
Jurisprudentie
BG6039
Datum uitspraak2008-11-24
Datum gepubliceerd2008-12-04
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 08/6637 & AWB 08/6640
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2008-12-04
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 08/6637 & AWB 08/6640
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
In het licht van de ter zake geldende jurisprudentie hebben verzoekers thans nog onvoldoende aangetoond dat zij nu wel voldoen aan de vereisten om in aanmerking te komen voor bijstand naar de norm van een alleenstaande. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 6637 en 6640 WWB
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 november 2008
in [verzoekster]an:
[verzoeker],
beiden wonende te Zaandam,
verzoekers,
gemachtigde: mr. P.H. Visser, advocaat te Wormerveer,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,
verweerder.
1.Procesverloop
Bij besluit van 4 augustus 2008 heeft verweerder de aanvraag van [verzoekster] (hierna: verzoekster) om toekenning van een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) afgewezen, omdat verzoekster niet heeft aangetoond dat er zich een wijziging in haar omstandigheden heeft voorgedaan ten opzichte van de situatie ten tijde van de intrekking van haar uitkering per 1 juni 2008.
Bij besluit van 14 juli 2008 heeft verweerder de aanvraag van [verzoeker] (hierna: verzoeker) om toekenning van een WWB-uitkering afgewezen, omdat ook verzoeker niet heeft aangetoond dat er zich een wijziging in zijn omstandigheden heeft voorgedaan ten opzichte van de situatie ten tijde van de intrekking van verzoekers uitkering per 1 juni 2008.
Tegen deze besluiten hebben verzoekers bij brieven van respectievelijk 22 en 27 augustus 2008 bezwaar gemaakt.
Bij separate besluiten van 10 oktober 2008 heeft verweerder de bezwaren van verzoekers ongegrond verklaard.
Tegen deze besluiten hebben verzoekers bij brieven van 20 oktober 2008 beroep ingesteld. Bij brieven van eveneens 20 oktober 2008 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaken zijn gevoegd behandeld ter zitting van 12 november 2008, waar verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. P.H. Visser, en waar verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door G.S. Woudstra, werkzaam bij de gemeente Zaanstad.
2.Overwegingen
2.1Verzoekers zijn met elkaar gehuwd geweest en zij ontvingen van verweerder vanaf december 1976 tot november 1983 een bijstandsuitkering naar de norm van gehuwden. In 1983 zijn verzoekers gescheiden en verzoeker heeft toen de echtelijke woning verlaten. Vanaf november 1983 heeft verweerder aan ieder van verzoekers een aparte bijstandsuitkering verstrekt naar de norm van een alleenstaande ouder dan wel een alleenstaande. Vanaf april 2007 ontving verzoeker bijstand als aanvulling op zijn uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
2.2Medio 2007 heeft verweerder een tweetal anonieme meldingen ontvangen die erop duidden dat verzoekers jarenlang zijn blijven samenwonen zonder dit aan verweerder te melden. De sociale recherche heeft vervolgens in de periode van 22 oktober 2007 tot en met 12 maart 2008 een aantal waarnemingen verricht. Hierna hebben in de periode 17 maart 2008 tot en met 15 juni 2008 stelselmatige observaties plaatsgevonden. Verzoekers zijn op 16 juni 2008 aangehouden, waarna zij op diezelfde datum tegenover de sociale recherche verklaringen hebben afgelegd. Voorts heeft de sociale recherche een buurtonderzoek gedaan in het kader waarvan een aantal getuigen is gehoord. De bevindingen van de sociale recherche zijn neergelegd in de rapportage van 6 augustus 2008.
2.3Op grond van de bevindingen van de sociale recherche heeft verweerder bij besluiten van respectievelijk 20 en 23 juni 2008 de WWB-uitkeringen van verzoekers per 1 juni 2008 ingetrokken, omdat verzoekers een gezamenlijke huishouding voeren. Verzoekers hebben tegen deze besluiten bezwaarschriften ingediend. De verzoeken om voorlopige voorziening richten zich echter niet tegen de besluiten tot intrekking van de uitkeringen.
2.4Op respectievelijk 30 juni 2008 (verzoeker) en 6 juli 2008 (verzoekster) hebben verzoekers bij verweerder een aanvraag ingediend om toekenning van een (aanvullende) WWB-uitkering. Verweerder heeft deze aanvragen afgewezen, omdat verzoekers niet hebben aangetoond dat er zich sinds de intrekking van hun uitkering een wijziging in hun persoonlijke omstandigheden heeft voorgedaan. In bezwaar heeft verweerder dit standpunt gehandhaafd.
2.5Verzoekers kunnen zich niet met de bestreden besluiten verenigen. Zij stellen een spoedeisend belang te hebben bij een voorlopige voorziening, omdat zij zonder bijstand in onoverkomelijke financiƫle problemen komen. Voorts stellen verzoekers dat verweerder ten onrechte naar aanleiding van hun bijstandsaanvragen geen onderzoek heeft ingesteld naar hun feitelijke leefsituatie. Volgens verzoekers neemt verweerder ten onrechte het formeel-juridische standpunt in, dat verzoekers niet hebben aangetoond dat zich in hun woon- en leefsituatie relevante wijzigingen hebben voorgedaan. Verzoekers wijzen bovendien op de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 25 september 2008. Ter zitting is namens verzoekers herhaald dat verweerder een onderzoek dient in te stellen naar hun leefsituatie. Ook heeft verzoeker erop gewezen dat hij de opzegging van de huur van zijn huis ongedaan heeft gemaakt. Voorts is hij de afgelopen maanden niet in de woning van verzoekster geweest. Hieruit blijkt zijns inziens genoegzaam dat hij alleen woont. Verzoekers willen niet gezamenlijk gezinsbijstand aanvragen, omdat dit in strijd met de waarheid is. Tot slot is namens verzoekers aan de voorzieningenrechter gevraagd niet tevens in de hoofdzaken uitspraak te doen. Verzoekers willen in de hoofdzaken een aantal getuigenverklaringen over hun woonsituatie inbrengen.
2.6Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan de ter zake geldende jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Verweerder wijst erop dat de eerder verstrekte bijstandsuitkering is ingetrokken wegens verzwegen samenwoning. In het kader van de nadien ingediende nieuwe aanvraag dienen verzoekers zodanige nieuwe feiten en omstandigheden naar voren te brengen, dat zij op grond hiervan wel in aanmerking komen voor bijstand naar de norm van een alleenstaande. Dat hebben verzoekers, aldus verweerder, niet gedaan. Ter zitting heeft verweerder benadrukt dat er, gelet op het voorgaande, voor hem geen aanleiding is een onderzoek in te stellen naar de woonsituatie van verzoekers. Hiertoe zal verweerder wel overgaan, als verzoekers ten minste twee getuigenverklaringen overleggen die erop zouden kunnen duiden dat verzoekers thans alleenwonend zijn. Uitsluitend verzoekers verklaring dat hij alleen woont en dat hij de huuropzegging ongedaan heeft gemaakt, vormt volgens verweerder onvoldoende aanleiding voor een nader onderzoek. Voorts heeft verweerder herhaald dat verzoekers, als zij hiertoe een aanvraag indienen, in aanmerking komen voor gezinsbijstand.
2.7De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
2.8Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.9Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB (onder meer CRvB 22-5-2007, rechtspraak.nl LJN: BA6879) ligt het, indien een lopende bijstandsuitkering is ingetrokken of beƫindigd, in geval van een nieuwe aanvraag gericht op het verkrijgen van een periodieke bijstandsuitkering met ingang van een latere datum, op de weg van de aanvrager om (met objectieve gegevens) aan te tonen dat sprake is van een relevante wijziging in omstandigheden, met dien verstande dat hij nu wel voldoet aan de vereisten om voor bijstand in aanmerking te komen.
2.10In het nu voorliggende geval heeft verzoeker, om aan te tonen dat hij daadwerkelijk alleenwonend is, de volgende feiten een omstandigheden naar voren gebracht:
- verzoeker heeft verklaard dat hij alleen woont;
- verzoeker heeft opzegging door verweerder van de huur van zijn woning ongedaan gemaakt, zodat verzoeker inmiddels opnieuw huurder van die woning is;
- verzoeker heeft verklaard dat hij gedurende de laatste maanden niet meer in de woning van verzoekster is geweest.
2.11Hoewel aan verzoeker kan worden toegegeven dat het feit dat hij de opzegging van de huur van zijn woning ongedaan heeft gemaakt, een indicatie kan vormen voor het feit dat hij daadwerkelijk niet meer met verzoekster samenwoont, is de voorzieningen-rechter vooralsnog van oordeel dat dit feit in combinatie met beide door verzoeker afgelegde verklaringen over zijn woonsituatie in het licht van de onder 2.9 vermelde jurisprudentie thans onvoldoende aantoont dat verzoeker nu wel voldoet aan de vereisten om in aanmerking te komen voor bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Ter zitting heeft verweerder er in dit verband voorts op gewezen dat getuigenverklaringen van buren in de woonomgeving van verzoeker en/of verzoekster voor verweerder aanleiding zouden kunnen zijn om de woonsituatie van verzoekers te gaan onderzoeken.
2.12Verder heeft verzoekster, afgezien van haar eigen verklaring dat zij alleenwonend is, geen relevante wijzigingen in haar woonomstandigheden naar voren gebracht.
2.13Bij deze stand van zaken is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat de door verzoekers ingestelde beroepen geen redelijke kans van slagen hebben.
Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter zal de verzoeken daartoe dan ook afwijzen.
3.Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, en op 24 november 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van
P.M. van der Pol, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.