
Jurisprudentie
BG6028
Datum uitspraak2008-11-25
Datum gepubliceerd2008-12-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers107.002.059/01 (voorheen: 0700578)
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers107.002.059/01 (voorheen: 0700578)
Statusgepubliceerd
Indicatie
Doorverkoop/-levering van auto waarop eigenaarsvoorbehoud rust.
Onrechtmatige daad jegens de oorspronkelijke verkoper?
Verwevenheid van vennootschappen?
Onrechtmatige daad jegens de oorspronkelijke verkoper?
Verwevenheid van vennootschappen?
Uitspraak
Arrest d.d. 25 november 2008
Rolnummer 107.002.059/01 (voorheen: 0700578)
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Autobedrijf [familienaam] VOF,
gevestigd te Berkel,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. F.J. Boom, kantoorhoudende te Arnhem,
tegen
Care4lease BV, handelende onder de naam Private Label Lease,
gevestigd te Almere,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna afwisselend aangeduid als: Care4lease en PLL,
advocaat: mr. P.M. Wilmink, kantoorhoudende te Arnhem.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 27 september 2006 en 6 juni 2007 door de rechtbank Zwolle-Lelystad.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 2 augustus 2007 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 6 juni 2007 met dagvaarding van Care4lease tegen de zitting van 18 september 2007.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"om te vernietigen het door de Rechtbank Zwolle/Lelystad op 6 juni 2007 tussen partijen gewezen vonnis en om, opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad voorzover de wet zulks toelaat, bij arrest, geïntimeerde, PLL, te veroordelen tot betaling aan appellante, [appellant], van een bedrag van € 22.976,38 althans van een bedrag van € 17.000,00 althans van een bedrag van € 14.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 maart 2006, althans vanaf 16 juni 1006, te berekenen tot de dag der algehele voldoening toe, zulks met veroordeling van geïntimeerde, PLL, in de kosten van de procedures in beide instantiën."
Bij memorie van antwoord is door Care4lease verweer gevoerd met als conclusie:
"de vordering van [appellant] in hoger beroep ongegrond te verklaren dan wel af te wijzen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in het hoger beroep, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft achttien grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 3.1.1 t/m 3.1.7 van genoemd vonnis d.d. 6 juni 2007 is, behoudens ten aanzien van de vaststellingen waartegen de grieven I t/m III zijn gericht, geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan, zulks met inachtneming van hetgeen hierna met betrekking tot de grieven I t/m III zal worden overwogen.
2. Met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, gaat het in deze zaak om het volgende.
2.1. [appellant], een autobedrijf, heeft op 1 april 2005 een auto, type Renault Megane (hierna aan te duiden als: de auto), verkocht aan Avemo, een bedrijf dat zich bezig houdt met lease en verhuur van auto's aan derden. De schriftelijke koopovereenkomst van 1 april 2005 vermeldt een koopsom van € 22.272,25 incl. BTW en incl. kosten.
2.2. Op deze koopovereenkomst zijn de Bovag-standaardbepalingen versie 13 februari 2002 van toepassing verklaard. Art. 18 van deze algemene voorwaarden (hierna: de AV) bepaalt onder meer:
"De geleverde auto blijft eigendom van de verkoper zolang de koper al hetgeen hij op grond van de koopovereenkomst is verschuldigd niet ten volle heeft voldaan."
2.3. De auto is op 10 juni 2005 feitelijk in gebruik gegeven aan een medewerker van The Comm'plete Works, een cliënt van Avemo.
2.4. Enkele dagen hiervoor zijn de overschrijvingspapieren door [appellant] toegezonden aan Care4Lease, een onderneming die voor Avemo het beheer over circa 25 leasecontracten voerde. Care4Lease (voorheen geheten: Carwise Leasing Services B.V.) handelt naar buiten tevens onder de naam "Private Label Lease", zodat zij hierna ook wel zal worden aangeduid als PLL.
2.5. De auto is vervolgens op naam gesteld van Avemo.
2.6. Avemo heeft de auto op 14 juni 2005 doorverkocht en geleverd aan Care4Lease. Care4Lease heeft de auto terugverhuurd aan Avemo.
2.7. Care4Lease heeft op haar beurt de auto op 21 juni 2005 doorverkocht aan en teruggehuurd van Athlon (voorheen geheten: Unilease).
2.8. Avemo heeft de koopsom niet voldaan aan [appellant].
3. [appellant] stelt met een beroep op art. 18 van de AV dat de auto haar eigendom is gebleven. Volgens haar was Care4Lease/PLL niet te goeder trouw toen Avemo de auto aan haar overdroeg, zodat zij niet beschermd werd door art. 3:86 BW. Hiervan uitgaande heeft Care4Lease volgens haar onrechtmatig gehandeld door:
1) te weigeren de auto op haar daartoe strekkend verzoek aan [appellant] af te geven (zie m.b.t. deze grondslag r.o. 3.3.2 van het bestreden vonnis);
2) de auto door te verkopen en te leveren aan Athlon/ Unilease (zie m.b.t. deze grondslag r.o. 3.3.4 van het bestreden vonnis);
3) te verhinderen dat Avemo haar betalingsverplichtingen jegens [appellant] nakwam door - middels verrekening - haar eigen facturen te incasseren en daarmee haar eigen belangen te laten prevaleren boven die van [appellant], in het bijzonder door slechts een bedrag van € 26.928,77 aan Avemo te betalen, welk bedrag betrekking had op twee auto's waarvan de totale koopsom ongeveer € 40.000,- moet hebben bedragen, zodat Care4Lease/PLL kennelijk een mogelijkerwijs bestaande eigen vordering van circa € 14.000,- in verrekening heeft gebracht (zie m.b.t. deze grondslag r.o. 3.3.3 van het bestreden vonnis);
4) door groen licht te geven voor het verrichten van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan de auto, terwijl zij wist dat Avemo dit niet kon betalen (zie m.b.t. deze grondslag r.o. 3.3.5 van het bestreden vonnis).
[appellant] vordert uit dien hoofde veroordeling van Care4Lease/PLL tot betaling van een bedrag van € 22.976,38, althans van € 17.000,-, althans van € 14.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 maart 2006 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen.
4. Grief I houdt in dat rechtsoverweging 3.1.1 van het bestreden vonnis onvolledig is. De laatste zin van deze rechtsoverweging luidt aldus:
"Daartoe had Care4Lease toegang tot een rekening van de ING-bank van Avemo, die werd aangehouden voor het beheer van de leasecontracten van Avemo."
Volgens [appellant] had PLL veel meer mogelijkheden: zij kon - zonder toestemming van Avemo - bedragen van de rekening overboeken, terwijl Avemo slechts met medewerking van PLL over de rekening kon beschikken. PLL had dus volledig inzicht in (het saldo van) de rekening en de volledige controle over de betalingen, aldus [appellant]. In dit verband beroept [appellant] zich er nog op dat op alle van Avemo afkomstige brieven, facturen, contracten, etc., het postbusnummer, het telefoonnummer en het faxnummer van PLL stonden vermeld (als zijnde het onderdeel van Avemo dat voor de operations en de finance zorgde). Voorts stelt [appellant] in dit verband dat wanneer zij van Avemo een onderhouds- of reparatieopdracht kreeg, zij altijd eerst de akkoordverklaring van PLL moest verkrijgen alvorens zij tot uitvoering van de opdracht over mocht gaan.
5. Nu Care4Lease/PLL de door [appellant] gestelde (verdergaande) financiële betrokkenheid bij de ING-rekening betwist, zal het hof niet op voorhand van de juistheid van het in dit verband door [appellant] gestelde uitgaan. Grief 1 faalt in zoverre.
6. Care4Lease/PLL betwist niet dat [appellant] alvorens tot de uitvoering van een onderhouds- of reparatieopdracht van Avemo over te gaan, eerst de akkoordverklaring van Care4Lease/PLL moest krijgen, zodat het hof daarvan als vaststaand zal uitgaan. In zoverre slaagt de grief.
7. Grief II houdt in dat de feitenweergave in de rechtsoverwegingen 3.1.2 en 3.1.3 van het bestreden vonnis onvolledig is. In rechtsoverweging 3.1.2 overweegt de rechtbank (onder meer):
"Enkele dagen voor de levering zijn de overschrijvingspapieren door [appellant] aan Care4Lease toegezonden, zodat Care4Lease namens Avemo de overschrijving kon realiseren. De auto is vervolgens op naam gesteld van Avemo."
En in rechtsoverweging 3.1.3:
"Avemo heeft de auto op 14 juni 2005 doorverkocht aan Care4Lease. Care4Lease heeft de auto verhuurd aan Avemo."
[appellant] voert aan dat het kentekenbewijs nog steeds op naam van Avemo staat. Dit is een gevolg van het feit dat zij de stukken die benodigd zijn voor de overschrijving van het kentekenbewijs op naam van een ander, heeft achtergehouden in afwachting van de betaling van de koopsom, aldus [appellant]. Volgens [appellant] vormt dit een extra bewijs voor de afwezigheid van goede trouw aan de zijde van PLL.
Care4Lease/PLL heeft dienaangaande gesteld dat [appellant] pas veel later bij de huidige gebruiker van de auto kentekenbewijs deel I en deel II - ten onrechte - heeft ingenomen, waardoor het op dit moment niet zonder meer mogelijk is de tenaamstelling van de auto te wijzigen.
8. Het hof overweegt dienaangaande dat, gelet op deze betwisting, weliswaar vaststaat dat het kenteken nog op naam van Avemo staat, maar dat dit niet zonder meer een (extra) argument oplevert voor de afwezigheid van goede trouw aan de zijde van Care4Lease/PLL.
9. Voor zover grief II hierop aansluit, slaagt zij; voor het overige treft zij geen doel.
10. Grief III klaagt erover dat rechtsoverweging 3.1.7 van het rechtbankvonnis onvolledig is. De rechtbank overweegt aldaar:
"In februari 2006 heeft [appellant] Avemo en haar bestuurder, de heer [bestuurder], gedagvaard om te verschijnen voor de rechtbank Dordrecht. In deze procedure heeft [appellant] nakoming van de overeenkomst gevorderd."
In de toelichting op deze grief voert [appellant] aan dat zij de procedure tegen Avemo is begonnen, niet omdat zij de illusie heeft gehad dat van Avemo enige betaling te verwachten viel, maar om via Avemo een opstap te verkrijgen in de richting van [bestuurder].
11. Het hof is van oordeel dat de door [appellant] gestelde motieven voor het voeren van een procedure tegen Avemo, wat hier verder van zij, in deze niet beslissend zijn, zodat bij de grief geen belang bestaat.
12. De grieven V, VI en VII zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Care4Lease/PLL niet onrechtmatig heeft gehandeld door niet mee te werken aan het verzoek van [appellant] om de auto aan haar af te geven (r.o. 3.3.2 van het bestreden vonnis).
13. Deze grieven stuiten reeds hierop af dat Care4Lease/PLL de auto niet onder zich had, aangezien deze zich in de feitelijke macht bevond bij de heer [betrokkene 1] van The Comm'plete Works B.V. te Capelle aan den IJssel, zoals [appellant] zelf onderkent sub 5.21 van de memorie van grieven, terwijl zij de auto bovendien inmiddels had doorverkocht en geleverd aan Athlon (Unilease), van wie zij de auto huurde.
14. Het betoog van [appellant] in de toelichting op grief V dat de verplichting tot afgifte zich in casu 'oplost' in een verplichting tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad, komt er, zo begrijpt het hof, op neer dat Care4Lease/PLL onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld door de auto door te verkopen en te leveren aan Athlon (Unilease), nu PLL niet te goeder trouw was met betrekking tot de beschikkingsbevoegdheid van Avemo, alsmede met betrekking tot de goede afwikkeling van de transactie Avemo-[appellant]. Het hof zal hierop ingaan in het kader van de behandeling van grief XIV.
15. Grief IV houdt in dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de inhoud van de beheerovereenkomst tussen Care4Lease/PLL en Avemo en dat zij de taken en mogelijkheden van Care4Lease/PLL jegens Avemo, alsmede de kennis van zaken van PLL omtrent de financiële situatie bij Avemo geheel althans grotendeels buiten beschouwing heeft gelaten. In dit verband stelt [appellant] dat Care4Lease/PLL de enige was die de betalingen van Avemo verzorgde, en voort dat Care4Lease/PLL naast Avemo zelf ook de enige was die zicht had op de financiële gang van zaken bij Avemo en de financiële positie van Avemo.
Grief XI houdt eveneens in dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de nauwe financiële verwevenheid tussen PLL en Avemo. In dit verband beroept [appellant] zich erop dat verrekening in beginsel niet is toegestaan als daardoor op een onredelijke wijze geweld wordt aangedaan aan de paritas creditorum. Volgens [appellant] verkeerde Avemo in een bijna faillissementssituatie. Voorts voert [appellant] aan dat de invloed van PLL op Avemo vergelijkbaar was met de invloed van een moedervennootschap op een dochtervennootschap. PLL was tevens gelijk te stellen met een financieel bestuurder van Avemo, aldus [appellant]. Ten slotte beroept [appellant] zich op jurisprudentie waaruit volgt dat zelfs derden op hun handelen kunnen worden aangesproken, in die zin dat ook zij, ook al waren zij slechts buitenstaanders, schadeplichtig kunnen zijn. Dat is aan de orde indien die derden op een benadelende handeling invloed hebben uitgeoefend of daaraan noodzakelijke medewerking hebben verleend, terwijl zij op dat moment ernstig rekening moesten houden met de mogelijkheid dat schuldeisers door die handeling zouden worden benadeeld.
Deze grief heeft blijkens de hiervoor weergegeven toelichting met name betrekking op de hierboven in rechtsoverweging 3 als derde weergegeven grondslag van de vordering. Voor zover de grief tevens betrekking heeft op de tweede grondslag, verwijst het hof naar de bespreking van grief XIV.
Grief XII is gericht tegen conclusie rechtbank dat geen sprake is van onrechtmatige daad (r.o. 3.3.2). De toelichting op deze grief vormt echter grotendeels een herhaling van hetgeen bij grief XI is aangevoerd.
Grief XIII is gericht tegen rechtsoverweging 3.3 van het bestreden vonnis en vormt blijkens de toelichting een herhaling van hetgeen bij de vorige twee grieven is aangevoerd.
Het hof zal deze grieven dan ook tezamen behandelen.
16. Het hof is van oordeel dat [appellant], mede in het licht van de betwisting door Care4Lease/PLL, onvoldoende onderbouwt dat Care4Lease/PLL de enige was die de betalingen van Avemo verzorgde. Voorst voert [appellant] naar het oordeel van het hof onvoldoende (onderbouwde) feiten en omstandigheden aan die, indien bewezen, meebrengen dat Care4Lease/PLL gelijkgesteld dient te worden aan een "moedervennootschap" van Avemo dan wel een financieel bestuurder van Avemo. Het hof is dan ook met de rechtbank van oordeel dat de door [appellant] gestelde feiten en omstandigheden niet het oordeel kunnen dragen dat Care4Lease/PLL onrechtmatig jegens haar ([appellant]) heeft gehandeld, en sluit zich daartoe aan bij de motivering van de rechtbank in rechtsoverweging 3.3.3 van het bestreden vonnis. Indien er al veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat Care4Lease/PLL zodanig inzicht had in de slechte financiële situatie van Avemo dat zij redelijkerwijs kon begrijpen dat Avemo de koopprijs voor de auto mogelijkerwijs niet aan [appellant] zou kunnen betalen, is het enkele verrekenen door Care4Lease/PLL van haar eigen vorderingen met tegoeden op de ING-rekening van Avemo nog niet onrechtmatig jegens [appellant]. Onverminderd hetgeen hierna bij de bespreking van grief XIV nog aan de orde komt, zijn ook in hoger beroep geen "bijkomende omstandigheden", bijvoorbeeld opzet tot benadeling, gesteld of gebleken die meebrengen dat hierover anders geoordeeld moet worden.
17. De grieven IV en XI t/m XIII falen derhalve in zoverre.
18. Grief XV is gericht tegen rechtsoverweging 3.3.5 van het bestreden vonnis. Volgens de toelichting op deze grief heeft PLL als financieel bestuurder van Avemo onrechtmatig jegens [appellant] gehandeld door aan Avemo groen licht te geven voor het verstrekken aan [appellant] van opdrachten tot onderhoud en reparatie van de auto, terwijl zij wist dat Avemo niet tot nakoming van de daaruit voortvloeiende verplichtingen in staat was (de vierde grondslag van de vordering).
19. Ook deze grief faalt. Indien al veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat Care4Lease/PLL zodanig inzicht had in de slechte financiële situatie van Avemo dat zij redelijkerwijs kon begrijpen dat Avemo de uit deze opdrachten voortvloeiende financiële verplichtingen niet jegens [appellant] zou kunnen voldoen, levert het onderhavige handelen van Care4Lease/PLL nog geen onrechtmatige daad jegens [appellant] op. Ook hiervoor zijn bijkomende omstandigheden vereist, die - ook in hoger beroep - gesteld noch gebleken zijn. De stelling van [appellant] dat Care4Lease/PLL gelijkgesteld dient te worden met een financieel bestuurder, heeft het hof hiervoor reeds verworpen.
20. Grief XIV is gericht tegen rechtsoverweging 3.3.4 van het bestreden vonnis, waarin de rechtbank heeft overwogen dat Care4Lease/PLL niet onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld door op 21 juni 2005 de auto door te verkopen en te leveren aan Unilease/Athlon (de tweede grondslag van de vordering).
20.1. [appellant] stelt in dit verband (1) dat Care4Lease/PLL op de hoogte was van het door [appellant] ter zake van de auto gemaakte eigendomsvoorbehoud, althans daarmee - als bekend zijnde met de autobranche - bekend had dienen te zijn. Daartoe voert zij onder meer aan dat PLL vóór medio juni 2005 alle bij de akte van 28 juni 2006 als producties 1 t/m 5 door [appellant] overgelegde stukken, waaronder dus met name de factuur van [appellant] aan Avemo en het contract tussen Avemo en [appellant], toegestuurd heeft gekregen, zodat ook PLL wist dat op de overeenkomst tussen [appellant] en Avemo de Bovag-standaardbepalingen van toepassing waren, temeer omdat ten aanzien van andere transacties daaraan voorafgaand PLL steeds middels de toezending door [appellant] aan haar van stukken van die toepasselijkheidverklaring van de Bovag-standaardbepalingen op de hoogte was (conclusie van repliek sub 18).
20.2. Voorts stelt [appellant] in dit kader (2) dat PLL op de hoogte was van de financiële situatie van Avemo c.q. redelijkerwijs niet mocht vertrouwen op de goede afwikkeling van de onderhavige transactie Avemo-[appellant]. Ter onderbouwing van deze stelling voert [appellant] - in de memorie van grieven onder 14.7 t/m 14.9 - aan dat PLL (blijkens de door [appellant] bij conclusie van repliek overgelegde ING-bankafschriften) wist:
- dat de financiële situatie van Avemo precair was;
- dat zij op 17 mei 2005 bij Avemo een bedrag van € 528,86 had geïncasseerd;
- dat Avemo weliswaar op 2 juni 2005 een bedrag van € 13.629,33 had ontvangen, maar dat Avemo datzelfde bedrag nog vrijwel geheel aan PLL en de aan PLL gelieerde vennootschap Carwise Leasing had moeten afdragen;
- dat Avemo ook nog eens € 14.000,- aan PLL zou moeten gaan betalen middels verrekening;
- dat Avemo op 22 juni 2005 een bedrag van haar uitbetaald zou krijgen, te weten € 26.928,77, dat de som van de twee (voor de twee auto's door Avemo aan de respectievelijke verkopers verschuldigde) koopsommen bij lange na niet benaderde (als gevolg van vorenbedoelde verrekening met een vordering van PLL van ongeveer € 14.000,-).
20.3. Care4Lease/PLL betwist zowel dat zij op de hoogte was van het eigendomsvoorbehoud in de relatie [appellant]-Avemo als dat zij volledig inzicht had in de financiële situatie van Avemo.
21. Het hof is van oordeel, dat de door [appellant] in dit verband gestelde omstandigheden niet het oordeel kunnen dragen dat Care4Lease/PLL onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het door Care4Lease/PLL aan Avemo betaalde bedrag van € 26.000,- op zich toereikend was voor de betaling van de koopsom voor de onderhavige auto, terwijl [appellant] niet heeft gesteld dat Care4Lease/PLL wist dan wel redelijkerwijs heeft kunnen begrijpen dat Avemo dit bedrag niet zou aanwenden - ook niet gedeeltelijk - voor de betaling van de onderhavige auto. Bovendien heeft [appellant] niet gesteld dat Care4Lease/PLL wist dan wel redelijkerwijs heeft kunnen begrijpen dat de betaling door Care4Lease/PLL van € 26.000,- de laatste bate voor Avemo zou zijn. In het licht daarvan heeft [appellant] onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat Care4Lease/PLL redelijkerwijs heeft kunnen begrijpen dat Avemo de koopprijs voor de onderhavige auto niet zou voldoen. Reeds hierop stuit de door [appellant] gestelde onrechtmatige daad af. Het hof kan dan ook in het midden laten of Care4Lease/PLL op de hoogte was van het eigendomsvoorbehoud in de relatie [appellant]-Avemo.
22. Grief XIV faalt derhalve.
23. Grief IX houdt in dat rechtbank ten onrechte geen enkele betekenis heeft toegekend aan de evident bestaande relatie tussen de brief van [appellant] aan Avemo d.d. 22 november 2005 en de opzegging van de beheerovereenkomst en de overschrijving van de leasecontracten zeer kort daarna.
24. Het hof overweegt dienaangaande dat de opzegging van de beheerovereenkomst door Care4Lease/PLL en de overschrijving van de leasecontracten op naam van Care4Lease, wat daar verder ook van zij, geen deugdelijke onderbouwing vormt voor het door [appellant] gestelde onrechtmatige handelen van Care4Lease/PLL.
25. Grief IX faalt dan ook.
26. Grief X houdt in dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het leerstuk van de samenhangende rechtsverhoudingen. Deze grief komt er in essentie op neer, dat volgens [appellant] de wanbetaling in de relatie Avemo-[appellant], zelfs bij goede trouw aan de zijde van (voor zover hier van belang) Care4Lease/PLL, zijn weerslag zou mogen hebben op Care4Lease/PLL op basis van het leerstuk van "de samenhangende rechtsverhoudingen", en wel in die zin dat Care4Lease/PLL hierdoor schadeplichtig wordt jegens [appellant].
27. Deze grief faalt op de hiervoor weergegeven gronden. De samenhang tussen de rechtsverhoudingen [appellant]-Avemo en Avemo-Care4Lease/PLL, wat daar verder ook van zij, brengt, anders dan [appellant] betoogt, niet mee dat de enkele wanbetaling door Avemo jegens [appellant] tot gevolg heeft dat Care4Lease/PLL, zelfs in geval van goede trouw, schadeplichtig wordt jegens [appellant].
28. Grief X treft dan ook geen doel.
29. Grief XVI houdt in dat de rechtbank ten onrechte geen betekenis heeft toegekend aan de zeer nauwe verwevenheid tussen PLL en Avemo en aan de (achteraf bezien) volstrekt onduidelijke situatie die door PLL en Avemo is gecreëerd, zodat de rechtbank evenzeer ten onrechte de gevolgen van de verwevenheid en onduidelijkheid niet ten laste van Care4Lease/PLL heeft gebracht, terwijl de rechtbank tevens ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat Care4Lease/PLL zelfs uit contract financiële verplichtingen jegens [appellant] heeft.
30. Deze grief bevat deels een nieuwe grondslag voor de vordering van [appellant], in essentie hierop neerkomende dat de rol van Care4Lease/PLL nog groter is geweest dan voorheen door [appellant] gesteld, en dat Care4Lease/PLL mogelijk zelfs als contractspartij van [appellant] moet worden aangemerkt. [appellant] beroept zich in dit verband op hetgeen [bes[bestuurder], directeur van Avemo, in de procedure tussen [appellant] en [bestuurder] voor het hof Den Haag heeft gesteld.
31. Het hof is van oordeel dat [appellant] deze nieuwe grondslag voor haar vordering, in het licht van haar eerdere stellingen en de door haar in het geding gebrachte stukken, alsmede in het licht van de stellingen van Care4Lease/PLL, ontoereikend heeft onderbouwd, terwijl zij zelf sub 16.14 memorie van grieven ontkent dat zij iets met Care4Lease/PLL te maken zou hebben gehad, en voorts stelt dat in haar beleving Care4Lease/PLL de administrateur en de financiële directievoerder van Avemo was.
32. In zoverre faalt grief XVI derhalve.
33. Voor zover deze grief een herhaling betreft van hetgeen bij de vorige grieven reeds is aangevoerd, faalt de grief op de hiervoor weergegeven gronden.
34. Grief VIII houdt in dat rechtbank ten onrechte is voorbijgegaan aan de argumenten van [appellant], zoals die in de conclusie van repliek zijn aangevoerd, met name ten aanzien van de ongeloofwaardigheid van PLL.
35. Gelet op het vorenoverwogene, heeft [appellant] bij een afzonderlijke bespreking van deze grief geen belang.
36. Grieven XVII en XVIII richten zich tegen de veroordeling van [appellant] in de proceskosten in eerste aanleg, zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak.
37. Uit het vorenoverwogene volgt dat [appellant] in de hoofdzaak in het ongelijk zal worden gesteld. De rechtbank heeft hem dan ook terecht in de kosten van het geding in eerste aanleg veroordeeld.
38. Dit geldt ook voor de kosten in het vrijwaringsincident en de kosten van Care4Lease/PLL in de vrijwaringszaak, aangezien het hof met de rechtbank van oordeel is dat Care4Lease/PLL voldoende belang had bij het instellen van de vordering in vrijwaring. Hetgeen [appellant] in de toelichting op grief XVII aanvoert, vermag hieraan niet af te doen.
39. De grieven XVII en XVIII falen derhalve.
40. Het hof passeert het bewijsaanbod van [appellant], in hoger beroep gedaan, aangezien uit het hiervoor overwogene volgt dat [appellant] geen (voldoende onderbouwde) feiten en omstandigheden heeft gesteld die, indien bewezen, tot een andere uitkomst van de procedure zouden leiden.
De slotsom
41. Het vonnis d.d. 6 juni 2007 waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (1 punt in tarief III).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis d.d. 6 juni 2007 waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Care4Lease/PLL tot aan deze uitspraak op € 690,- aan verschotten en € 1.158,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Janse, voorzitter, Zandbergen en Telman, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 25 november 2008 in bijzijn van de griffier.