Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6029

Datum uitspraak2008-10-27
Datum gepubliceerd2008-12-04
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 08/6152
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Het onderzoek dat verweerder heeft ingesteld naar de woonsituatie van verzoekster mist feitelijke grondslag om te kunnen concluderen dat verzoekster een gezamenlijke huishouding voert met K. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt dan ook toegewezen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 08 - 6152 WWB Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 oktober 2008 in de zaak van: [verzoekster], wonende te Zaandam, verzoekster, gemachtigde: mr. M.A. van Hoof, advocaat te Amsterdam, tegen: het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, verweerder. Tegenwoordig: mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, en P.M. van der Pol, griffier; Zitting: 27 oktober 2008; Verschenen: verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.A. van Hoof. verweerder vertegenwoordigd door mr. Ph. Arnold, werkzaam bij de gemeente Zaanstad. Het geschil betreft de afwijzing bij verweerders besluit van 22 september 2008 van verzoeksters aanvraag om toekenning van een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm van een alleenstaande ouder, omdat verzoekster een gezamenlijke huishouding zou voeren met [partner van]. Bij mondelinge uitspraak van 27 oktober 2008 heeft de voorzieningenrechter: - het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen; - het besluit van 22 september 2008 geschorst tot de datum van verzending van de beslissing op het bezwaar van verzoekster; - verweerder opgedragen uiterlijk op vrijdag 31 oktober 2008 een eenmalig voorschot van € 350,-- aan verzoekster uit te betalen; - verweerder veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 644,-- , door de gemeente Zaanstad te betalen aan de griffier van de rechtbank; - verweerder gelast het door verzoekster betaalde griffierecht ten bedrage van € 39,-- aan haar te voldoen. De voorzieningenrechter heeft daartoe het volgende overwogen. Het onderzoek dat verweerder heeft ingesteld naar de leefsituatie van verzoekster mist voldoende feitelijke grondslag om de conclusie te kunnen dragen dat verzoekster met [partner van] een gezamenlijke huishouding voert. Daar komt bij dat verweerder in het aan [partner van] gerichte besluit van 20 oktober 2008 onder meer de volgende passage heeft opgenomen: “Bij de vaststelling van de hoogte van de uitkering zijn wij ervan uitgegaan dat: u (……….) geen gezamenlijke huishouding voert met een ander.” Ter zitting heeft verweerder onder meer verklaard van mening te zijn dat verzoekster in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeert, zodat zij in ieder geval op enigerlei wijze haar recht op bijstand geldend zou kunnen maken. In dit verband gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat verzoekster en [partner van] op korte termijn bij verweerder een gezamenlijke aanvraag om een WWB-uitkering zullen kunnen indienen, echter onder voorbehoud, aangezien verzoekster van mening is en blijft dat zij geen gezamenlijke huishouding met [partner van] voert. Omdat ten behoeve van verzoekster een toevoeging is of zal worden afgegeven ingevolge de Wet op de rechtsbijstand, moeten de proceskosten worden betaald aan de griffier van de rechtbank. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, (griffier) (voorzieningenrechter) afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.