
Jurisprudentie
BG5984
Datum uitspraak2008-11-27
Datum gepubliceerd2008-12-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/691 AKW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/691 AKW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering kinderbijslag toe te kennen. Niet op een eenvoudig controleerbare wijze aangetoond dat in belangrijke mate bijgedragen is in het onderhoud van de zoon die in het buitenland woont. Niet voldaan aan onderhoudseis.
Uitspraak
07/691 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 11 december 2006, 06/1347 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: de Svb).
Datum uitspraak: 27 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. I.K. Kolev, advocaat te Hapert, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2008. Het geding is gevoegd behandeld met het geding onder nummer 07/5459 AKW. Namens appellante is verschenen haar partner [naam partner]. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellante heeft in oktober 2004 kinderbijslag aangevraagd ten behoeve van haar zoon [P.], geboren in oktober 1996, die bij de moeder van appellante in Thailand verblijft. Om het recht op kinderbijslag geldend te kunnen maken heeft appellante als bewijzen van bijdragen in het onderhoud van [P.] afschriften van girorekeningen overgelegd. Uit deze afschriften blijkt dat in de periode van 4 augustus 2003 tot en met 20 september 2004 geld is gestort op een rekening van appellante en haar voormalige partner [naam voormalige partner] en dat van deze rekening geld is opgenomen in Thailand. Vanaf voornoemde periode is geld gestort op een rekening van appellantes huidige partner [naam partner] en diens zuster. Ook van deze rekening is in Thailand geld gepind. Appellante heeft daartoe aangevoerd dat haar moeder in Thailand het geld van de girorekening heeft opgenomen door middel van een pinpas van de zuster van [naam partner]. Ter ondersteuning van haar betoog heeft appellante een Thaise notariële akte overgelegd met daarin opgenomen een verklaring van de moeder van appellante.
1.3. Bij besluit van 30 november 2005 heeft de Svb geweigerd met ingang van het vierde kwartaal van 2003 kinderbijslag aan appellante toe te kennen, omdat zij [P.] niet in belangrijke mate heeft onderhouden.
1.4. Bij het bestreden besluit van 2 februari 2006 heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 30 november 2005 ongegrond verklaard. Daarbij heeft de Svb overwogen dat, ondanks de verklaring van haar moeder, appellante niet op een eenvoudig controleerbare wijze heeft aangetoond dat zij in belangrijke mate heeft bijgedragen in het onderhoud van haar zoon.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1. De Raad overweegt het volgende.
3.2. Tussen partijen is in geschil of appellante vanaf het vierde kwartaal van 2003 in belangrijke mate heeft bijgedragen in het onderhoud van [P.].
3.3. Volgens vaste jurisprudentie dient de verzekerde, wanneer er geen sprake meer is van één huishouden, op een voor de Svb eenvoudig te controleren wijze aan te tonen of aannemelijk te maken dat hij aan de onderhoudseis heeft voldaan. Appellante is hierin ook naar het oordeel van de Raad niet geslaagd.
3.4. De Raad heeft daartoe overwogen dat uit de overgelegde giroafschriften niet blijkt dat de geldbedragen in Thailand daadwerkelijk zijn opgenomen door de moeder van appellante, zijnde de verzorgster van [P.]. In dat verband kan volgens vaste rechtspraak van deze Raad aan verklaringen van derden over gestelde betalingen geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Voorts heeft de Raad overwogen dat bovendien niet kan worden vastgesteld dat de stortingen vanaf 20 september 2004 afkomstig zijn van appellante, nu deze betalingen zijn geschied van de rekening van appellantes partner en zijn zuster. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste dat appellante haar zoon in belangrijke mate heeft onderhouden.
3.5. Naar het oordeel van de Raad is derhalve niet op eenvoudig te controleren wijze aangetoond dat appellante in belangrijke mate in het onderhoud van haar zoon heeft bijgedragen. Hetgeen overigens door appellante is gesteld kan aan dit oordeel niet afdoen.
3.6. Uit het vorenstaande vloeit voort dat aan appellante terecht kinderbijslag met ingang van het vierde kwartaal van 2003 is geweigerd. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 november 2008.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) J. Waasdorp.
IJ