de uitspraak met betrekking tot de beroepen van appellante sub 2 in zaak AWB 05/725 onbevoegd verklaard kennis daarvan te nemen en het daarin ingediende beroepschrift naar verweerder doorgezonden ter behandeling als bezwaarschrift. De overige beroepen van appellante sub 2 en het beroep van appellante sub 1 zijn bij die uitspraken (gepubliceerd op www. rechtspraak.nl, LJN: AZ3155 en AZ3160) gegrond verklaard, de desbetreffende bestreden besluiten vernietigd en aan verweerder is opgedragen opnieuw op de bezwaren van appellanten te beslissen.
Bij brief van 31 juli 2007, bij het College binnengekomen op 1 augustus 2007, heeft de gemachtigde van appellanten verwezen naar een door hem per fax van 23 april 2007 aan het College voor ieder van appellanten toegezonden beroep tegen het uitblijven van nieuwe beslissingen op bezwaar van verweerder.
Bij brief van 23 augustus 2007 heeft verweerder desgevraagd een reactie op de beroepen gegeven.
De gemachtigde van appellanten heeft bij brief van 25 september 2007 het beroep nader toegelicht en bij brief van 18 december 2007, onder bijvoeging van een brief van verweerder aan hem van 11 december 2007, een nader standpunt aan het College doen toekomen.
Nadat verweerder bij brief van 18 januari 2008 aan het College heeft meegedeeld op welke wijze hij - onder meer - in de onderhavige zaken uitvoering heeft gegeven aan de hiervoor genoemde uitspraken van 16 november 2006, heeft de gemachtigde van appellanten daarop gereageerd bij brief van 6 februari 2008.
Verweerder heeft bij brief van 13 maart 2008 aan het College een inventarislijst en enkele op de zaken betrekking hebbende stukken toegezonden en - desgevraagd - bij brief van 15 mei 2008 nadere stukken aan het College doen toekomen.
Op 13 augustus 2008 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen hun standpunten nader hebben toegelicht. Voorts zijn ter zitting aan de zijde van appellante sub 2 verschenen C en D.
2. De grondslag van het geschil
Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Bij nota van 5 november 2004 heeft verweerder appellante sub 1 (hierna te noemen: A) op grond van de Verordening PT algemene handel groenten en fruit 2003 over het jaar 2003 een heffing opgelegd ten bedrage van € 1.540,-. Deze heffing berust voor een bedrag van € 1.500,- op een ambtshalve schatting en houdt voorts een bedrag ad € 40,- aan administratiekosten in.
- Bij nota’s van 19 augustus 2004, 27 mei 2005 en 29 juni 2005 heeft verweerder appellante sub 2 (hierna te noemen: H) op grond van diverse heffings-verordeningen ambtshalve heffingen opgelegd over - onder meer - de jaren 2000, 2002, 2003 en 2004, betreffende zowel 'teelt' als 'areaal'. Inclusief de in rekening gebrachte administratiekosten bedroegen de nota’s betreffende teelt respectievelijk € 1.795,-, € 2.120,-, € 2.120,- en € 3.160,- en de nota’s betreffende areaal respectievelijk
€ 4.340,--, € 5.240,--, € 5.240,-- en € 5.340,--.
- Naar aanleiding van de uitspraken van 16 november 2006 heeft de gemachtigde van appellanten zich bij brief van 7 december 2006 tot verweerder gewend en daarbij - onder meer - gesteld dat hij verwacht dat verweerder de bezwaren van appellanten alsnog gegrond verklaart en in afwachting daarvan alle incassoactiviteiten staakt.
- Bij nota van 20 december 2006 heeft verweerder A over het jaar 2003 een gewijzigde heffing ad € 787,13 opgelegd, die is gebaseerd op een ambtshalve schatting aan de hand van door A in het aangifteformulier met betrekking tot het heffingsjaar 2002 verstrekte gegevens.
- Bij nota’s van eveneens 20 december 2006 heeft verweerder H over de jaren 2000, 2002, 2003 en 2004 gewijzigde heffingen opgelegd met betrekking tot areaal ten bedrage van onderscheidenlijk € 4.285,90, € 5.217,55, € 5.235,45 en
€ 5.289,50.
- Verweerder heeft voorts bij nota’s van 24 januari 2007 over de jaren 2000, 2002, 2003 en 2004 aan H (opnieuw) heffingen opgelegd in verband met teelt, waarbij van dezelfde bedragen is uitgegaan als in de eerdere nota’s.
- De gemachtigde van appellanten heeft bij brief van 30 januari 2007 namens A - onder meer - aan verweerder bericht dat hij kennis heeft genomen van de creditering van de aanvankelijk aan appellante opgelegde heffing. In deze brief verzoekt de gemachtigde verweerder alsnog te beslissen op het bezwaar van appellante en daarbij tevens in te gaan op de met de behandeling van dat bezwaar gemoeide proceskosten.
- De gemachtigde van appellanten heeft voorts bij brief aan verweerder van eveneens 30 januari 2007, onder verwijzing naar zijn eerdere brief van 7 december 2006, namens H bericht dat hij op grond van de uitspraak van het College van 16 november 2006 verwacht dat alle incassoactiviteiten worden gestaakt en dat de bezwaren gegrond worden verklaard voordat eventuele nieuwe heffingen worden vastgesteld. De gemachtigde heeft verweerder tevens verzocht H in de gelegenheid te stellen alsnog aangifte te doen, alsmede bij de behandeling van het bezwaar aandacht te schenken aan de incassokosten.
- Voorts is namens H bij afzonderlijke brieven van 30 januari 2007 tegen de gewijzigde heffingen areaal van 20 december 2006 bezwaar gemaakt.
- Bij brieven van 5 maart 2007 is namens H tegen de heffingen teelt van 24 januari 2007 bezwaar gemaakt.
- Blijkens de brief van verweerder van 18 januari 2008 aan het College, met bijlage, heeft verweerder ingevolge de uitspraken van het College van 16 november 2006 in januari 2007 aan appellanten voor proceskosten en griffierecht onderscheidenlijk € 1.165,33 (A) en € 2.073,11 (H) vergoed.
- Bij brief van 11 december 2007 heeft verweerder de gemachtigde van appellanten - onder meer - meegedeeld dat in verband met de behandeling van de bezwaarschriften van appellanten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht onderscheidenlijk € 161,- (A) en € 966,- (H) zal worden vergoed, alsmede het door appellanten voor de onderhavige zaken aan het College betaalde griffierecht.
- Bij brief van 12 december 2007 aan H heeft verweerder zich verontschuldigd voor zijn veel te late reactie op de brief van de gemachtigde van 7 december 2006. Bij deze brief heeft verweerder aan H aangifteformulieren toegezonden.
- Bij brief van 13 december 2007 aan A heeft verweerder ook aan deze appellante zijn verontschuldigingen aangeboden en aangifteformulieren toegezonden.
- Naar aanleiding van de brief van verweerder van 11 december 2007 heeft de gemachtigde van appellanten het College bij brief van 18 december 2007 meegedeeld dat naar zijn opvatting nog een toekenning door verweerder van de in verband met de onderhavige beroepen gemaakte proceskosten moet volgen, alsmede een standpunt van verweerder met betrekking tot de vraag of de nieuwe heffingnota’s in verband met een daartegen in te stellen rechtsmiddel moeten worden aangemerkt als primaire besluiten of als beslissingen op bezwaar.
- In reactie hierop heeft verweerder bij zijn brief van 18 januari 2008 aan het College verwezen naar de door hem in verband met de uitspraak van 16 november 2006 betaalde proceskosten en meegedeeld dat de destijds gewraakte nota’s zijn vervangen door nieuwe nota’s.
- Vervolgens heeft de gemachtigde van appellanten zich bij brief aan het College van 6 februari 2008 op het standpunt gesteld dat nog steeds geen duidelijke beslissing op de bezwaren van appellanten is genomen, dat verweerder op basis van de aanvankelijk aan appellanten opgelegde heffingen een incassotraject is begonnen en dat appellanten er om die reden belang bij hebben dat wordt geoordeeld, onderscheidenlijk voor recht wordt verklaard dat de aanvankelijke heffingsbeslissingen door verweerder zijn "vernietigd". In deze brief stelt de gemachtigde zich op het standpunt dat een door verweerder opnieuw op het bezwaar te nemen beslissing aan hem moet worden toegezonden en verzoekt hij het College verweerder te veroordelen in de door appellanten in verband met de onderhavige beroepen gemaakte proceskosten.
3. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uitvoering is gegeven aan de uitspraken van het College met betrekking tot appellanten van 16 november 2006.
Verweerder stelt in dit verband dat op 20 december 2006 een nieuwe nota 'handel' over 2003 is toegezonden aan A op basis van een ambtshalve schatting aan de hand van de aangifte van A met betrekking tot het heffingsjaar 2002, vermeerderd met 10%.
Ten aanzien van H heeft verweerder betoogd dat het verwarrend is dat zich in het dossier zowel nota’s betreffende heffingen areaal als heffingen betreffende teelt bevinden, terwijl het volgens verweerder in de onderhavige procedure gaat om de heffingen 'teelt'. Ingevolge de uitspraak van 16 november 2006 zijn aan H op 24 januari 2007 nieuwe nota’s 'teelt' over de jaren 2000, 2002, 2003 en 2004 toegezonden. Bij de schatting over deze jaren is, evenals bij de oorspronkelijke nota’s, uitgangspunt geweest een artikel in het tijdschrift Fruitteelt van 12 september 2003, waarin verslag werd gedaan van een bezoek van het hoofdbestuur van de Nederlandse Fruittelers Organisatie aan een drietal bedrijven, waaronder dat van H. Hierin is vermeld dat het bedrijf van H beschikt over een fruitteeltbedrijf van 56 ha, waarvan 35 ha peer en 20 ha appel; dit zijn de enige gegevens betreffende H waarover verweerder beschikt. Op grond daarvan zijn de nieuwe heffingsbesluiten derhalve gebaseerd op de zelfde ambtshalve schattingen als de eerder aan H opgelegde heffingen. Met betrekking tot de heffing over het jaar 2004 geldt dat daarbij sprake is van een forfaitaire verhoging van (bijna) 50%.
4. Het standpunt van appellanten
Verweerder had ingevolge de uitspraak van het College van 16 november 2006 nieuwe beslissingen op bezwaar dienen te nemen. Het beroep van appellanten is primair gericht tegen het uitblijven daarvan.
Subsidiair stellen appellanten zich op het standpunt dat verweerder geen juiste uitvoering heeft gegeven aan de uitspraken van 16 november 2006 aangezien de nieuwe aan hen toegezonden nota’s niet herkenbaar zijn als beslissingen op bezwaar. Uit die nieuwe nota’s blijkt immers niet dat de tegen de oorspronkelijks heffingnota’s ingediende bezwaren gegrond zijn verklaard, noch wat de status is van de oorspronkelijke heffingnota’s. Een en ander klemt te meer nu het tegen H aangevangen incassotraject nooit is stopgezet. De nieuwe nota’s zijn onvoldoende gemotiveerd en derhalve onvoldoende controleerbaar en zijn voorts slechts rechtstreeks aan appellanten doch niet aan hun gemachtigde toegezonden. Indien het College de nieuwe nota’s aanmerkt als beslissingen op bezwaar, verzoeken appellanten het College deze te vernietigen.
Voor het geval het College toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de heffingnota’s verzoeken appellanten de door hen in de zaken 05/260, 05/725 en 06/101 t/m 104 aangevoerde beroepsgronden als herhaald en ingelast te beschouwen. Appellanten verzoeken voorts verweerder te veroordelen in de door hen gemaakte proceskosten.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Bij de uitspraak van 16 november 2006 met betrekking tot de beroepen van H is het in zaak AWB 05/725 ingestelde beroepschrift, dat was gericht tegen verweerders afwijzing van 17 augustus 2005 om tot beëindiging van de registratie van H over te gaan, naar verweerder ter behandeling als bezwaarschrift doorgezonden.
Gebleken is dat verweerder nog niet op dit bezwaar heeft beslist, terwijl gesteld noch gebleken is dat de beslistermijn op grond van het bepaalde in artikel 7:10, derde en vierde lid, van de Awb - met instemming van H - is uitgesteld. Derhalve staat vast dat verweerder niet binnen de in artikel 7:10 Awb gestelde termijn en dus niet tijdig op het (ter afdoening als) bezwaar (doorgezonden beroepschrift) heeft beslist, zodat het beroep van H, voorzover daartegen met toepassing van artikel 6:2, aanhef en onder b, Awb gericht, gegrond is.
Het College zal verweerder opdragen om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak op voornoemd bezwaarschrift van H te beslissen.
5.2 Bij de uitspraak van 16 november 2006 in de zaak van A is de beslissing op bezwaar van 8 maart 2005 vernietigd en is verweerder opgedragen opnieuw op het bezwaar van A tegen de nota van 5 november 2004 betreffende het jaar 2003 te beslissen.
Op 20 december 2006 heeft verweerder een nieuwe nota aan A toegezonden. Blijkens de door de gemachtigde van appellanten bij brief van 25 september 2007 overgelegde stukken, heeft verweerder ten aanzien van A tevens een (ongedateerde) creditnota opgemaakt voor - wat het jaar 2003 betreft - een bedrag ad € 752,87, zijnde het verschil tussen de oorspronkelijke nota en de nieuwe nota.
Het College merkt de nieuwe nota van 20 december 2006 aan als een beslissing op bezwaar. De nieuwe nota is immers tot stand gekomen na een nieuwe inhoudelijke beoordeling door verweerder, waarbij verweerder stelt ingevolge de uitspraak van 16 november 2006 de heffingsgrondslag te hebben geraamd op een bedrag dat de werkelijkheid zo nauwkeurig mogelijk benadert. Uit de door verweerder opgemaakte creditnota leidt het College af dat verweerder de oorspronkelijke nota van 5 november 2004 en daarop gebaseerde incassomaatregelen niet langer handhaaft.
De beslissing op bezwaar van 20 december 2006 betreffende de aan A met betrekking tot 'handel' over 2003 opgelegde, gewijzigde, heffing berust, in strijd met het bepaalde in artikel 7:12 Awb, niet op een deugdelijke, bij de bekendmaking daarvan vermelde motivering. Voorts stelt het College vast dat de gemachtigde van A verweerder reeds bij brief van 7 december 2006 heeft verzocht A in de gelegenheid te stellen (alsnog) aangifte te doen met betrekking tot het in geding zijnde heffingsjaar, terwijl daarvan voorafgaand aan de herziene nota van 20 december 2006 geen sprake is geweest, zodat die nota evenmin tot stand is gekomen met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:2 Awb.
Het beroep van A is derhalve gegrond en de beslissing van 20 december 2006 dient te worden vernietigd. Het College zal verweerder opdragen om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak opnieuw op het bezwaarschrift van A te beslissen, waarbij de beslissing inzake de heffing over 2003 alsnog met een zorgvuldige voorbereiding en met een deugdelijke en voor A (en diens gemachtigde) kenbare motivering genomen dient te worden.
5.3 Bij de uitspraak van 16 november 2006 op de beroepen van H in de zaken AWB 06/101 tot en met 06/104 zijn de beslissingen op bezwaar van 28 december 2005 vernietigd en is verweerder opgedragen opnieuw op de bezwaren van H tegen de nota’s van 27 mei 2005 betreffende de jaren 2000, 2002, 2003 en 2004 te beslissen.
Deze nota’s betreffen heffingen in verband met areaal. Op 20 december 2006 heeft verweerder H nieuwe nota’s betreffende areaal toegezonden. Verweerder heeft voorts op 24 januari 2007 nieuwe nota’s betreffende teelt aan H toegezonden.
Het College merkt de nieuwe nota’s van 20 december 2006 aan als nieuwe beslissingen op de bezwaren van H. Deze nota’s zijn immers blijkens de brief van verweerder van 23 augustus 2007 tot stand gekomen na een nieuwe inhoudelijke beoordeling van de zaak, naar aanleiding van de uitspraak van 16 november 2006, waarbij verweerder zich, naar hij stelt evenals in de vernietigde beslissingen op bezwaar, heeft gebaseerd op gegevens ontleend aan een artikel in het tijdschrift Fruitteelt van 12 september 2003.
Het College stelt vast dat noch uit de bij de uitspraak van het College van 16 november 2006 vernietigde besluiten, noch uit de nieuwe nota’s van 20 december 2006 blijkt op welke door verweerder veronderstelde gegevens de aan H met betrekking tot diens areaal opgelegde heffingen zijn gebaseerd. Voorts stelt het College vast dat de gemachtigde van H verweerder reeds bij brief van 7 december 2006 heeft verzocht H in de gelegenheid te stellen (alsnog) aangifte te doen met betrekking tot de in geding zijnde heffingsjaren, terwijl daarvan voorafgaand aan de herziene nota’s van 20 december 2006 geen sprake is geweest.
De conclusie van het vorenstaande is dat de beslissingen op bezwaar met betrekking tot H van 20 december 2006, in strijd met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 7:12 Awb, niet berusten op een zorgvuldige voorbereiding en op een deugdelijke, bij de bekendmaking daarvan vermelde motivering. Het beroep van H is derhalve ook in zoverre gegrond. Het College zal verweerder opdragen om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak opnieuw op de bezwaarschriften van H met betrekking tot de areaalheffing over de jaren 2000, 2002, 2003 en 2004 te beslissen, waarbij die beslissing(en) alsnog zorgvuldig moeten worden voorbereid en voorts deugdelijk en voor H (en diens gemachtigde) kenbaar gemotiveerd dient (dienen) te worden.
5.4 Voorzover verweerder ervan is uitgegaan dat hij op grond van de uitspraak van 16 november 2006 op de beroepen van H tevens gehouden was een nieuwe beslissing te nemen met betrekking tot de aan H bij nota’s van 19 augustus 2004 en 29 juni 2005 inzake teelt opgelegde heffingen, berust dit op een onjuiste lezing van die uitspraak.
De bij die uitspraak vernietigde beslissingen op bezwaar in de zaken 06/101 t/m 104 zagen immers op de bij de nota’s met nrs. 604591, 604592, 604593 en 604594 aan H opgelegde heffingen; dit betreffen de nota’s 'areaal' van 27 mei 2005.
Geheel ten overvloede wijst het College er op dat verweerder ter zitting heeft erkend dat ook de door hem op 24 januari 2007 aan H toegezonden nieuwe nota’s betreffende 'teelt' over de jaren 2000, 2002, 2003 en 2004, niet berusten op een deugdelijke motivering en heeft verklaard dat ook in dat verband nieuwe beslissingen op bezwaar zullen worden genomen.
Voorts gaat het College ervan uit dat verweerder met betrekking tot appellanten, in afwachting van de totstandkoming van - nieuwe - beslissingen op hun bezwaren, niet tot het treffen of effectueren van incassomaatregelen overgaat.
5.5 Het College acht termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de proceskosten van appellanten. Deze kosten worden in verband met het feit dat het samenhangende zaken betreft op de voet van artikel 3 juncto artikel 2 van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 322,-- en gewichtsfactor 1).
5.6 De gemachtigde van appellanten heeft ter zitting verklaard dat verweerder het door hen voor de onderhavige procedures betaalde griffierecht reeds heeft vergoed, zodat daaromtrent geen beslissing meer hoeft te worden genomen.
6. De beslissing
Het College:
- verklaart de beroepen gegrond;
- bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van deze uitspraak dient te beslissen op het bezwaar van H tegen
de afwijzing van diens verzoek tot beëindiging van zijn registratie;
- vernietigt het in de zaak 07/765 door A bestreden besluit van 20 december 2006;
- vernietigt voorts de in de zaak 07/766 door H bestreden besluiten van 20 december 2006;
- bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van deze uitspraak opnieuw beslist op de bezwaren van A en H
tegen de aan hen gerichte heffingsnota’s met betrekking tot onderscheidenlijk de handel over 2003 en het areaal over
2000, 2002, 2003 en 2004;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellanten gezamenlijk tot een bedrag van € 644,- (zegge:
zeshonderdvierenveertig euro).
Aldus gewezen door mr. M.A. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr. J.M.M. Bancken als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2008.
w.g. M.A. van der Ham w.g. J.M.M. Bancken