
Jurisprudentie
BG6027
Datum uitspraak2008-11-25
Datum gepubliceerd2008-12-15
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers107.002.260/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-15
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers107.002.260/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Overboekingen van diverse bedragen van rekeningen van vennootschappen naar eigen rekeningen door boekhouder van vennootschappen. Onrechtmatige daad?
Uitspraak
Arrest d.d. 25 november 2008
Zaaknummer 107.002.260/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in het incident schorsing tenuitvoerlegging van een vonnis ex art. 351 Rv, alsmede in de hoofdzaak in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant, tevens eiser in het incident,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging aangevraagd,
advocaat: mr. P.A.C. de Vries,
tegen
1. Club Sportive B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. Club Sportive Diemen B.V.,
gevestigd te Diemen,
3. Club Sportive Mahler Zuidas B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. Club Sportive Amsterdam 3 B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
5. Club Sportive 's-Hertogenbosch B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
6. M&D Holding B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerden, tevens verweerders in het incident,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: Club Sportive c.s.,
advocaat: mr. A.T. Bolt.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 7 maart 2007 en 15 augustus 2007 door de rechtbank Zwolle-Lelystad.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 12 november 2007 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 15 augustus 2007 met dagvaarding van Club Sportive c.s. tegen de zitting van 11 december 2007.
De conclusie van de appeldagvaarding, tevens houdende een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van genoemd vonnis d.d. 15 augustus 2007 ex art. 351 Rv, luidt:
"één en ander, voorzover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad.
7. te vernietigen het vonnis waarvan beroep;
8. te bepalen dat de tenuitvoerlegging van het vonnis d.d. 15 augustus 2007 van de Rechtbank Zwolle-Lelystad in afwachting van de beslissing in hoger beroep dient te worden geschorst;
9. alsnog te oordelen dat geïntimeerden in hun vordering(en) als geformuleerd bij dagvaarding van 7 november 2006 niet ontvankelijk dienen te worden verklaard althans dat geïntimeerden hun vordering zoals bij bedoelde dagvaarding geformuleerd dienen te worden ontzegd;
10. te oordelen dat geïntimeerden aan appellante tegen behoorlijk bewijs van kwijting dienen terug te betalen al hetgeen appellante op grond van het vonnis heeft betaald vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
11. geïntimeerden te veroordelen in de kosten van beide instanties;"
[appellant] heeft een memorie van grieven genomen.
Bij memorie van antwoord is door Club Sportive c.s. verweer gevoerd met als conclusie:
"[appellant] niet ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen dan wel deze als ongegrond en onbewezen af te wijzen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van dit hoger beroep."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft drie grieven opgeworpen.
De beoordeling
In het incident
1. Nu [appellant] geen enkele onderbouwing geeft aan zijn incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis d.d. 15 augustus 2007 waarvan beroep, zal het hof deze vordering afwijzen.
In de hoofdzaak
2. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 t/m 2.5) van genoemd vonnis d.d. 15 augustus 2007 is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
3. Met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 2 is overwogen, gaat het in deze zaak in essentie om het volgende.
3.1. [appellant] heeft vanaf begin 2004 tot en met september 2006 op freelance basis werkzaamheden verricht voor Club Sportive c.s. Tot de werkzaamheden van [appellant] behoorden het verzorgen van de boekhouding, het uitvoeren van betalingen, het beheren van de loonadministratie van alle werknemers van Club Sportive c.s. en het doen van aangiftes loonbelasting. [appellant] verrichtte deze werkzaamheden feitelijk vanaf de vestiging van geïntimeerde sub 2, alwaar hij gemiddeld vier dagen per week werkzaam was.
3.2. In hoger beroep gaat het alleen nog om de vordering van Club Sportive c.s. tot betaling van een bedrag van in totaal € 70.700,- (€ 82.450,- minus € 11.750,-, zijnde het bedrag waarmee Club Sportive c.s. hun vordering ter gelegenheid van de comparitie in eerste aanleg hebben verminderd) uit hoofde van schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van [appellant]. Club Sportive c.s. leggen aan deze vordering ten grondslag dat [appellant] een groot aantal bedragen tot genoemd totaal van € 70.700,- van de bankrekeningen van geïntimeerden naar een tweetal bankrekeningen op zijn naam heeft overgemaakt, terwijl Club Sportive c.s. voor geen van deze betalingen goedkeuring hebben gegeven en evenmin een andere grondslag aanwezig is die deze betalingen rechtvaardigt.
3.3. De rechtbank heeft de vordering van Club Sportive c.s. toegewezen. Hiertegen is het hoger beroep van [appellant] gericht.
4. Het hof ziet aanleiding om eerst de grieven 2 en 3 te behandelen.
5. Grief 2 houdt in dat de rechtbank is uitgegaan van onjuiste aantallen (1000 sporttassen, 900 t-shirts voor leden, 300 t-shirts voor personeel en 1250 handdoeken). [appellant] stelt dat hij in totaal heeft geleverd: 1000 sporttassen, 2000 handdoeken, 1000 rode t-shirts en 500 zwarte t-shirts.
6. Het hof is van oordeel dat [appellant] ook in hoger beroep, mede gelet op de door hemzelf in het geding gebrachte bestellijsten van [betrokkene] (productie 1 bij de conclusie van antwoord), onvoldoende onderbouwt dat de bestellingen meer textielwaren (handdoeken en t-shirts) betroffen dan in deze bestellijsten staat vermeld. Weliswaar heeft [appellant] een schriftelijke verklaring van [getuige] d.d. 26 januari 2007 in het geding gebracht, maar, nog daargelaten welke waarde aan deze verklaring kan worden toegekend, [appellant] onderbouwt daarmee niet op toereikende wijze dat sprake is geweest van een van vorenbedoelde bestellijsten afwijkende bestelling zijdens Club Sportive c.s.
Het hof zal dan ook uitgaan de van de door de rechtbank aangenomen aantallen.
7. Grief 2 faalt derhalve.
8. Grief 3 houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [appellant] de verschillende vestigingen van Club Sportive c.s. afzonderlijk heeft gefactureerd. Hij heeft niet gefactureerd maar steeds op het moment dat de bestelling aan een vestiging werd geleverd, de kosten voor de levering van het rekeningnummer van de betreffende vestiging overgeboekt naar zijn rekeningnummer. Tegen deze overboekingen hebben Club Sportive c.s. nooit geprotesteerd. Hij was dus wel degelijk bevoegd de overboekingen te doen, aldus [appellant].
9. Het hof stelt voorop dat de rechtbank in het midden heeft gelaten of [appellant] al dan niet bevoegd was (in die zin dat hij toestemming behoefde) tot het doen van de verschillende overboekingen, waar zij heeft overwogen dat de onrechtmatigheid reeds is gelegen in het feit dat [appellant] voor méér dan € 11.750,- aan zich zelf heeft overgeboekt. Bedoelde onrechtmatigheid wordt in de grief niet in toereikende mate betwist, nu toch de enkele omstandigheid dat Club Sportive c.s. niet geprotesteerd hebben naar aanleiding van de onderhavige overboekingen, niet meebrengt dat [appellant] - kennelijk met terugwerkende kracht in de beleving van [appellant] - gerechtigd was tot het doen van deze overboekingen.
10. Grief 3 treft derhalve geen doel.
11. Grief 1 houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de door hem geleverde artikelen een totaalwaarde van € 11.750,- vertegenwoordigden dan wel dat partijen deze prijs hebben afgesproken. [appellant] stelt dat partijen geen prijs waren overeengekomen, zodat het hem vrijstond een redelijke prijs voor de goederen in rekening te brengen. Volgens [appellant] zijn de door hem in rekening gebrachte prijzen ook "meer dan redelijk".
12. Naar het oordeel van het hof geeft [appellant] een volstrekt ontoereikende onderbouwing van de redelijkheid van de door hem in rekening gebrachte prijzen voor zover deze uitstijgen boven de door Club Sportive c.s. gestelde prijzen, nog daargelaten dat Club Sportive c.s. stellen dat partijen vaste prijsafspraken hadden gemaakt. Hij onderbouwt immers op geen enkele wijze de kosten die hij voor de geleverde waren heeft gemaakt, terwijl hij evenmin voldoende aannemelijk maakt dat de door hem in rekening gebrachte prijzen redelijk zijn ten opzichte van de geleverde kwaliteit. De door [appellant] gestelde omstandigheid dat de door hem berekende stuksprijs lager ligt dan de prijzen die "Peak" volgens hem hanteert, is daartoe niet voldoende. Dit zegt op zichzelf niets over de kwaliteit van de door [appellant] geleverde waren.
13. Ook grief 1 faalt derhalve.
14. [appellant] heeft in hoger beroep in algemene bewoordingen bewijs aangeboden van zijn stellingen. Het hof gaat aan dat bewijsaanbod voorbij, nu hij niet heeft voldaan aan zijn stelplicht.
De slotsom in het incident en in de hoofdzaak
15. De incidentele vordering zal worden afgewezen. In de hoofdzaak dient het vonnis d.d. 15 augustus 2007 waarvan beroep te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (1 punt in tarief IV).
De beslissing
Het gerechtshof:
In het incident
wijst de incidentele vordering af;
In de hoofdzaak
bekrachtigt het vonnis d.d. 15 augustus 2007 waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Club Sportive c.s. tot aan deze uitspraak op € 2.200,- aan verschotten en € 1.631,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Aldus gewezen door mrs. Knijp, voorzitter, Janse en Telman, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 25 november 2008 in bijzijn van de griffier.