
Jurisprudentie
BG6143
Datum uitspraak2008-12-02
Datum gepubliceerd2008-12-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/2207 ALGEM
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/2207 ALGEM
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzoek om restitutie van premie in verband met negatief loon. Afwijzing van dit verzoek dat aangemerkt is als verzoek om terug te komen van eerder genomen, rechtensonaantastbaar besluit. Geen nieuwe feiten of omstandigheden.
Uitspraak
08/2207 ALGEM
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 maart 2008, 07/869 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.F.M. Verheij, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2008. Voor appellante is verschenen mr. Verheij, voornoemd. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen premie correctienota’s over de jaren 1997 tot en met 2001. Bij besluit op bezwaar van 21 maart 2003 zijn deze correctienota’s gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad bij uitspraak van 5 januari 2006, met kenmerk 04/6788 CSV, de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij hij de rekeningcourant opnames van [naam betrokkene] (hierna: betrokkene) heeft aangemerkt als loon en niet als lening.
1.1. Omdat betrokkene alle betreffende rekening courantopnames heeft terugbetaald is er volgens appellante sprake van negatief loon. Namens appellante is op 25 januari 2006 verzocht om restitutie van premie in verband met negatief loon. Dit verzoek heeft het Uwv, bij besluit van 3 augustus 2006 afgewezen wegens gebrek aan nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.
1.2. Bij besluit van 23 november 2006 heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 3 augustus 2006 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het namens appellante tegen besluit van 23 november 2006 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het verzoek van 25 januari 2006 moet worden aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het besluit van 21 maart 2003. Naar de mening van appellante betreft het verzoek de uitvoering van de beleidsregels inzake ten onrechte genoten loon.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De uitspraak van de Raad van 5 januari 2006 alsook het besluit van het Uwv van 21 maart 2003, zijn in rechte vast komen te staan en daarmee onaantastbaar geworden. Anders dan appellante is de Raad van oordeel dat het thans aan de orde zijnde verzoek van appellante ertoe strekt dat het Uwv van dit eerdere besluit terugkomt.
4.2. Een bestuursorgaan is in het algemeen bevoegd een verzoek van een belanghebbende om van een eerder genomen besluit terug te komen inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen. Bewoordingen en strekking van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan daaraan niet in de weg. Indien het bestuursorgaan met gebruikmaking van deze bevoegdheid het eerdere besluit handhaaft, kan dit echter niet de weg openen naar een toetsing als betrof het een oorspronkelijk besluit. Een dergelijke wijze van toetsen zou zich niet verdragen met de dwingendrechtelijke voorgeschreven termijn(en) voor het instellen van rechtsmiddelen in het bestuursrecht. De bestuursrechter dient dan ook het oorspronkelijke besluit tot uitgangspunt te nemen en zich in beginsel te beperken tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden en, zo ja, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden om het oorspronkelijke besluit te herzien.
4.3. In zijn uitspraak van 5 januari 2006 heeft de Raad voor zover hier van belang het volgende overwogen:
“De verzekeringsplicht van [naam betrokkene] is dan ook voor dit geding een gegeven waarvan uitgegaan dient te worden. (…)
Ten aanzien van de rekening-courant opnames van [naam betrokkene] stelt appellante zich op het standpunt dat er sprake is van een lening. Afgesproken was dat de geleende bedragen wel op enig moment moesten worden terugbetaald, wat uiteindelijk ook heeft plaatsgevonden door verrekening met de dividenden uit de vennootschap.
De Raad is van oordeel dat er in de omstandigheden van dit geval voldoende overtuigende argumenten voor handen zijn om ten tijde hier van belang de rekeningcourantopnames als loon te kwalificeren. De Raad wijst daarbij allereerst op het feit dat het salaris waarvoor [naam betrokkene] op de loonlijst van appellante stond bewust laag werd gehouden om loonbeslag te voorkomen. De hoogte van deze beloning stond echter in geen enkele verhouding tot het salaris dat appellante bij haar opdrachtgevers voor de werkzaamheden van [naam betrokkene] declareerde. Voorts is de lening niet op schrift gesteld en heeft in de hier van belang zijnde periode ook geen terugbetaling plaatsgevonden. Naar het oordeel van de Raad kan hieraan slechts de conclusie worden verbonden dat het reële karakter van de gestelde lening kan worden ontkend en dat het saldo van de opnames ten behoeve van privé-uitgaven ten laste van de rekeningcourantverhouding als loon in de zin van artikel 4 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) is aan te merken.”
4.4. Hieruit blijkt dat de verrekening met de dividenden van de rekeningcourantopnames thans niet als nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid kan worden aangemerkt op grond waarvan het besluit van 21 maart 2003 dient te worden herzien. Het feit dat de belastingdienst op grond van haar beleidsregels is overgegaan tot een gedeeltelijke correctie van de loonheffing maakt dit niet anders.
4.5. Eveneens blijkt uit het vorenstaande dat de opnames van betrokkene ten behoeve van privé-uitgaven ten laste van de rekeningcourantverhouding als loon in de zin van artikel 4 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering zijn aangemerkt. De Raad is dan ook met de rechtbank van oordeel dat hier geen sprake is van ten onrechte ontvangen loon als bedoeld in de Handleiding loonbelasting, premievolksverzekering en premies werknemersverzekeringen 2003. Het beleid van het Uwv met betrekking tot ten onrechte genoten loon dient deswege geen uitvoering te krijgen.
4.6. Het hoger beroep van appellante slaagt dan ook niet.
5. Ten slotte acht de Raad geen termen aanwezig voor een proceskostenvergoeding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net als voorzitter. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 december 2008.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) A. Badermann.
OA