Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6023

Datum uitspraak2008-11-25
Datum gepubliceerd2008-12-18
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers107.002.381/01 (voorheen rolnummer 0800076)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Illegale stroomaftap. Tekortkoming jegens netbeheerder? Terecht verwijt aan huurder?


Uitspraak

Arrest d.d. 25 november 2008 Zaaknummer 107.002.381/01 (voorheen rolnummer 0800076) HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van: Essent Netwerk B.V., gevestigd te 's-Hertogenbosch, appellante, in eerste aanleg: eiseres, hierna te noemen: Essent, advocaat: mr. P.R. van den Elst, kantoorhoudende te Leeuwarden, tegen [geïntimeerde], wonende te [woonplaats en -gemeente geïntimeerde], geïntimeerde, in eerste aanleg: gedaagde, hierna te noemen: [geïntimeerde], toevoeging, advocaat: mr. F.H. Gart, kantoorhoudende te Leeuwarden. Het geding in eerste instantie In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 23 oktober 2007 door de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen (hierna: de kantonrechter). Het geding in hoger beroep Bij exploot van 18 januari 2008 is door Essent hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 30 januari 2008. De conclusie van de memorie van grieven (met producties) luidt: "(...) bij arrest - uitvoerbaar bij voorraad - het vonnis van de rechtbank Assen, sector kanton, van 23 oktober 2007 in de zaak met zaak- en rolnummer 201993 CV EXPL 07-3123 te vernietigen, en opnieuw rechtdoende de vorderingen van Essent alsnog toe te wijzen met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in beide instanties." Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie: "Dat het Gerechtshof te Leeuwarden Essent niet ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, dan wel deze zal afwijzen met veroordeling van Essent in de kosten van de procedure in beide instanties." Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. De grieven Essent heeft vijf grieven opgeworpen. De beoordeling 1. Nu de vaststelling door de kantonrechter van de feiten - onder het kopje "De vaststaande feiten" - in het vonnis waarvan beroep noch door grieven noch anderszins is bestreden, zal ook het hof van die feiten uitgaan. Het hof zal deze feiten, voor zover in hoger beroep van belang, hierna verkort weergeven. 1.1 [geïntimeerde] woont aan het adres [adres]. Bij een inval door de politie op 31 augustus 2005 op het adres [adres a] is een hennepkwekerij ontdekt. Beide adressen bevinden zich op het kadastrale perceel gemeente Zuidwolde, sectie C nummer 7299. De aansluiting op het energienetwerk van Essent heeft plaatsgevonden op het adres [adres a]. Ten nadele van Essent is illegaal stroom afgetapt van deze aanluiting. Een meerderjarige, uitwonende zoon van [geïntimeerde] heeft een voorziening aangebracht of doen aanbrengen teneinde buiten de meter om stroom af te kunnen nemen. De zoon is inmiddels ter zake van overtreding van de Opiumwet veroordeeld tot een werkstraf. Essent heeft, stellende als gevolg van het illegaal stroomverbruik schade te hebben geleden, gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van die schade, te stellen op € 3.772.34, vermeerderd met rente en (buitengerechtelijke) kosten. Na door [geïntimeerde] gevoerd verweer heeft de kantonrechter de vordering van Essent afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. Tegen dat vonnis richt zich het onderhavig hoger beroep. 2. De grieven leggen het geschil in volle omvang aan het hof voor en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. 3. Anders dan in eerste aanleg staat in hoger beroep niet (langer) ter discussie dat [geïntimeerde] als afnemer de contractuele wederpartij is van Essent. 3.1 In de contractuele relatie tussen partijen heeft Essent zich verbonden tot zowel de levering van de elektriciteit aan [geïntimeerde] - de afnemer - als tot het transport ervan naar en de aansluiting op de elektrische installatie van [geïntimeerde], waarbij de afname van elektriciteit wordt bijgehouden door een tussen het netwerk en de elektrische installatie van [geïntimeerde] aangebrachte meetinrichting. 3.2 De verplichtingen van de afnemer zijn - onder meer - neergelegd in art. 5 lid 3 van de toepasselijke Algemene Voorwaarden, waarvan de eerste volzin luidt: "De afnemer draagt er zorg voor dat de elektrische installatie goed wordt onderhouden.", in artikel 11 lid 3 van die voorwaarden, dat luidt: "(...) De afnemer draagt er zorg voor dat de meetinrichting steeds goed bereikbaar is en goed kan worden afgelezen. Voorts dient hij de meetinrichting te beschermen tegen beschadiging en tegen verbreking van de verzegeling." en in art. 18 van de voorwaarden, luidende: "Het is de afnemer verboden: a. (...) b. door of vanwege de netbeheerder aangebrachte verzegelingen te verbreken of te doen verbreken; c. handelingen te verrichten of te doen verrichten, waardoor de hoeveelheid getransporteerde elektriciteit niet of niet juist kan worden vastgesteld, dan wel een situatie te scheppen, waardoor het normaal functioneren van de meetinrichting of (andere) door de netbeheerder beheerde apparatuur wordt verhinderd of de tarievenregeling van de netbeheerder niet of niet juist kan worden toegepast." 4. De vordering van Essent vindt haar grondslag in de stelling dat [geïntimeerde] zijn contractuele zorgplicht heeft geschonden in die zin dat hij niet heeft voorkomen dat buiten de in zijn woning geplaatste meetinrichting om van zijn aansluiting illegaal stroom is afgetapt ten behoeve van een elders op zijn perceel ingerichte hennepkwekerij, hetgeen tevens een onrechtmatige daad oplevert. 5. [geïntimeerde] heeft zich tegen de vordering verweerd, aanvoerende dat hij er geenszins bekend mee was, of erop bedacht behoefde te zijn dat vanaf zijn aansluiting illegale stroomaftap heeft plaatsgevonden. Het door zijn zoon (doen) verbreken van de verzegeling van de meetinrichting waardoor illegaal stroom kon worden afgetapt heeft plaatsgevonden tijdens zijn afwezigheid, aldus [geïntimeerde]. Voorts was de aftakking slechts te ontdekken na diepgaand technisch onderzoek door medewerkers van Essent, zodat hij, [geïntimeerde], dit niet zonder meer zelf heeft kunnen ontdekken. 5.1 Essent lijkt er van uit te gaan dat de zorgverplichting van de afnemer ten aanzien van de elektrische installatie (waaronder de meetinrichting) het karakter van een resultaatsverbintenis heeft, in die zin dat met de enkele verbreking van de verzegeling de tekortkoming van de afnemer gegeven is en diens aansprakelijk-heid, behoudens een geslaagd beroep op overmacht, vaststaat. 5.2 Het hof volgt Essent daarin niet. Het feit dat de verzegeling verbroken is, vormt weliswaar een sterke aanwijzing dat de afnemer in zijn zorgplicht is tekort-geschoten, maar is daarvoor niet voldoende. Op de afnemer rust in dat geval de plicht om te stellen dat en waarom hem geen verwijt treft van de verbreking van de verzegeling, maar wanneer hij aan deze (verzwaarde) stelplicht heeft voldaan, ligt het op de weg van Essent om feiten en omstandigheden te stellen en zonodig te bewijzen waaruit volgt dat van schending van de zorgplicht sprake is. 6. Tegenover het verweer van [geïntimeerde] heeft Essent haar stellingen betreffende het schenden door [geïntimeerde] van zijn zorgplicht onvoldoende onderbouwd. Door Essent is immers niet weersproken dat de voorziening welke de illegale stroomaftap mogelijk maakte, is aangebracht tijdens de afwezigheid van [geïntimeerde] en zonder diens medeweten. Voorts is door Essent onweersproken gebleven de stelling van [geïntimeerde] dat de illegaal aangebrachte voorziening niet dan na diepgaand technisch onderzoek door medewerkers van Essent te ontdekken was. 6.1 De stelling van Essent dat het onwaarschijnlijk is dat [geïntimeerde] de exploitatie van de hennepkwekerij en de daarmee gepaard gaande illegale afname van energie kan zijn ontgaan, is onvoldoende overtuigend en het hof gaat daaraan dan ook voorbij. Het hof overweegt in dit kader dat Essent niet, zoals wel van haar verwacht mocht worden, een nauwkeurige omschrijving heeft gegeven van de situatie ter plaatse. Nu is onduidelijk gebleven waarom [geïntimeerde] de illegale activiteiten van zijn zoon wel had moeten ontdekken. 6.2 Waarom de gedragingen van de zoon aan [geïntimeerde] zouden moeten worden toegerekend, is door Essent onvoldoende aannemelijk gemaakt. Zij heeft immers slechts een aantal veronderstellingen geponeerd, zonder enige concretisering ervan. Gelet op het gemotiveerde verweer van [geïntimeerde] mocht van Essent worden verwacht haar stellingen op dit punt van een deugdelijke onderbouwing te voorzien, hetgeen zij heeft nagelaten. 6.3 Evenmin kan Essent gevolgd worden in de stelling dat [geïntimeerde] op grond van onrechtmatige daad voor de schade aansprakelijk is omdat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door zijn zoon de mogelijkheid te bieden om op illegale wijze energie af te nemen waardoor exploitatie van de hennepkwekerij mogelijk werd. Ook dit onrechtmatig handelen veronderstelt een aan [geïntimeerde] te maken verwijt, maar dat verwijt ontbeert, bezien in het licht van het door [geïntimeerde] gevoerde verweer, voldoende onderbouwing. 6.4 Aantekening verdient nog dat de onderhavige vordering zich van het in de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 7 november 2007 (LJN: BB7911) aan de orde zijnde geschil onderscheidt. Daar ging het om een geoorloofd gebruik van de woning door een onderhuurder. Als gevolg van de positie van de onderverhuurder werden de gevolgen van door die onderhuurder gepleegde ongeoorloofde handelingen voor risico van de onderverhuurder gebracht. In het onderhavige geval doet zich, naar [geïntimeerde] onbetwist heeft gesteld, geen vergelijkbare situatie voor. 7. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat Essent (de grondslag van) haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd. Om die reden is voor bewijslevering geen plaats. Slotsom 8. De grieven falen. Dat betekent dat het vonnis van 23 oktober 2007 waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. Essent zal als in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in het hoger beroep (1 punt, tarief I). Beslissing Het gerechtshof: bekrachtigt het vonnis van 23 oktober 2007 waarvan beroep; veroordeelt Essent in de kosten van de procedure in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] op € 251,-- aan verschotten en op € 632,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat; veroordeelt Essent om van die kosten een bedrag van € 188,25 aan verschotten en een bedrag van € 632,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat te voldoen aan de griffier, die daarmee zal handelen overeenkomstig het bepaalde in art. 243 Rv. Aldus gewezen door mrs. Kuiper, voorzitter, en Breemhaar en De Hek, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 25 november 2008 in bijzijn van de griffier.