Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6081

Datum uitspraak2008-12-04
Datum gepubliceerd2008-12-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200301906
Statusgepubliceerd


Indicatie

-


Uitspraak

Rolnummer: 22-003019-06 Parketnummer: 10-700185-05 Datum uitspraak: 4 december 2008 (bij vervroeging) TEGENSPRAAK Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 mei 2006 in de strafzaak tegen de verdachte: [verdachte], geboren te (Nederlandse Antillen) op 1978, thans gedetineerd. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 26 mei 2008, 8 september 2008 en 27 november 2008. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vorderingen van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen A en B en omtrent de schadevergoedingsmaatregel als nader in het vonnis omschreven. Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij B is in hoger beroep niet meer aan de orde, aangezien de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Vrijspraak Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2 primair, 2 meer subsidiair en 2 meest subsidiair is tenlastegelegd. Het hof overweegt hierbij met name als volgt. Niet is komen vast te staan wie de schutter is geweest. De verklaringen ter zitting van het hof afgelegd door B en A dat dat verdachte was, hebben op het hof niet voldoende overtuigende indruk gemaakt. Voorts is van enige betrokkenheid in de zin van de tenlastelegging van verdachte bij de schietpartij of bij degene die schoten heeft gelost onvoldoende gebleken. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2 primair, 2 meer subsidiair en 2 meest subsidiair is tenlastegelegd. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: “hij op 28 juli 2005 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1° van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een omgebouwd alarmpistool van het merk Tanfoglio, model GT-28, kaliber 6,35mm, en munitie van categorie III, te weten 4 kogelpatronen, kaliber 6,35mm, voorhanden heeft gehad”. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Strafmotivering De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft een omgebouwd alarmpistool met munitie voorhanden gehad. Hierdoor kan de algemene veiligheid van personen ernstig in gevaar worden gebracht, in het bijzonder omdat er immers kans is dat het wapen daadwerkelijk zal worden gebruikt. Blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 februari 2008, is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder voor overtreding van de Wet wapens en munitie, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is. Vordering tot schadevergoeding In het onderhavige strafproces heeft A zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 4.229,10. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag EUR 4.229,10. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd. De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist. Nu de verdachte ter zake van het onder 2 primair, 2 meer subsidiair en 2 meest subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering tot vergoeding van de als gevolg daarvan geleden schade. Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op zijn verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op artikel 57 (oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 (oud) van de Wet wapens en munitie. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2 primair, 2 meer subsidiair en 2 meest subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden. Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Verklaart de benadeelde partij A niet-ontvankelijk in zijn vordering. Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte. Dit arrest is gewezen door mr. P.J. Wurzer, mr. D. Jalink en mr. F.C.V. de Groot, in bijzijn van de griffier R. Luijken. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 december 2008. Mr. F.C.V. de Groot is buiten staat dit arrest te ondertekenen.