
Jurisprudentie
BG5991
Datum uitspraak2008-11-27
Datum gepubliceerd2008-12-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5459 AKW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5459 AKW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Heeft de Svb terecht kinderbijslag over het eerste en tweede kwartaal van 2006 geweigerd? De Raad is van oordeel dat een deel van de kosten van het vliegticket tezamen met het hiervoor genoemde stortingsbedrag ruimschoots voldoende zijn om aan de minimaal vereiste onderhoudsbijdrage te kunnen voldoen. Kosten van vliegtickets ten dele aanmerken als een bijdrage in het onderhoud gedurende een kwartaal.
Uitspraak
07/5459 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 15 augustus 2007, 07/328 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: de Svb).
Datum uitspraak: 27 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. I.K. Kolev, advocaat te Hapert, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2008. Het geding is gevoegd behandeld met het geding onder nummer 07/691 AKW. Namens appellante is verschenen haar partner [naam partner]. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellante heeft in juni 2006 opnieuw kinderbijslag aangevraagd ten behoeve van haar zoon [P.], geboren in oktober 1996, die bij de moeder van appellante in Thailand verblijft.
1.3. Bij besluiten van 11 juli 2006 heeft de Svb geweigerd over het eerste en tweede kwartaal van 2006 kinderbijslag aan appellante toe te kennen, omdat zij [P.] niet in belangrijke mate heeft onderhouden.
1.4. Bij het bestreden besluit van 4 januari 2007 heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen de besluiten van 11 juli 2006 ongegrond verklaard. Daarbij heeft de Svb overwogen dat appellante niet met overmakingsbewijzen op een eenvoudig controleerbare wijze heeft aangetoond dat zij in belangrijke mate heeft bijgedragen in het onderhoud van haar zoon.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1. De Raad overweegt het volgende.
3.2. Tussen partijen is in geschil of de Svb terecht kinderbijslag over het eerste en tweede kwartaal van 2006 heeft geweigerd aan appellante, omdat zij niet heeft aangetoond of aannemelijk heeft gemaakt dat zij haar zoon in belangrijke mate heeft onderhouden.
3.3. Volgens vaste rechtspraak van de Raad dient een verzekerde desgevraagd op een voor de Svb eenvoudig te controleren wijze - met name door middel van bankoverschrijvingen ten name van de persoon die de kinderen verzorgt - aan te tonen dan wel aannemelijk te maken dat hij voor zijn niet in Nederland verblijvende kinderen heeft voldaan aan de voor hem geldende onderhoudsbijdrage, dat wil zeggen voor een bedrag van € 386,-- per kwartaal.
3.4. Appellante heeft van 15 februari 2006 tot en met 14 mei 2006 in Thailand verbleven. Over het eerste kwartaal van 2006 is van de rekening van appellantes partner in Thailand geld opgenomen. Appellante heeft betoogd dat deze geldopnames ter beschikking zijn gesteld aan de verzorgster van [P.], aangezien zij over een pinpas van deze rekening beschikt. De Raad is van oordeel dat deze geldopnames niet kunnen worden aangemerkt als eenvoudig controleerbare bijdragen in het onderhoud, nu niet kan worden vastgesteld dat de geldbedragen daadwerkelijk door [P.]’s verzorgster zijn opgenomen.
3.5. De Svb heeft derhalve terecht geweigerd kinderbijslag aan appellante toe te kennen over het eerste kwartaal van 2006.
3.6. Over het tweede kwartaal van 2006 heeft appellante een storting verricht van in totaal € 332,49 op de rekening van de verzorgster van [P.]. Dit bedrag is € 53,51 tekort om aan de geldende onderhoudsbijdrage te kunnen voldoen. Appellante is in voornoemd kwartaal enkele weken bij haar zoon in Thailand geweest. Hoewel het de Raad aannemelijk voorkomt dat appellante tijdens haar verblijf bij [P.] kosten heeft gemaakt ten behoeve van zijn onderhoud, kunnen deze kosten ingevolge het beleid van de Svb niet worden meegeteld, nu appellante voorafgaand aan dit kwartaal niet in voldoende mate heeft bijgedragen aan het onderhoud van [P.]. Appellante heeft voorts kosten gemaakt voor een vliegticket om bij haar zoon te kunnen komen. Deze kosten kunnen naar het oordeel van de Raad in ieder geval ten dele worden aangemerkt als een bijdrage in het onderhoud gedurende het tweede kwartaal van 2006, nu voldoende aannemelijk is dat deze kosten ook daadwerkelijk door appellante zijn betaald. De Raad is van oordeel dat een deel van de kosten van het vliegticket tezamen met het hiervoor genoemde stortingsbedrag ruimschoots voldoende zijn om aan de minimaal vereiste onderhoudsbijdrage te kunnen voldoen.
3.7. Naar het oordeel van de Raad is derhalve op eenvoudig te controleren wijze aangetoond dat appellante over het tweede kwartaal van 2006 in belangrijke mate in het onderhoud van haar zoon heeft bijgedragen.
3.8. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit niet in stand kunnen blijven, voor zover betrekking hebbend op het tweede kwartaal van 2006. De Svb zal met betrekking tot dit kwartaal een nieuwe beslissing op bezwaar dienen te nemen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
4. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht de Svb te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten voor verleende rechtsbijstand worden begroot op € 644 ,-- in beroep en op
€ 322 ,-- in hoger beroep, tezamen in totaal € 966,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover betrekking hebbend op de aanspraak op kinderbijslag over het tweede kwartaal van 2006 en vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
Bepaalt dat de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen met betrekking tot de aanspraak van appellante op kinderbijslag over het tweede kwartaal van 2006;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
Veroordeelt de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag van € 966,--, te betalen door de Sociale verzekeringsbank;
Bepaalt dat de Sociale verzekeringsbank aan appellante het betaalde griffierecht van € 144,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 november 2008.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) J. Waasdorp.
IJ